GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Ill INGEKOMEN SH KIlEi\. N°. 276. Leiden, 21 September 1903. De Commissie van financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat zij, wanneer door U wordt besloten tot aanneming van de navolgende voorstellen van Burgemeester en Weths: 1°. tot verhooging van volgnummer 74 der begrooting, dienst 1903, »Kosten voor het onderhouden en schoonhouden van het gebouw of vertrek bestemd voor de vergaderingen van den Raad, van Burg. en Weth. en voor de Secretarie". (Ing. Stukken n°. 263); 2°. tot verhooging van volgnummer 129 der begrooting, dienst 1903: «Overige kosten van fabricage". (Ing. Stukken n°. 264) 3°. tot toekenning aan het Bestuur der Leidsche Vereeni- ging tot bescherming van dieren van eene subsidie in de kosten van eene op 3 October a. s. te houden keuring van trekhonden. (Ing. Stukken n°. 266); 4°. tot oprichting van een Kori-oven op het terrein van het Openbaar Slachthuis. (Ing. Stukken n°. 270) en 5°. tot beschikbaarstelling van gelden voor de vergrooting van het wachtlokaal der politie-agenten 3e klasse, in het Raadhuis (Ing. Stukken n°. 273), geene bedenkingen heeft tegen de wijze waarop de gelden tot bestrijding der kosten zullen gevonden worden, in welk geval zij U voorstelt tot de vaststelling van de overgelegde begrootingsstaten over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 277. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Mijne Heeren, Ondergeteekenden, uwe medeleden, hebben de eer, U voor te stellen, ter aanstaande ledenvergadering op het door de brugwachters ingediend adres te besluiten, om met ingang van 1 Januari 1904 de bezoldiging der brugwachters eerste klasse vast te stellen op 065.60 'sjaars; de bezoldiging der brugwachters tweede klasse welke vijf of meer dienstjaren hebben, vast te stellen op ƒ590.60; de bezoldiging der brugwachters tweede klasse, welke minder dan vijf dienstjaren hebben, vast te stellen op ƒ550. Zij voegen hierbij de onderstaande toelichting. Leiden, 21 September 1903. ToelichtingVolgens de ingediende begrooting bedraagt de bezoldiging der brugwachters le klasse ƒ545.80; die der brug wachters 2e klasse ƒ495.80. Hoezeer erkennende, dat deze gemeente-ambtenaren vrijwel gelijk te stellen zijn wat betreft maatschappelijke positie, aard der betrekking, mate van verantwoordelijkheid, werk tijden enz. met de agenten van politie, en hunne bezoldi ging dan ook met inachtneming der bij deze aangenomen klasseindeeling en perioden van traktementsverhooging zou behooren te worden geregeld, meenen zij in dien geest een voorstel niet te moeten doen, omdat met het oog op het on gunstig advies, door Burgemeester en Wethouders gegeven op voornoemd adres, en met het oog op de heerschende ont stemming naar aanleiding der aanstaande belastingverhooging, een dergelijk voorstel weinig of geen kans op welslagen zou aanbieden. Overtuigd echter, dat het rechtmatig verzoek der brug wachters om loonsverhooging niet langer zonder meer mag worden afgewezen, meenen de voorstellers een middenweg te moeten aanbevelen. Volgens hun voorstel zou dan de bezoldiging der brug wachters eerste klasse gelijk worden aan die der agenten van politie 2e klasse, de bezoldiging der brugwachters tweede klasse, welke vijf en meer jaren dienst hebben, gelijk worden aan de gemiddelde bezoldiging der agenten van politie 3e klasse, terwijl de bezoldiging der brugwachters tweede klasse, welke minder dan vijf jaren in dienst der gemeente zijn, gelijk wordt gesteld met die der agenten van politie 3e klasse van de laagste bezoldiging. Volgens de loopende begrooting zouden dan de cijfers worden 15 brugwachters le klasse ad ƒ665.60 9984.— 7 brugwachters 2e klasse ad 590.60 4134.20 8 brugwachters 2e klasse ad ƒ550.—4400. 8534.20 Totaal. ƒ18518.20 Volgens de ingediende begrooting verdienen de brugwachters op het oogenblik te zamen 15624. zoodat de totale verhooging zou bedragen 2894.20 N°. 278. Leiden23 September 1903. De Commissie van Financiën heeft tegen de in hare han den gestelde rekening van het H. G. of arme Wees en Kin derhuis, over het jaar 1902, geene bedenkingen en stelt u voor die rekening goed te keuren. in ontvangst ad f 31872.43 s in uitgaaf ad28578.21s sluitende met een batig saldo van 3294.22 Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 279. Leiden, 23 September 1903. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat zij tegen de in hare handen gestelde rekeningen van het R.-C. Weeshuis en van het R.-C. Armbestuur, beide den dienst 1902 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U voor deze rekeningen goed te keuren, die van het Weeshuis: in ontvangst ad18583.75 in uitgaaf ad18032.01 sluitende met een batig saldo van551.74 en die van het Armbestuur: in ontvangst ad7379.045 in uitgaaf ad7324.50 sluitende met een batig saldo van54.54s Aan den Gemeenteraad De Commissie van Financiën. N°. 280. Leiden, 23 September 1903. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te dee len, dat zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van de dienstdoende Schutterij, voor het dienstjaar 1904, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U derhalve tot voorloopige vaststelling van die begrooting over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 281. Leiden, 23 September 1903. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de door het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting ingediende begrooting voor het dienstjaar 1904 en adviseert U tot goed keuring van die begrooting te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 282. Leiden, 23 September '1903. Bij nevensgaand adres verzoekt Mevr. A. A .Ch. Mar tensBloem teruggave van betaald schoolgeld over de beide laatste maanden van het eerste kwartaal en vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor de laatste drie kwartalen van den loopenden cursus voor haar zoon, die, met het oog op zijn aanstaand vertrek naar Ned. Indië, den 19en September j 1. het Gymnasium heeft verlaten. Aangezien de verordening op de heffing van schoolgeld aan het Gymnasium toelaat om in bijzondere gevallen gedeeltelijke vrijstelling te verleenen van de betaling van schoolgeld voor een vol jaar voor leerlingen die in den loop van het school jaar de inrichting verlaten, doch tevens bepaalt dat in die gevallen het schoolgeld althans verschuldigd is tot het einde A. VAN DER ElST. K SlJTSMA. A. I. WlTMANS MzN. A. VAN DER ElST. K. SlJTSMA. A. I. WlTMANS MzN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 1