102 DONDERDAG 23 JULI 1903. De heer P. J. van Hoeken. Ik heb reeds gezegd, dat de ruimte op de thans voorgestelde plaats beter is, hetgeen dan ook niet tegen is te spreken. De oppervlakte is daar veel grooter dan op de plaats waar de markt nu wordt gehouden, maar het bezwaar, dat ook door anderen is herhaald, bestaat bij mij ook nog, nl. wat betreft den afstand voor de gewone marktbezoekers; bv. de afstand van de Zijlpoort, uit welke lichting ik dagelijks zeker een honderd- a tweehonderdtal vrouwen naar de markt zie gaan, naar de »Klein-aardappelen- markt," om het op z'n oud Leidsch te noemen. Nu ver beeld ik mij toch, dat die vrouwen niet naar den Apothekers- dijk zullen gaan. Misschien dat een enkele zegtja, wat kunnen wij daaraan doen, wij kunnen niet tegelijk die vrouwen ter- wille zijn; maar op die wijze wordt dan toch het gevolg dat de kleine man er onder lijdt. Die kleine vrouw zal nu niet meer naar de Boommarkt gaan, maar blijft in de buurt en zal daar een paar centen meer betalen. Dan moet ik opmerken aan den heer Sytsma, dat hij zich vergist, als hij meent, dat ik heb gesproken van de fruitmarkt ik heb genoemd de ooftmarkt, en onder ooft versta ik hoofd zakelijk appelen en perenvan die markt heb ik gezegd, dat zij na de verplaatsing dood geworden is. Dan is het bezwaar, dat de heer Kerstens heeft geopperd, toch ook niet zoo gering, nl. dat schepen van eenige bekwame grootte niet aan de Boommarkt zullen kunnen komen, want de Bostelbrug en de Kippenbrug zijn vaste bruggendus de schepen, die met den kop uitverkoopen, maar die een staanden mast hebben, dien zij niet kunnen strijken, of toch een te grootte hoogte hebben al laten zij den mast liggen, zullen aan de nieuwe markt niet kunnen aanleggen en dus vanzelf moeten blijven waar zij nu zijn of een andere plaats om te lossen moeten vragen. En dan tevens voor de veilingen een ander terrein te bestemmen dat zou mijn instemming nooit kunnen verwerven; wordt de markt verplaatst, dan alles ver plaatsen, maar niet een gedeelte op de oude plaats behouden. De Voorzitter. In de eerste plaats mijn dank aan den heer Kerstens voor den steun aan het voorstel van Burg. en Weth. geschonken, en ook voor de cijfers, die hij als een zeer belang rijke illustratie van dien steun heeft medegedeeld, en waaruit kan worden geconcludeerd, dat wanneer de veilingen zullen plaats hebben onder meer gunstige omstandigheden, in een veilingslokaal en onder bescherming van het gemeentebestuur, zij dan zeker een nog beter resultaat zullen hebben en wellicht een groote vlucht zullen nemen, gelijk in Delft reeds het geval is. En wat betreft de vraag van den heer Kerstens naar aan leiding van de aanhaling, die hij heeft gedaan uit de toelichting van Burg. en Weth., nl. dat die veilingen niet anders zouden mogen plaats hebben dan bij afslag, moet ik opmerken, dat uit het verdere gedeelte van die toelichting blijkt, dat wij ons met de veilingen niet meer zullen bemoeien dan voor zoover noodig is in het belang van de orde. Dus in de wijze, waarop men zou willen veilen, zullen wij niet treden, maar wij hebben slechts een waarschuwing willen geven, dat de wet van Pluviose an VII aanleiding geven kan, wanneer men bij opbod gaat veilen zonder openbaar ambtenaar, dat men dan de kans loopt daarin te worden bemoeilijkt; maar dat is voor degenen, die voor die veilingen de verantwoording zullen hebben, niet anders dan een kleine waarschuwing, te meer daar de veiling bij afslag ook goed geschieden kan. Wat betreft het open laten van de mogelijkheid dat Burg. en Weth. een speciale vergunning zullen kunnen geven om aan te leggen aan den Stillen Rijn aan die schippers, die zouden willen veilen en niet met hun schuit kunnen komen aan de Boommarkt, daartegen bestaat bij Burg. en Weth. niet het minste bezwaar, en zij zijn dan ook volkomen bereid het amen dement van den heer Kerstens op punt I over te nemen. Wel echter hebben wij bezwaar tegen de opmerking en de aanbeveling van den heer Kerstens in aansluiting bij wat de heer A. J. van Hoeken heeft in het midden gebracht om te vergunnen, dat alsnog verlof worde gegeven ook markt te doen houden op een andere plaats dan de Boommarkt en de Apothekersdijk; dat zou een zeer ongeregelden toestand geven bovendien. Ik geloof echter, dat zij, die hun eigen belang zullen begrijpen, ook wel zullen gaan naar de plaats waar de groote markt is en waar tevens de gelegenheid wordt geschonken tot verkoop van kleine hoeveelheden direct aan den consument. Ook zou scheiding der markten meer toezicht noodzakelijk maken en het publiek in de war brengen, daar zij, die hier niet goed met den toestand op de hoogte zijn, zich allicht zouden begeven naar de kleine markt, terwijl zij zouden willen wezen op de markt waar de veilingen worden gehouden. En wat betreft de opmerking omtrent den grooteren afstand, waar het een geldelijk belang betreft en wanneer men eenmaal weetdat men met goed succes daar kan markten en er een voldoend publiek aanwezig is, en men dus de marktwaarde van zijn produkt kan verhoogen door een paar straten verder te gaan, dan zal men zich die moeite zeker wel getroosten met het oog op het meerdere voordeel. Ik geloof nu de geopperde bezwaren zooveel mogelijk te hebben weerlegd en niet anders te kunnen doen dan te per- sisteeren bij wat Burg. en Wetb. in de toelichting tot het voorstel hebben gezegd. Alleen nemen wij over het amen dement van den heer Kerstens op punt 1 der voordracht. De heer Kerstens. Ik zeg u dank, mijnheer de Voorzitter, voor de nadere toelichting door u gegeven omtrent mijne opmerking betreffende de veilingen, waaromtrent de woorden door Burg. en Weth. gebezigd, bij mij onduidelijkheid hadden teweeggebracht, die nu is opgelost. Ik wil nu nog even constateerendat het aan de Tuinders-patroonsvereeniging ook zal vergund zijn, als zij dit wenschelijk acht, in het openbaar bij opbod te veilen ten overstaan van een openbaar ambtenaar. Ik heb het denkbeeld van den heer van Hoeken, om die genen, die voor zich dat wenschelijk achten, te doen blijven aan den Ouden Singel, ondersteund, doch ik wil daarvan geen voorstel makenen of het zou worden aangenomen of niet, zou mij vrijwel hetzelfde zijn. Het zou alleen daarom wel aanbeveling verdienenomdat dan voorgoed alle rumoer in casa verdwijnt; als die lui een beetje van elkander af konden zitten, dan zou dat geen kwaad zijn. Maar hoe denkt u over de plaats om de veilingen te houden aan den Apothekersdijk? De Voorzitter. Dat komt aan de orde bij het volgende punt. De heer Sytsma. M. d. V., ik ben, gelijk u weet, het geheel eens, dat de markten moeten worden vereenigd en dan verplaatst. Maai' ik wil nog wel mededeelen wat mij van zeer betrouwbare zijde is gezegd, n.l. dat indien wij mochten be sluiten deze markt niet te verplaatsen, dan de Tuiniers- patroons-vereeniging het voornemen heeft voor hun eigen handel een marktterrein te maken buiten de stad. De heer Bosch. Dan wensch ik even mijn spijt uit te drukken, dat de heer Sytsma heeft gemeend dat dreigement hier te moeten doen hooren. Ik was van plan te stemmen voor de verplaatsing en zal dat ook nu doen, maar niet omdat ik ge dreigd word. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming gebracht, wordt punt I aangenomen met 14 tegen 7 stemmen. Voor stemmen de heeren t Bosch, A. J. van Hoeken J.Jzn., Paul, Juta, van Tol, J. P. J. Driessen, van Dissel, de Vries, Hassel- basch, Kerstens, van der Lip, Sytsma, van Hamel en Kaiser. Tegen stemmen de heerenP. J. Mulder, Witmans, Timp, P. J. van Hoeken, Pera, van Lidth de Jeuae en Bots. Aan de orde is nu te besluiten: Tot het houden van veilingen der aldaar aangevoerde markt- producten, wordt op de Boommarkt aan den walkant een eenvoudig ingericht houten gebouw gesticht. Deze veilingen zullen elders ter mar kt niet mogen worden gehouden. De Voorzitter. Ik wensch hierbij op te merkendat het houden van veilingen hoofdzakelijk bedoelt ik heb dit niet uit eigen wetenschap, maar van deskundigen het verkoopen aan wederverkoopers, terwijl het markten meer gericht is op dat publiek, hetwelk in kleine hoeveelheden zijn inkoopen rechtstreeks doet aan de schuiten; voor de veilingen echter worden monsters voorgebracht in het lokaal en zoo wordt daar de inhoud van de schuiten geheel of bij partijen geveild. Wat nu betreft de oprichting van dit lokaal aan den Apo thekersdijk, de ruimte is daar veel minder en men heeft daar aan den walkant niet zoo'n groote marge van klinkerbestrating als aan de overzijde. Het bezwaar dat aan het begin van de Boommarkt de passage zoo nauw is, kan niet gelden, want het gebouw zal worden gesteld aan den waterkant en op het gedeelte waar ook anders bij verschillende gelegenheden, evenals nutenten en andere houten gebouwen worden geplaatst. Daar is een overcompleet van ruimte, terwijl dat aan den Apothe kersdijk niet het geval is, omdat daar de geheeleoppervlakte wordt ingenomen door het vervoer en de passage. Ik geloof dus, ook met het oog op de aestethiek en in verband met het advies van de Kamer van Koophandel, dat het gebouw niet moet worden gesticht op den Apothekersdijk. De heer Kerstens. Wat dit punt betreft, mijnheer de Voor zitter, moet ik tot mijn leedwezen met U van gevoelen ver schillen. De Apothekersdijk zal blijken aan het gedeelte bij de Bostelbrug ruim genoeg te zijn om het gebouw daar te plaatsen; en het behoeft ook niet juist aan de brug, het kan daar nog een eind van af komen te staan. Ook nu staan daar tenten en kramen en de passage is er nog ruim genoeg. Wanneer het gebouw daar wordt gezet, dan kunnen de schuiten van hen, die deelnemen aan de veilingen aan dien kant blijven, en zij, die niet willen veilen, aan den overkant. Men was dan geheel van elkander gescheiden en alle reden tot geschil was verdwenen, terwijl wanneer aan twee zijden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 10