114
verhooging, indien aangenomen, reeds met 1 Januari 1904
in werking zal moeten tredenbieden wij u spoedshalve reeds
thans deze voordracht aanopdat nog in dezelfde zitting, waarin
de begrooting zal worden behandeld, na de vaststelling daarvan
tot de vaststelling der gewijzigde verordening zal kunnen wor
den overgegaan.
Zooals u bekend is, is de gemeente in de vaststelling barer
opcenten op de personeele belasting niet geheel vrij. Zij is
daarbij gebonden aan de regelengesteld bij art. 247 der
gemeentewet, zooals dit artikel nader gewijzigd is bij de wet
van 24 Mei 1897, (Stbl. n°. 156). Daaruit blijkt dat, indien
de gemeente meer dan 50 opcenten wenscht te heffen, het
getal 50 toch niet mag worden overschreden voor de aan
slagen van henvoor wie de belastbare huurwaarde niet te
boven gaat het dubbele van een som, welke in art. 12 der
wet op de Personeele belasting voor deze gemeente is bepaald
op 87.50, en dat het verder geleidelijk moet stijgen zoo, dat
het volle getal bereikt wordt uiterlijk bij de aanslagen van
hen, voor wie de belastbare huurwaarde het vijfvoud van de
bedoelde som bedraagt, terwijl eindelijk ook op de aanslagen
van hen die niet naar den grondslag huurwaarde worden aan
geslagen, het volle getal opcenten geheven wordt. M. a. w.
het getal opcenten moet hier in Leiden beperkt blijven tot
50 voor de aanslagen van henvoor wie de belastbare huur
waarde 175.— of minder is, en het volle aantal opcenten
moet bereikt zijn uiterlijk bij de aanslagen van hen voor
wie de belastbare huurwaarde 437.50 bedraagt.
Thans worden hier in Leiden geheven van 50 tot 68 op
centen, n.l. 50 opcenten voor de perceelen, wier belastbare
huurwaarde niet meer dan 175.bedraagt56 voor die wier
belastbare huurwaarde meer dan 175.doch niet meer dan
ƒ262.50 bedraagt; 62, wanneer zij meer dan 262.50, doch
niet meer dan ƒ350. bedraagt, terwijl eindelijk het volle
getal van 68 reeds bereikt wordt bij de perceelenwier be
lastbare huurwaarde meer dan ƒ350.is.
Blijkens ons in de maand Januari van dit jaar door den
Inspecteur der Directe Belastingen verstrekte inlichtingen
bedroeg op het kohier 1902 het aantal perceelen van een
belastbare huurwaarde van niet meer dan ƒ175—, 3935, tezamen
opbrengende in hoofdsom een totaal bedrag aan belasting van
ƒ12547.12 Hiervan bedroegen dus 50 opcenten ƒ6273.56. Per
ceelen met een belastbare huurwaarde van meer dan ƒ175.
doch niet meer dan 262.50 waren er 847, te zamen opbren
gende in hoofdsom ƒ12429.59. Hiervan beliep 56% ƒ6960.57.
Tot de volgende rubriek (meer dan 262.50, doch niet meer
dan ƒ350.—behoorden 589 perceelenin hoofdsom opbrengende
15.385.26s. 62 opcenten op dit bedrag leverden dus op ƒ9538.865.
Eindelijk waren er 1086 perceelen met een belastbare huur
waarde van meer dan ƒ350.— en waarvan dus 68 opcenten
geheven werden. Wij zullen echter deze perceelen aanstonds
splitsen- in die wier belastbare huurwaarde meer dan 350.
doch minder dan 437.50 bedraagt en die wier belastbare
huurwaarde ƒ437.50 en meer bedraagt, omdat ook in het
thans ingediende voorstel die verdeeling gevolgd wordt.
Tot de eerste groep behoorden dan 318 perceelen, met een
belastingopbrengst in hoofdsom van ƒ11.944.675tot de tweede
768 perceelen met een opbrengst van 67.688 53. 68 opcenten
op deze bedragen geven resp. ƒ8122.38 en 46028.20. Ein
delijk was de opbrengst van 88 perceelen die niet naar den
grondslag huurwaarde waren aangeslagen ƒ182.50, waarvan
68% ƒ12410. Het totaal bedrag der opcenten zou dus be
dragen ƒ6273.56 ƒ6960 57 ƒ9 538 865 ƒ8122.38
46028.20 ƒ124.10 77047.675.
Houden wij nu bovenstaande getallen en bedragen aanook
voor het jaar 1904, waarbij wij zeker niet ver van de werke
lijkheid zullen af zijn, en nemen wij aan dat overeenkomstig
ons voorstel zullen worden geheven resp. 50, 60, 70, 80 en
90 opcenten, dan zal de opbrengst der opcenten in de ver
schillende rubrieken resp bedragen ƒ6273.56, ƒ7457.755,
ƒ10769.685 9555.74 en ƒ60919.675, terwijl de 90 opcenten
van de 88 perceelen, die niet naar den grondslag huurwaarde
zijn aangeslagen, zullen opbrengen ƒ164 25. Alles te zamen
genomen zal dan dus de opbrengst der opcenten zijn ƒ95140.665
of ruim 18000 meer dan thans verkregen wordt.
Het komt ons voor, dat na bovenstaande toelichting niet
veel naders ter verdediging van ons voorstel behoeft te worden
aangevoerd. Nu eenmaal versterking onzer gemeentelijke
geldmiddelen volstrekt noodzakelijk is, schijnt ons deze be-
lastingverhooging alleszins billijk toe. Het aantal thans hier
ter stede geheven wordende opcenten mag, in vergelijking
met andere gemeenten van denzelfden omvang, laag genoemd
worden; dat aantal zal, ook na de door ons voorgestelde
verhooging, nog niet hoog zijn. Er wordt een geleidelijke pro
gressie verkregenin dier voege dat van de perceelen met
een grootere belastbare huurwaarde, voor zoover de wet dit
toelaat, ook een hoogere belasting zal worden geheven. Eindelijk
heeft de wet zelve, door hare milde bepaling van art. 11 er
voor zorg gedragen, dat winkels en uitstallokalen ook naar
den verhoogden maatstaf niet te zwaar zullen worden belast.
Alles te zamen genomen dus kan er tegen deze belasting-
verhooging wel geen ander bezwaar worden aangevoerddan
dat het eene belasting-verhooging is.
Indien wij toch bovenstaande bedragen nogmaals bekijken, dan
zien wij dat voor de 3935 perceelen van een belastbare huurwaarde
van 175.— en daar beneden niet meer belasting zal worden ge
heven; dat de meerdere opbrengst der belasting slechts ƒ500.
zal bedragen voor de 847 perceelen van 175.tot ƒ262.50;
slechts ruim ƒ1200.voor de 589 perceelen van ƒ262.50 tot
350.— ruim 1400.voor de 318 perceelen van 350.—
tot. 437.50; en eindelijk bijna ƒ15000.voor de 768 per
ceelen van 437.50 en daarboven. Door deze laatste, door de
meer gegoeden bewoonde, perceelen, zal dus het leeuwendeel
der geraamde hoogere opbrengst van ƒ18000.— worden op
geleverd.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
tot de vaststelling der navolgende verordening over te gaan:
VERORDENING! op de heffing van opcenten op de hoofd
som der Rijks Personeele belasting te Leiden.
Eenig Artikel.
Te beginnen met 1 Januari '1904 worden, ten behoeve van
de gemeente Leidende navolgende opcenten geheven op de
hoofdsom der Rijks Personeele belasting:
50 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur
waarde niet meer dan ƒ175.bedraagt;
60 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur
waarde meer dan ƒ175.— doch niet meer dan ƒ262.50 be
draagt
70 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur
waarde meer dan ƒ262.50, doch niet meer dan ƒ350.bi-
draagt
80 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur
waarde meer dan ƒ350.doch minder dan ƒ437.50 bedraagt;
90 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur
waarde ƒ437.50 en meer bedraagt, zoomede op de aanslagen
van hen die niet naar den grondslag huurwaarde worden
aangeslagen.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 290. Leiden, 25 September 1903.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat bij ons college
geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van bijgaand ver
zoek van C. M. Briët, H. Middendorp en S. A. Briët, mits
aan de vergunning de gebruikelijke voorwaarden worden
verbonden.
Derhalve, geven wij U in overweging aan adressanten ver
gunning té verleenen om het gymnastieklokaal aan de Pieters
kerkgracht gedurende het aanstaande winterseizoen op een
of meer door ons aan te wijzen avonden en op de door ons
te bepalen uren te gebruiken voor de beoefening van het
lawntennisspel, tegen betaling van ƒ10.per wekelijksch uur
en van de kosten van verwarming, verlichting, schoonhouden
en bedienen en van herstel van eventueel aan lokaal of meu
bilair toegebrachte schade en verder onder bepaling dat de
door ons ter zake van het gebruik gegeven of nog te geven
voorschriften zullen moeten worden nagekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen onderge-
teekenden C. M. Briët, 11. Middendorp, S. A. Briët, dat zij
voor het aanstaande winterseizoen, van het gymastieklokaal
op de Pieterskerkgracht wenschen gebruik te maken, om het
lawntennisspel te kunnen beoefenen.
Redenen waarom zij zich tot uw college wenden om de
daartoe vereischte vergunning te verkrijgen.
't Welk doende enz.
C. M. BiuëR.
H. Middendorp.
S. A. BRiëT.
N°. 291. Leiden, 26 September 1903.
Wij geven U in overweging afwijzend te beschikken op
nevensgaand verzoek van W. A. van Lith.
De heer van Lith heeft, als aannemer van den bouw der
school aan de Paul Krügerstraat, evenals ieder ander, wiens
personeel in de termen van art. 1 der Ongevallenwet valt,
zich verplicht gezien de premiën, voor de verzekering der bij