132
Zulks wordt bevestigd door de uitspraak van het in Sep
tember j.l. te Brussel gehouden Internationaal Zuivelcongres,
waarbij de wensehelijkheid van botercontróle-stations ten
behoeve van de(n) eerlijke boterindustrie en boterhandel met
groote meerderheid werd erkend.
Adressant wenscht er voorts op te wijzendat de boter
die onder controle van voormeld laboratorium staat, niet
alleen wordt onderzocht op de aanwezigheid van vreemde
vetten, maar ook op watergehalte, en dat dus ook garantie
kan worden verleend voor hare voedende waarde.
De tabellen, die de resultaten der verschillende onder
zoekingen bevatten, worden hierbij overgelegd.
Waar eenerzijds echter de kosten van aansluiting bij het
botereontróle-station noodwendig zeer hoog moeten zijn,
waarvoor wij uw aandacht vestigen op de hierbij ge voegde
begrooting voor 1903, en daardoor de toetreding van vele
producenten nog achterwege blijft, daar vinden wij anderzijds
in het voorschreven groote algemeene belang dat door ons
slation wordt gediend, aanleiding de geldelijke hulp van
Gemeente. Rijk en Provincie in te roepenteneinde daardoor
algemeene toetreding te bevorderen.
De provincie Zuid-Holland stond bereids voor 1904 500.
toe, van het Rijk staat ons eene jaarlijksche subsidie te
wachten.
Adressant vleit zichdat de gemeente Leiden zal volgen
't goede voorbeelddat de gemeente Deventer gaf ten opzichte
van het door ons erkende zusterstation aldaaraan 't welk
behalve gas- en watergebruik, ook de benoodigde localiteit
kosteloos ten gebruike werd afgestaan. In het feit, dat onze
Vereeniging voormeld laboratorium voor drie jaren huurde
tot den prijs van f 175.'sjaars, en de duinwater-voor
ziening in die gemeente geen gemeentelijk bedrijf uitmaakt,
vinden wij aanleiding ons tot het College te wenden met het
voornoemd verzoek. 't Welk doende
het Bestuur der Vereeniging y>het Botereontróle-
station in Zuid-Holland,"
S. C. Korteweg, Voorzitter.
's-Gravenhage30 Sept. 1903. A. Bos, Secretaris.
N°. 314. Leiden, 16 October 1903.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. E. M.
Tiemeijer om eervol ontslag uit hare betrekking van hoofd
onderwijzeres aan de openbare bewaarschool aan de Oude Vest
en onder mededeeling, dat tegen inwilliging daarvan bij ons
college zoo min als bij de Commissie voor de Bewaarscholen
bezwaar bestaat, geven wij U in overweging aan Mej. E. M.
Tiemeijer, op haar verzoek, met ingang van 1 Januari 1904,
eervol ontslag te verleenen uit hare hieibovengenoemde be
trekking, onder dankbetuiging voor de vele goede diensten
door haar in het bewaarschoolonderwijs aan de gemeente be
wezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden12 October 1903.
Ingevolge het verzoek van uw College, d.d. 2 October 1903,
n°. 10a/3. om advies in zake het adres van Mej. E. M. Tiemeijer
heeft de Commissie der bewaarscholen de eer U het volgende
mede te deelen
Mej. Tiemeijer heeft ruim 34 jaren aan het hoofd der bewaar
school aan de Oude Vest gestaan Zij was daar tot algemeene
tevredenheid van de commissie werkzaam, die haren aange-
namen toon en haren vriendelijken omgang met de kinderen
zeer waardeerde.
Nu zij hare taak als volbracht kan rekenen, wenscht zij ter
rechter tijd heen te gaan.
De Commissie der bewaarscholen stelt U voor aan Mej. E. M.
Tiemeijer tegen 1 Januari '1904 eervol ontslag te verleenen
onder dankbetuiging voor de vele goede diensten, door haar
in het bewaarschoolonderwijs aan de Gemeente bewezen.
De Commissie der bewaarscholen,
J. A. van Hamei., Voorzitter.
J. Wuyster, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester eri Wethouders van Leiden.
Leiden, 1 October 1903.
Edel Achtb. Heeren
De ondergeteekende, hoofd der openbare bewaarschool aan
de Oude Vest, heeft de eer U, wegens haar gevorderden
leeftijd, beleefd te verzoeken, haar met ingang van den len
Januari 1901, met toekenning van haar recht op pensioen,
eervol uit hare betrekking te ontslaan.
't Welk doende,
Uw dienstw. dienares,
E. M. Tiemeijer.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
's-Gravenhage, 18 Augustus 1903.
Betredende de mij bij nevens vermeld kantschrijven toege
zonden stukken, heb ik de eer U HoogEdelGestrenge als volgt
te dienen van bericht en raad.
Het wil mij voorkomendat deze verordening de bepalingen,
welke gesteld moeten worden volgens Artikel 1 sub. c der
Woningwet, vooruitloopt en het gewenscht ware te weten,
N°. 315. Leiden, 1 October 1903
Blijkens een door de Gedeputeerde Staten dezer Provincie tot
Burg. en Weth. gericht schrijven, waarvan U in Uwe op den
len September 11. gehouden zitting mededeeling gedaan is, werd
door eerstgenoemd College de beslissing omtrent de door
Uwe vergadering op 9 Juli 11. vastgestelde Verordening «hou
dende voorschriften nopens behoorlijke bewoning van woningen"
(Ing. St. n°. 209) verdaagd met het oog op de bedenkingen, welke
door den Inspecteur voor de volksgezondheid tegen de arti
kelen 6 en 8 dezer verordening gemaakt zijn.
Na kennisneming van het door dezen uitgebracht advies,
dat Gedeputeerde Staten in afschrift bij hun schrijven voegden
en door Burg. en Weth. in onze handen werd gesteldhebben
wij gemeend U te moeten voorstellen om, hoewel de gegrond
heid van de bedenkingen van den Inspecteur niet kan worden
toegegeven, in de beide genoemde artikelen zoodanige wijzi
ging aan te brengen, als, naar wij vertrouwenGedeputeerde
Staten tot goedkeuring der Verordening zal kunnen leiden,
terwijl wij IJ tevens voorstellen in een der andere artikelen
waartegen bij den Inspecteur ook bedenkingen gerezen zijn,
eene aanvulling op te nemen ten einde de bedoeling dier
bepaling nog duidelijker te doen uitkomen.
Evenwel kunnen wij niet nalaten er op te wijzen, dat de
Inspecteur blijkbaar gemeend heeft zich te moeten inlaten
ook met onderwerpen van zuiver plaatselijken aarddiezoo
het ons ten minste toeschijnt 't best door den Gemeenteraad
beoordeeld kunnen worden.
Waar toch tegen sommige artikelen als bezwaar wordt
aangevoerd dat zij te diep ingrijpen in alhier bestaande
woningtoestanden, en niet alleen wordt aangegeven welke
bepalingen overigens nog hadden moeten worden vastgesteld,
maar zelfs over de zwaarte van de straffen een oordeel wordt
uitgesproken, daar wil het ons voorkomen, dat de regeling
van dergelijke punten veilig aan het zelfstandig inzicht van
den plaatselijken wetgever kan overgelaten worden.
Overigens geeft het advies van den Inspecteur, dat wij de
eer hebben hierbij over te leggenons aanleiding tot de vol
gende opmerkingen:
Afschrift.