124 tegen bij ons college geen bezwaar bestaat geven wij Uwe Vergadering in overweging de bovenwoning van het perceel Nieuwsteeg 10 weder voor den tijd van één jaar, ingaande 1 November 1003 en alzoo eindigende 31 October 1004, te verburen aan J. A. van der Valk Bonman, voor f 175.per jaar en verder onder He bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 304. Leiden, 0 October 1903. Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan het Leidsche Geheelonthouders Zangkoor tot wederop- zeggens toe vergunning te verleenen het zanglokaal der Kweek school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te gebruiken voor het houden van zangrepetities, des Dinsdagsavonds van Bi tot 10 uur, tegen betaling van 10.'s jaars per wekelijksch uur en van f 5.per jaar als vergoeding voor de kosten van vuur en licht en onder voorwaarde dat de kosten van schoonhouden en bediening en van herstel der aan het ge bouw of meubilair eventueel toegebrachte schade door de gebruikster worden vergoed en dat alle ter zake van het gebruik gegeven of nog te geven voorschriften door haar zullen worden nagekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennenGuliana Cor nelia van Eek geboren Koch, Presidente en Catharina Adriana Sasburg, Secretaresse, wonende de laatste Haarlemmerstraat 73, tezamen vormende het Bestuur van het Leidsche Geheelont houders Zangkoor; dat zij Uw College beleefd verzoeken voor de zangrepetities van het koor gebruik te mogen maken van de muziekkamer in het gebouw der gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers op de Oude Vest te Leiden en wel eiken Dinsdag van tot 10 uur, des avonds. 't Welk doende enz., De Presidente G. C. van Eck—Koch. De Secretaresse Leiden, 30 September 1903. C. A. Sasburg. N°. 305. Leiden, 28 September 1903. Naar aanleiding van nevensgaand, door Burg. en Weth. in handen onzer Commissie gesteld adres van de Leidsche Wiel- rijdersvereeniging »A11 Right", waarin verzocht wordt het ver bod om in de Watersteeg een rijwiel te berijden op te heffen, hebben wij de eer U mede te deelen dat de daartegen door adressante aangevoerde bezwaren ons geene aanleiding geven U voor te stellen te besluiten tot intrekking van dit verbod, waarvan trouwens aan henvoor wie het inderdaad eene te groote belemmering zou opleveren, door Burg. en Weth., in gevolge de laatste alinea van art. 5 der Verordening op het Wielrijden, ontheffing kan worden verleend. In Uwe op den 23sten Mei 1901 gehouden zitting werd uit voerig van gedachten gewisseld over de vraag of het toen reeds geldende verbod al dan niet zou moeten worden gehandhaafd, als gevolg van welke bespreking het rijden met rijwielen in de Watersteeg bij wijze van proef tijdelijk werd toegelaten. Bij de vaststelling van de Verordening op het Wielrijden bleek Uwe Vergadering echter van oordeel te zijn dat de veiligheid van het verkeer in genoemde steeg niet voldoende verzekerd was, indien aan bestuurders van rijwielen werd toegestaan aldaar, zij het ook langzaam, te rijden. Sedert is het verkeer in deze steeg, zoowel van voetgangers als met voertuigen, niet verminderd, terwijl zich overigens geene omstandigheden hebben voorgedaanwelke de intrek king van het verbod zouden wettigen. Wij geven U derhalve in overweging op het verzoek van de Vereeniging All Right" afwijzend te beschikken. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Leidsche Wielrijdersvereeniging All Right", laatstelijk goedgekeurd bij Kon. Besl. van 22 Juni 1899, N°. 66 (Staats blad n°. 156) alhier, neemt met deze beleefd de vrijheid U te wijzen op het groote ongerief, veroorzaakt doordat de Water steeg niet per rijwiel mag worden doorgereden. Het telkens moeten op- en afstijgen is lastig en veroorzaakt oponthoud, terwijl het bevel, dat genoemde steeg alleen lang zaam mag worden doorgereden, voldoende zoude zijn om on gelukken te voorkomen. Redenen waarom zij dringend verzoekt de Watersteeg open te stellen voor wielrijders, mits langzaam rijdende. Namens het Bestuur. 13. de Koning Jr., Voorzitter. G. W. Zandvoort Jr., Leiden, 8 Juli 1903. Ie Secretaris. N°. 306 Leiden, 28 September 1903. Bij de vaststelling van de Verordening op het Wielrijden bleek Uwe Vergadering van oordeel te zijn, dat het geen aan beveling verdiende daarin de door onze Commissie voorgestelde bepaling op te nemen, strekkende om voor de toepassing, van deze verordening onder rijwielen ook de motorrijwielen te be grijpen. Dientengevolge is het rijden met deze voertuigen onder worpen aan de bepalingen der verordening op de straatpolitie, die de motorrijwielen begrijpt onder de voertuigen door me chanische kracht voortbewogen. Terwijl het nu ingevolge art. 5 sub d en f van de Veror dening op het Wielrijden verboden is o. a. in de Watersteeg een rijwiel te berijden, en evenzoo op Zon- en Christelijke feestdagen gedurende een gedeelte van den namiddag op het Plantsoen, een gedeelte van de Plantage, den Witten Singel, den lleeren- en den Zijlsingel, mogen bestuurders van motor rijwielen of van andere door mechanische kracht voortbewogen voertuigen aldaar ten allen tijde rijden, aangezien eene be paling als bovengenoemd art. 5 inhoudt, in de Verordening op de Straatpolitie niet voorkomt. De bezwaren, welke, naar ons gebleken is, hieruit voort vloeien geven onze Commissie aanleiding U voor te stellen de Verordening op de Straatpolitie in dien zin aan te vullen, dat bedoelde verbodsbepalingen ook zullen gelden voor het rijden met voertuigen door mechanische kracht voortbewogen met deze beperking evenwel, dat het verbod om in de Water steeg te rijden, zich alleen zal uitstrekken tot bestuurders van motorrijwielen, voor wie dit, evenmin als voor wielrijders, bezwaar zal opleveren, daar zij hunne voertuigen aan de hand kunnen voeren. Wordt echter ook aan bestuurders van andere door mecha nische kracht voortbewogen voertuigen (automobielen) het rijden in deze steeg verhinderd, dan zullen dezen, wegens de weinige en ver van elkander verwijderde verbindingen tusschen den Nieuwen Rijn en de Hoogewoerd, een te groote belem mering ondervinden. Wij geven U derhalve in overweging tot de vaststelling van de hier bijgaande concept-verordening over te gaan. De Commissie voor de Strafverordeningen Aan den Gemeenteraad. VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening op de Straatpolitie van den lstcn April 1897 (Gemeente blad n°. 6) laatstelijk gewijzigd bij de Verordening van den 18den Juni 1903 (Gemeenteblad n°. 32). Eenig Artikel. Aan artikel 69 der Verordening op de Straatpolitie wordt toegevoegd »d) op Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen, van 1 April tot 1 October tusschen des namiddags 3 en 7 uur en van 1 October tot 1 April tusschen des namiddags 2 en 5 uur, op het Plantsoen, het gedeelte van de Plantage, be grepen tusschen het Plantsoen en de Hoogewoerd, en verder op den Witten Singel, den Zijlsingel en den Heerensingel. Het is den bestuurders van motorrijwielen bovendien ver boden door de Watersteeg te rijden." N°, 307. Leiden13 October 1903. Wij hebben de eer u mede te deelen dat er bij ons tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer H. W. Blote, arts, geen bezwaar bestaat, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven den adressant wederom voor den tijd van drie jaren in de betrekking van Stads-Geneesheer te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 6