100 DONDERDAG 23 JULI 1903. om op een behoorlijke manier alles met elkander te vereenigen, dan geloof ik niet, dat er zooveel bezwaar zou wezen om de markt daarheen van den Ouden Singel over te brengen. Maar de verbetering, die wij bekomen door deze overbrenging, komt mij maar zeer betrekkelijk voor; en daarbij gevoegd de be zwaren, die èn de bewoners van den Ouden Singel èn de bewoners van de Bloemmarkt er tegen hebben,, dat alles zal mij noodzaken mijn stem tegen het voorstel uit te brengen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Alvorens te kunnen be palen, mijnheer de Voorzitter, of ik mijn stem voor of tegen het voorstel zal uitbrengen, zal het mij aangenaam zijn eenig meerder licht te mogen ontvangen, n.l. wat de eerste conclusie betreft, waarin in zeer algemeene termen wordt aangegeven de bestaande groenten-, ooft- en aardappelenmarkt te ver plaatsen. Nu meen ik echter, dat er verschil bestaat in de manier van het markten zelf, dat in geen verband staat met de veilingen. Bij de tweede conclusie wordt bepaaldelijk onderscheiden dat het houden van veilingen elders verboden is, zoodat men tot de gevolgtrekking zou kunnen komen, dat men niet anders markten mocht, dan door te veilen Eensdeels wordt aan de groentenmarkt aan den Ouden Singel geveild, maar anderdeels komen daar ook teelders, die met hun schuiten voor den wal komen om aan de consumenten rechtstreeks te verkoopen, b v. 5 of kooien, of zooveel bos wortelen enz. Is het nu niet mogelijk dezen personen tegemoet te komen en die niet te verwijzen naar de plaats waar de veilingen worden gehouden, maar dat zij op dezelfde plaats zouden kunnen blijven? Datzelfde bezwaar heb ik ook wat betreft de aardappelenmarkt, die gehouden wordt tusschen de Volmolengracht en de Zandstraat, Daar liggen gewoonlijk een drie- of viertal schippers, die de aardappelen aan den kleinen man bij hoeveelheden van een, twee en drie kop, of meer verkoopen, zonder dat veilingen worden gehouden. Is het nu niet mogelijk, dat zij, die hun waren willen veilen, naar de Bloemmarkt worden verwezen, maar dat aan den Ouden Singel zou blijven bestaan de détailhandel zonder veiling, zoodat de kleine luiden, die in dat gedeelte van de stad wonen, daar toch hun groenten en aardappelen zouden kunnen blijven halen? De heer Sytsma. Ik heb deze zaak, die al zoo lang aan de orde is, met alle aandacht gevolgd en de stukken in de Lees kamer neergelegd doorgeworsteld om licht te vinden; maar het is mij gegaan als de Génestet: ik heb wel licht ontvan gen, maar het deed mij vragen naar meer. Nu dacht ik dat meerdere licht hier te zullen vinden, maar het wordt mij nog donkerder, want juist het punt wordt bestreden waar omtrent ik meende licht genoeg te hebben, n.l. er wordt ge zegd, dat verplaatsing geen verbetering brengen zal. Ik meende nu, dat al daarom verplaatsing goed zou wezen, omdat aard appelen groenten en fruit zoozeer bijeen hooren en door menschen van dezelfde soort worden verhandeld; en als alles bijeen is, is de plaats waar de handel nu geschiedt, beslist te klein. Herhaaldelijk ben ik bij de veilingen tegenwoordig geweest, maar telkens was er opstopping en werd de pas sage gestremd. Iedereen, niet alleen enkel de mannen van de Tuinders- en Patroonsvereeniging, maar allen verklaar den eenparig, dat de ruimte veel te klein was, dat de markt daar niet is op hare plaats. En die menschen weten het wellicht toch nog beter dan wij. Nu wil het mij daarbij voorkomendat de plaatsdie Burg. en Weth. hebben uitgezocht, de meest aangewezen plaats is. Er zijn enkele bezwaren tegen ingebracht, maar die zijn öf zeer vergroot of denkbeeldig, want diezelfde bezwaren zouden misschien ook gelden voor den Ouden Singel, maar daar zijn zij volstrekt niet overwegend gebleken. Mij dunkt dus, dat ook na hetgeen de heeren Pera en van Hoeken tegen het voorstel hebben aangevoerd, wij het best zouden doen tot verplaatsing over te gaan. De heer P. J. van Hoeken maakte een opmerking, die in het algemeen weinig waarde heeft, n.l. dat men een boom niet moet verplanten zoolang het nog eenigszins mogelijk is hem op dezelfde plaats te laten staan. Maar hij voegde daar als voorbeeld aan toe, dat de fruitmarkt na de verplaatsing, dus thans zoo dood als een pier is geworden; welnu, dan kan die markt met deze verplaatsing nooit minder worden maar wellicht nog nieuw leven worden ingeblazen. De Voorzitter. Het kan misschien tot bekorting van de dis cussie leiden, wanneer ik thans reeds de verschillende sprekers beantwoord. Op den voorgrond staat daarbij, dat ik wel zou mogen uitroepenin hoe korten tijd de toestanden zich heb ben gewijzigd! Kort nadat ik in deze gemeente Burgemeester was geworden, is er door den heer Kerstens op aangedrongen om toch vooral niet lang te wachten met te treden in het verzoek van de heeren Doeve c. s., daar al sinds Juni van het vorige jaar werd gewacht op verplaatsing van de markt naar de daarvoor aangewezen plaats. En toen wij ons zetten tot het in behandeling nemen dezer zaak, dachten wij dan ook niet anders, of de verplaatsing stond wel zoo vast, dat daar over eigenlijk hier niet meer zou worden gediscussieerd. Maar nu eindelijk de voordracht is ingekomen, komen van alle kanten bezwaren op, welke wij toendertijd niet hebben ver nomen. Wel hebben de dagbladen vol gestaan met stukken, die inhielden dat naar verplaatsing van deze markten reik halzend werd uitgezienen nu de voordracht daartoe hier ligt, nu worden allerlei bezwaren in het midden gebracht. Ik zou ook zeggen, waar de heer van Hoeken heeft gezegd, dat verplanting van een ouden boom dikwijls leidt tot zijn dood, dat hier uit die verplanting juist zou kunnen voortkomen nieuw en frisch leven, dat thans op dit gebied niet meer aanwezig is. Want van alle kanten zijn wij ingelicht, dat de groenten- en fruitmarkt hier in plaats van vooruit gegaan, op dezelfde hoogte is gebleven, terwijl in andere gemeenten, als Delft, Loosduinen en andere plaatsen juist de veilingen een groote bron van inkomsten zijn geworden en den handel sterk hebben gereleveerd. De heer Sijtsma heeft opgemerkt, dat hij in de stukken niet heeft gevonden het licht, dat hij noodig had om te be- oordeelen, of nu juist de verplaatsing naar de Boommarkt en den Apothekersdijk zoo wenschelijk was, maar dan heeft hij toch een zeer belangrijk stuk over het hoofd gezien. Wij hebben hieromtrent overgenomen het advies van de Kamer van Koophandel, waarin met zoovele woorden het adres van de heeren Doeve c. s. overgenomen is, wel niet in zijn vollen omvang, maar wel wat betreft het verplaatsen van deze markten naar Boommarkt en Apothekersdijk. En waar wij nu eenmaal dit advies haddenwas het zeer gemakkelijk op dien weg voort te schrijden waar de algemeene marktmeester ook onze opinie deelde en de Rijksdeskundige de heer Claassens, speciaal wat de veilingen betreft, ons gevoelen was toegedaan. Ik geloof dan ook. dat deze plaats alle aanbeveling verdient. De ruimte, daaraan valt niet te twijfelen, is veel meer dan die op den Ouden Singel kan worden verschaft. Ik heb dat laten opmeten en daarbij is bevondendat de breedte van den Ouden Singel tusschen de Pauwbrug en de Janvossensteeg- brug bedraagt van 8.50—8.30 meter, en tusschen de Jan- vossensteegbrug en de Marebrug van 8.20—8.30 meter, terwijl daarentegen aan de Boommarkt een terrein is aan te bieden, waarvan de breedte varieert van 10.50—24 50 meter, het welk dus veel meer ruimte biedt en waar alles aan het water kan plaats vinden, terwijl dan nog een groote ruimte blijft overgelaten ten gebruike van hendie daar wonen. Nu heeft de heer Pera gewezen op de bezwaren van de om wonenden. Ja, die waren ons bekend, maar zij zijn in de uitvoe rige toelichting tot ons voorstel weerlegd. En waar is ooit sprake geweest van het verplaatsen van een markt zonder dat de omwonenden zich daar voor of tegen lieten hooren? Indien wij ons daarvan afhankelijk moeten stellen, dan zal nooit tot een verplaatsing kunnen worden besloten, omdat daarbij aan twee zijden altijd belangen zijn betrokken, die eenerzijds op eeni- gerlei wijze worden geschaad. Maar juist met het oog op de groote ruimte, die kan worden geboden, geloof ik, dat die bezwaren denkbeeldig zijn. Men vreest het rumoer van de koopers en verkoopers, maar men verliest daarbij geheel uit het oog, dat indien het plan van Burg. en Weth. wordt aangenomen, een veilingslokaal wordt verkregen aan den kant van het water, zoodat het rumoer zich zal beperken tot daar en in het ge bouw; de marktdrukte zal zich alzoo niet verdeelen over de geheele straat, maar zich beperken tot den waterkant. Het argument over het verwekt rumoer komt mij dus voor niet steekhoudend te zijn. De heer P.J. van Hoeken heeft nog gezegd, dat het overbrengen van de ooftmarkt van den Nieuwen Rijn naar de Kalvermarkt niet ten voordeele van die markt is geweest, maar ik zou willen vragenis dat een juiste vergelijking De Kalvermarkt ligt in een stil gedeelte van de stad, terwijl het hier juist is te doen om de markt van het stille gedeelte over te brengen naar een meer bezocht gedeelte van de gemeente, hetgeen niet an ders dan tot voordeel van de markt kan strekken. Zeer zeker is er onderscheid tusschen het veilen en venten van de koopwaar, en al wordt nu een lokaal ingericht voor de veilingen, dan blijft daarnevens toch de vrijheid bestaan tot markten. Maar wij zouden ook wel willen dat degenen, die venten, geconcentreerd werden tot het bepaalde marktterrein. Daarheen zal het groote publiek worden getrokken door de veilingen, en ik geloof daarom dat wij dien menschen in plaats van hen tegemoet te komen een grooten ondienst zouden be wijzen, wanneer zij op de oude, de verlaten plaats, bleven aangewezen. Wij stellen ons dus voor, daar niet alleen de veilingen te doen houden, maar ook het gewone markten daar te doen plaats hebben. Wat nu die veilingen op zichzelf betreft, wensch ik er nog wel op te wijzen, hoe juist die veilingen, hoe gebrekkig zij nu nog zijn ingericht, reeds een aanmerkelijke verbetering van de markt hebben tot stand gebracht; de cijfers daaromtrent zijn reeds welsprekend. Van 1 Januari tot 1 Juli 1902 heeft de groentemarkt aan marktgelden opgebracht f 11195, het-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 8