94 DONDERDAG 23 JULI 1903. wachter zoowel als het spelén van het carillon een aantrek kelijkheid van deze gemeente werd genoemd; dat vellicht, zoo de tegenwoordig genoten bezoldiging een bezwaar mocht zijn, eene besparing zoude te vinden zijn, door den torenwachter alleen op kwart voor elven en kwart voor twaalven van den toren te doen blazen; redenen, waarom zij LI verzoeken om de betrekking van torenwachter niet op te heffen, maar, zoo noodig gewijzigd in den aangegeven zin, te doen voortbestaan. J. C. Overvoorde, Voorzitter. A. Tieleman, Secretaris. J. G. Ballego, Commissaris. Leiden, 20 Juli 1903. Zal worden behandeld bij punt 10 der agenda. 6°. Adres van het Bestuur der vereeniging Oud-Leiden, hou dende verzoek om de betrekking van stadstorenwachter niet op te heffen. Dit adres luidt als volgt Leiden, 22 Juli 1903. Edelachtbare Heeren, De ondergeteekendenbestuursleden der vereeniging «Oud- Leiden", hebben de eer zich tot Uw college fe wenden met het volgende verzoek. Het is hun gebleken, dat het voornemen bestaat de aloude betrekking van torenwachter te dezer stede op te heffen. On dergeteekenden willen niet in het minste ontkennen, dat de redenen, die voor eenige eeuwen leidden tot het instellen dei- betrekking, thans feitelijk opgehouden hebben te bestaan. Zij meenen echter dat er reden is om niet tot de opheffing, die tot eene kleine bezuiniging zou leiden, over te gaan. Vooreerst toch zijn zeer velen in onze stad gehecht aan de gemoedelijke tonen, die in den laten avond hoog boven onze hoofden over onze stad plegen te klinken, en zouden ongaarne de sedert hunne kindsheid gehoorde klanken voor goed missen. Waar tegen eene geringe uitgave aan het gevoel van zoovelen vol doening zou kunnen geschonken wordenzou dit op zichzelf reeds, dunkt ondergeteekenden, de handhaving van den post wettigen. Maar er is meer. Onze stad heeft voor landgenoot en vreemdeling eene groote aantrekkelijkheid juist door haar oud-Hollandsch voorkomen, hare prachtige oude gevels, hare schilderachtige grachten en hoekjes, eene vergoeding voor het haar ontbrekende natuurschoon. In die schilderachtige oud- Hollandsche omgeving nu past het oud-Hollandsch gebruik van het blazen op den toren bij avond en nacht zeer eigen aardig en het opheffen daarvan mèt dat van den post van toren wachter zou aan onze stad een deel van hare eigenaardigheid ontnemen. Ondergeteekenden drukken dan ook bij dezen den wensch uit, dat Uw College tot de algeheele opheffing der betrekking niet moge overgaan en middelen moge vinden om althans het eeuwenoude gebruik, waaraan de burgerij in gemoede gehecht is, te handhaven. Zij doen dit in het vertrouwen, dat Üw College eene zoo geringe bezuiniging niet zal willen stellen boven de moeielijk in cijfers of geld te waardeeren maar in onzen tijd alleszins te steunen gevoelens van gehecht heid aan oud-vaderlandsche zeden en gebruiken. Met verschuldigden eerbied noemen zij zich J. C. Overvoorde, Voorzitter. F. R. Crommelin, loco-Secretaris. Jjj P. J Blok. G. Gerlings. Aan den Raad der gemeente Leiden. Zal worden behandeld bij punt 10 der agenda. 7°. Adressen van A. D. J. Holtz e. a. en van H. J. C. Harte- velt e. a., waarbij instemming wordt betuigd met het verzoek van het Bestuur der vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer om de betrekking van stads-torenwachter niet op te heffen. Zullen worden behandeld bij punt 10 der agenda. 8°. Adres van J. van der Spek, koffiehuishouder, houdende verzoek om zijne inrichting aan de Beestenmarkt 34 op den laatsten Kermisdag tot 3 uren 's nachts te mogen openhouden. Dit adres luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren, Geeft eerbiedig te kennen: J, v. d. Spek, Beestenmarkt 34 alhier, handelende namens alle onderteekenaren van een adres, gericht aan het College van Burg. en Weth om het sluitings uur hunner inrichtingen gedurende de kermis te bepalen op twee uur des nachts voor de vijf eerste dagen der week en op 3 uur des Zaterdagsavonds; dat zij het hebben betreurd dat door uwen voorzitter, den Burgemeester, is bepaald, dat alle avonden gedurende de kermisweek hunne zaken ten 2 uur moeten zijn gesloten; dat zij voornamelijk voor den Zaterdagavond toestemming verzochten om tot drie uur hunne inrichtingen open te houden; dat zij, reeds vroeger dit releveerende, het nogmaals willen te kennen geven, dat zij waarlijk niet tot hun genoegen een belangrijk deel hunner nachtrust wenschen op te offeren, maar enkel en uitsluitend omdat het eene gelegenheid geldt, die slechts eenmaal per jaar voorkomt, waardoor zij, die op lasten (huren, Rijks- en Gemeentebelasting) zeer zeker niet het minst bijdragen tot instandhouding van de gemeenschap; dat zij daarom aan Uwen Raad eerbiedig verzoeken, om van hare bevoegdheid gebruik te maken en adressanten te ver gunnen althans den Zaterdagavond van de kermisweek tot drie uur 's nachts hunne zaken open te houden. 't Welk doende enz. Leiden, 22 Juli 1903. J. van der Spek. De Voorzitter. Het is duidelijk, mijne heeren, dat dit re quest is gericht aan een verkeerd adres; immers, gelijk de verordening thans luidt, is aan den Burgemeester de bevoegd heid gelaten om vergunning te geven aan koffiehuishouders en tappers om langer dan twaalf uur des nachts hunne lokalen te doen open blijven,'het uur van sluiting volgens de ver ordening. Wat de competentie van den Raad betreft, zijn dus de adressanten niet bijzonder goed op de hoogte. En evenmin in dit opzicht, dat zij zich ook hebben gericht tot Burg. en Weth., hetgeen eerst het geval is geweest. In een van eenige handteekeningen voorzien adres, gericht aan Burg. en Weth., is eerst gevraagd om de vijf eerste dagen der kermisweek te mogen open blijven tot twee uur des nachts en des Zaterdagsavonds tot drie uur, terwijl nu aan den Raad wordt gevraagd van zijn bevoegdheid gebruik te maken om het sluitingsuur in den Zaterdagnacht te bepalen op drie uur. Volgens de verordening echter heeft de Raad die bevoegdheid uit handen gegeven en gelegd in handen van den Burgemeester, en hoewel ik dus, strikt genomen, daaromtrent zou kunnen voorstellen eenvoudig over te gaan tot de orde van den dag, of het adres te stellen in mijn handen ter afdoening, wensch ik hieromtrent echter aan het volgende te herinneren. Volgens de verordening is het zonder schriftelijke vergun ning des Burgemeesters verboden de gelegenheden, die met de kermis hier zijn, na middernacht open te houden, en evenzeer hebben volgens de verordening houders van tappe rijen, bierhuizen eri logementen van den Burgemeester ver gunning noodig om hunne inrichtingen qa elf uur des avonds open te houden. Nu heb ik er aanvankelijk wel over gedacht, of het misschien wenschelijk was, generaal voor allen het sluitingsuur te stellen op één uur des nachts en des Zater dagsnachts op twee uur, maar om redenen voor mij van overwegend belang ben ik daarop voor ditmaal teruggekomen en heb voor alle avonden het sluitingsuur bepaald op twee uur. Nu vragen deze adressanten het sluitingsuur voor Zater dag te bepalen op drie uur 's nachts, hetgeen inderdaad een exorbitant laat uur is, want in geen van de aangrenzende groote gemeenten bestaat een dergelijk sluitingsuur; te Utrecht b.v. is het twaalf uur, te Haarlem twee uur, en evenzoo één uur in meerdere andere plaatsen. Dus waar hier voor den laatsten nacht van de kermis wordt gevraagd te mogen open blijven tot drie uur, komt mij dat voor overdreven te zijn. Men heeft hier te doen met den nacht van den Zaterdag op den Zondag, en mij dunkt dat er alles vóór te zeggen is, dat wanneer het licht van den Zondag aanbreekt, dan ten minste de kermisvreugde wordt gestaakt; en het is wel zeker dat in dezen tijd van het jaar des morgens te drie uur het daglicht reeds is aangebroken. Ik geloof dus, dat adressanten zich door een beschikking als door mij gegeven is, allerminst bezwaard kunnen achten. Ik stel voor dit stuk in mijn handen te stellen ter afdoening. De heer Witmans. M. d. V. Ik ga geheel en al mede met uw betoog naar aanleiding van wat adressanten vragen, maar toch zou ik wel de vraag willen stellenwelke redenen er voor bestaan om deze neringdoenden die bijzondere winst niet te doen genieten door hen, die eenmaal aan het kermis terrein wonen, de vergunning om open te blijven korter te geven dan vroeger het geval was; ik meen toch, dat het slui tingsuur vroeger was in den Zaterdagnacht vijf uur, toen vier uur en later is het geworden drie uur, terwijl het nu al twee uur is geworden. Nu ben ik het volmaakt met u eens, dat de kermisvreugde als zoodanig dan werkelijk wel een eind kan nemen, al was het te twaalf uur, maar dat neemt niet weg, dat het hier geldt een aantal neringdoenden, die zitten op hooge huren en zware lasten. Nu moet ik zeggen, dat ik hen zooveel mogelijk daarin zou willen tegemoetkomen door hen in de gelegenheid te stellen datgene te verdienen, waardoor zij aan hunne verplichtingen kunnen blijven voldoen. Ik zou niet willen pleiten voor het behoud van de kermis, maar ik gevoel er iets voor, dat zij in hun kwaliteit van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 2