GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 N° 231. OGËKOMËW STUKKEN. Leiden, 10 Augustus 1903. Wij hebben de eer U, ingevolge het bepaalde bij het 1e lid van art. 30 der Wet van 17 Augustus '1878 Stbln°. 127) »tot regeling van het Lager Onderwijs", mede te deelen, dat wij ons genoopt hebben gezien den onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse nn. 1 A. G. P. C. Nass, op voorstel van den arrondissements-schoolopziener, wegens grove tekort komingen en voortdurend ernstig plichtverzuim, met ingang van 11 Augustus a. s. voor den tijd van 14 dagen in zijne betrekking te schorsen. De ter zake betrekking hebbende stukken, waarin de gronden waarom wij meenden tot het opleggen dezer straf te moeten overgaan, nader breedvoerig zijn toegelicht, liggen in de Lees kamer ter inzage. Krachtens het bepaalde bij het 3e lid van bovengenoemd artikel, kan de schorsing binnen den tijd waarvoor zij is uit gesproken, door den Gemeenteraad worden opgeheven. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad. N°. 232. Leiden, 27 Juli 1903. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde suppletoire staten van begrooting van het R.-C. Wees- en Oudeliedenhuis en van het R -C. Armbestuur en tegen de staten van af- en overschrijving op de begrootingen dier instellingen, alle het dienstjaar 1902 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U voor die staten goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No. 233. Leiden, 28 Juli 1903. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. B. Alter geb. de Jong en van het daaromtrent uitgebracht advies van den Stads-vroedmeester, hebben wij de eer U voor te stellen Mej. B. Alter geb. de Jong wederom voor den tijd van drie jaren in de betrekking van Stads-vroedvrouw te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 22 Juli 1903. Met terugzending van het adres van Mej. B. Alter—de Jong bij apostille van 13/7 jl. n°. 2/154 in mijn handen gesteld, heb ik de eer UEd.Achtb. te berichten, dat ik niet geloof, dat er bezwaren zijn Mej. Alter de gevraagde wederaanstelling te verleenen. P. C. T. van der Hoeven. Leiden, 11 Juni 1903. Aan den EdelAchtbaren Raad der gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren, OndergeteekendeB. Alter—de Jong, verloskundige alhier, geeft met verschuldigden eerbied te kennen dat, aangezien de termijn harer aanstelling als gemeente vroedvrouw met den 15den Juli 1903 eindigt, zij gaarne weder in hare betrekking zou worden gecontinueerd. Zich in Uwe welwillendheid beleefd aanbevelend, heeft zij de eer te zijn, van U, EdelAchtbare Heeren De dienstwillige Dienares, Haarlemmerstraat 162. B. Alterde Jong. No. 234. Leiden, 8 Augustus 1903. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij geen bezwaar heeft tegen de door Burg. en Weth. in hun rapport van 16 Juli j.l. (Ing. St. nn. 227) voorgestelde verhooging van de begrooting voor 1903 met een bedrag van f 102583.64s en geeft U in overweging tot de vaststelling der daarop betrekking hebbende staten model C. en A. te be sluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No. 235. Leiden, 8 Augustus 1903. Door den Kolonel-Garnizoenscommandant, alhier, wordt bij in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven verzocht de groote zaal van het zoogenaamde cholera-hospitaal van 1 Maart tot 1 October van ieder jaar op alle werkdagen des voormid dags van 9 tot 12 uur beschikbaar te willen stellen voor de oefeningen van het muziekcorps van het 4e Regiment Infan terie, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat onder het speciaal toezicht van den bewaarder van het Caecilia-gasthuis het schoonhouden van het lokaal zal plaats hebben door een burgercorveër van het 4e Regiment Infanterie, ten genoegen van ons college; 2° dat voor verwarming, indien noodig, door het corps zelf zal worden zorg gedragen 3° dat het lokaal, zoodra de gemeente daarover zelve weer mocht wenschen te beschikken, op de eerste aanzegging onzer zijds weder ter harer beschikking zal worden gesteld. Bovenstaand verzoek vloeit voort uit hef feit, dat alle beschik bare lokalen in de Morschpoortkazerne, door de grootere sterkte der lichting 1903 tengevolge van de toepassing der nieuwe militiewet, voor de legering der troepen in gebruik zijn, terwijl ook in de andere kazernes geen geschikt lokaal voor deze oefeningen aanwezig is. Tegen de inwilliging er van bestaat bij ons geen bezwaar. De localiteit werd in overleg met ons college gekozen en de voorwaarden eveneens vastgesteld. Mitsdien geven wij U in overweging gunstig op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 236. Ingevolge het voorstel Middelbaar Onderwijs en uitgebracht advies van Onderwijs, geven wij U den heer H. H. Breuning te bestendigen, resp. als H. B. S. voor meisjes en de H. B. S. voor Jongens. Aan den Gemeenteraad. Leiden, 8 Augustus 1903. der Commissie van Toezicht op het onder overlegging van het ter zake den Inspecteur van hét Middelbaar in overweging om Mej. I. Oort en weder voor den cursus 1903—1904 leerares in het Hoogduitsch aan de als leeraar in het Hoogduitsch aan Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 1 Augustus 1903. Onder wederaanbieding van de twee bijlagen van Uw nevens- vermeld schrijven heb ik de eer Uw College te berichten, dat ik mij gaarne vereenig met het voorstel van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs te Uwer stede strekkende om Mej. I. Oort en den heer H. H. Breuning voor den cursus 1903/4 te continueeren onderscheidenlijk als leerares in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes en als leeraar in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Ik geef Uw College mitsdien in overweging hunne benoe ming voor dien tijd te willen bevorderen. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs J. Campert. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Leiden, 16 Juli 1903. Wij hebben de eer U in overweging te geven de tijdelijke benoeming van Mejuffrouw I. Oort als leerares in het Hoog duitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes voor den tijd van een jaar, alzoo tot 1 September 1904, te continueeren. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, H. A. Lorentz, Voorzitter. H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 1