133 welke bepalingen het Gemeentebestuur daaromtrent denkt te ontwerpen. Enkele artikelen vooral grijpen zeer in in den aard der bestaande woningen. Betreffende de artikelen zij het volgende opgemerkt. Artikel 3. Volgens lid 3 van dit artikel stellen Burgemeester en Wet houders het aantal bewoners of de beschikbare ruimte vast en blijkt niet of hier bet minimum van 10 M3 gesteld zal worden ook in deze inrirhtingen. De bepalingen hieromtrent ontgaan aan het Staatstoezicht, tenzij eeri minimum worde gesteld of de bepaling opgenomen, dat de Gezondheids-com missie daaromtrent worde gehoord. Artikel 6. Het bepaalde bij sub a voor zolders zal geene onover komelijke bezwaren hebben; een raam of luchtkoker kan ten allen tijde daar worden aangebracht en ontheffing hiervan te verleenen schijnt mij niet alleen overbodig, doch om hygië nische redenen zelfs te ontraden Het is dus zeer gewenscht te bepalendat op een zolder zonder raam of luchtkoker geene slaapplaatsen mogen worden gebruikt. Het bij sub b bepaalde zal evenwel grootere gevolgen kunnen hebben, wijl uit het verslag van het Woning-onder zoek in Leiden blijkt, dat bij een zeer groot aantal woningen onbeschoten zolders met slaapplaatsen zijn ingericht en een zeer groot aantal woningen onbeschoten zolders hebben welke niet als zoodanig in gebruik zijn. (Met slaapplaatsen 1853 en zonder 3096 zolders). Deze zolders zullen bij het in werking treden der verorde ning niet meer mogen worden gebruikt tot inrichting van slaapplaatsen, tenzij zij worden beschoten. Het beschieten van een zolder eener bestaande woning zal zeer dikwijls moeielijk, soms onmogelijk zijn en veel onkosten veroorzakenwaardoor de eigenaars er niet spoedig toe zullen overgaan. Wordt deze bepaling sub b zonder eenigen overgangs termijn doorgevoerddan zal de toestand slechter worden omdat vele huisgezinnen niet willen of kunnen verhuizen, het gebruik der slaapplaatsen op den zolder is verboden en zullen deze dus meerdere slaapplaatsen beneden moeten vinden, öp welke wijze dan ook. Tot verhuizing kan men niet dwingen, omdat Art. 1 en 2 niet van toepassing zijn op de gezinnendie het huis reeds bewoonden. Tevens rijst de vraag of een goed onderhouden zolder zonder beschieting met goede ventilatie wel van dien aard ongeschikt is om te worden gebruikt als slaapplaats, dat daartegen een totaal verbod worde uitgevaardigdwel verdient het aanbeveling in de verordeningen voor nieuwbouw eene bepaling op te nemen, dat de zolders boven woningen met hout moeten zijn beschotendoch bij beslaande woningen zal men moeten volstaan het gebruik dezer zolders toe te staan onder voorwaarde dat de daken in goeden staat verkeeren De verplichtingen, bij art. 3 opgelegd aan de bestuurders van in dit artikel bedoelde inrichtingen, zoowel als de mede- deeling, welke hun krachtens het derde lid door Burg. en Wet'n. zal gedaan worden, strekken ter vergemakkelijking van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij art. 2, dat natuurlijk ook voor die inrichtingen geldt. Hoewel het niet noodzakelijk schijnt dit in art. 3 uitdruk kelijk te vermelden, zou o. i. zonder bezwaar het derde lid aldus kunnen worden aangevuld: «Binnen 3 maanden na de aangifte wordt hun door Bur gemeester en Wethouders schriftelijk mededeeling gedaan van het grootste aantal personen dat in elk der in het eerste lid van dit artikel bedoelde vertrekken, overeenkomstig den regel in artikel 2 gesteldgelijktijdig slaapplaatsen gebruiken mag." Dat van de verplichting, bij art. 6 sub a aan den hoofd bewoner opgelegd, ontheffing verleend zal kunnen worden, is noodig geacht vooral met het oog op de vertrekken, die in deze bepaling naast zolders genoemd worden. In verscheidene perceelen hier ter stede worden vertrekken aangetroiïen, welke aan den bij deze bepaling gestelden eisch niet voldoen en niet dan bij gedeeltelijken herbouw van bet perceel onmiddellijk met de buitenlucht in verbinding gebracht kunnen worden. Wanneer in vertrekken als deze lucht en licht in voldoende mate toetreden, kan er alleszins reden bestaan om het bewonen daarvan toe te laten. In de opmerking van den Inspecteur kunnen wij geen aanleiding vinden u voor te stellen het artikel in dien zin te wijzigen dat ten aanzien van vertrekken wèl, doch ten aanzien van het bepaalde omtrent zolders geen ontheffing kan verleend worden. Het spreekt toch wel van zelf dat Burg. en Weth. geen gebruik zullen maken van de hun toegekende bevoegdheid om afwijkingen toe te staan, wanneer hiervoor geen dringende reden aanwezig is. Bij het woningonderzoek is gebleken dat verreweg de meeste onbeschoten zolders, waar slaapplaatsen gebruikt worden, hiervoor uit een oogpunt van hygiene niet geschikt zijn wegens den slechten toestand van de daken. Juist omdat de ervaring geleerd heeft, dat maatregelen om een behoorlijk onderhoud van de daken te bevorderen slechts zeer weinig uitwerken, is een voorschrift als alinea b van art. 6 inhoudt, noodig en doelmatig geacht, en verdient het geene aanbeveling om, zooals door den Inspecteur voorgesteld wordt, het gebruik van zolders toe te staan onder voorwaarde dat de daken in goeden staat verkeeren. Bovendien wordt aldus niet alleen een onvoldoend criterium gegeven, omdat over de vraag of een dak al dan niet in goeden staat verkeert, de meeningen veelal zullen uiteenloopen, maar zal ook een om slachtig onderzoek en een voortdurend toezicht van aan te stellen deskundige ambtenaren vereischt worden. Veel doelmatiger is het daarom voor te schrijven dat zolders, waar slaapplaatsen gebruikt worden, beschoten moeten zijn omdat het toezicht op dé naleving hiervan eenvoudig is, tot geen bezwaren aanleiding zal geven en een meer afdoende verbetering van den toestand der zolders kan verkregen worden. Het door den Inspecteur tegen deze bepaling geopperde be zwaar, dat het beschieten van een zolder eener bestaande woning zeer dikwijls moeilijk, soms onmogelijk zal zijn en veel onkosten zal veroorzaken, zou alleen dan gegrond zijn, wanneer ten aanzien van deze woningen steeds gevorderd zou moeten worden dat op het dak eene beschieting, geheel vol gens de eischen der techniek aangebracht worde als bij nieuw bouw of bij geheele vernieuwing van het dak zou geschieden. Waar echter evenzeer aan de bepaling wordt voldaan, wanneer op den zolder van eene bestaande woning eene beschieting onder het dak, aan de binnenzijde der spanten wordt aange bracht, hetgeen steeds mogelijk blijkt, zal het voorschrift gering bezwaar voor den eigenaar opleveren en zal hij stellig tot minder kosten genoopt zijn, dan wanneer eeri aan alle eischen vol doende herstelling of eene vernieuwing van het dak van hem gevorderd wordt. De bedenkingwelke bovendien nog tegen alinea b gemaakt wordt, dat, indien geen overgangstermijn gesteld wordt, de toestand slechter zal worden, is dus ongegrond, maar zonder eenig bezwaar kan daaraan worden tegemoet gekomen, door de mogelijkheid open te laten ook van deze bepaling ontheffing te verleenen, zoodat wij U in overweging geven de laatste alinea van art, 6 aldus te wijzigen, dat zij luidt: Van de verplichtingen, genoemd sub a en b kan door Bur gemeester en Wethouders schrittelijk tot wederopzegging ont heffing verleend worden." Mocht de Inspecteur ook dan nog zijn bezwaar tegen alinea

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 3