90
DONDERDAG
9 JULI 1903.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming ge
bracht en met 12 tegen 9 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren :Verheij van Wijk, Drueker, Paul,
Witmans, Sijtsma, Korevaar, P. J. Mulder, van der Lip, Timp,
de Vries, Kaiser en de Goeje.
Tegen stemmen de heerenvan Dissel, Kerstens, J. P. Driessen,
Bots, A. J. van Hoeken J Jzn.Bosch, Hasselbach, van Tol
en Pera.
De heer P. J. van Hoeken had de vergadering verlaten.
XVIII. Voorstel tot de naasting van het perceel aan de
Paardensteeg nis. 13 en 15, kasdatraalj bekend onder Sectie
H no. 1827gemeente Leiden en tot vaststelling van den des-
betrelïenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. n°. 207).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIX. Verzoek van het «Centraal Bureau voor Sociale Ad
viezen" om toekenning van eene subsidie uit de gemeentekas.
(Zie Ing. St. n°. 199).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
wederopzeggens een jaarlijksche subsidie van 100.— verleend.
XX. Verzoek van het Bestuur der vereeniging tot bevor
dering van den bouw van werkmanswoningen om goedkeuring
van de gewijzigde Statuten der vereeniging.
(Zie Ing. St. n<V206).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toe
gestaan.
XXI. Voorstel tot het verleenen van machtiging aan de
Commissie van beheer van «Endegeest" en «Rhijngeest" tot
het maken van eene inrichting voor de behandeling met zoo
genaamde permanente of geprolongeerde baden.
(Zie Ing. St. n°. 203).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XXII. Voorstel tot wijziging van de verordening van den
20en Maart 1902, regelende het verleenen van pensioen en
wachtgeld aan gemeente-ambtenaren. (Gemeenteblad no. 6).
(Zie Ing. St. n°. 195).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XXII. Vaststelling van de verordening, houdende voorwaar
den van opneming en verpleging van lijders in het Sanato
rium voor zenuwlijders «Rhijngeest" te Oegstgeest.
(Zie Ing. St. n°. 201).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden ach
tereenvolgens de artikelen en de verordening in haar geheel
vastgesteld.
XXIV. Vaststelling der verordening houdende voorschriften
nopens behoorlijke bewoning van woningen.
(Zie Ing. St. no, 209).
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Art. 1-3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 4, luidende:
«Voor de berekening van den inhoud van vertrekken of van
zolders wordt alleen in aanmerking genomen de ruimte, welke
niet wordt ingenomen door betimmeringen, balken, sehoor-
steenen of inspringende hoeken en komt de ruimte tusschen
den wand en daarvóór aanwezig behangsel, van bedsteden of
van in den wand aangebrachte kasten niet in aanmerking.
Twee kinderen, die den leeftijd van 10 jaren niet bereikt
hebben, worden voor de toepassing der bepalingen van de
artikelen 12 en 3 voor één bewoner of gebruiker van een
slaapplaats gerekend."
De heer Bots. Mijnheer de Voorzitter, waar in de tweede
alinea wordt voorgesteld, dat twee kinderen beneden 10 jaar
zullen worden gerekend voor één persoon, zou ik willen
voorstellen in plaats van 10 jaar te lezen 12 jaar. In vele
gestichten en in vele gezinnen wordt de 12-jarige leeftijd
beschouwd te zijn de leeftijd, waarop Jbij een kind |de
overgang plaats heeft, en vooral is dit het geval bij de
katholieken, omdat de kinderen op dien leeftijd worden
aangenomen. Verder geloof ik, dat waar vooreen kind van
10 jaar wordt gerekend, dat het evenveel behoefte heeft
aan ruimte en frissche lucht als een volwassen mensch, dat
daar 12 jaar nog wel mee door zou kunnen.
De heer Korevaar. M. de V. Ik geloof, dat de heer Bots
daar een zuiver medische kwestie heeft aangeroerd, waarin
ik moeilijk beslissen kanmaar ik weet wel, dat bij de bepaling
van dien leeftijd rekening is gehouden met de uitspraken,
die daaromtrent van medische zijde bestaan. Het Congres
voor Openbare IJygiène heeft zich op dit punt ook aldus
uitgesproken, dat een kind van boven 10 jaar even veel lucht
noodig heeft als een volwassen persoon. Dat is de gedachten-
gang geweest bij het ontwerpen van deze bepaling.
De heer Bots. In de zeden en de spraak van de bevolking
is de leeftijd van 12 jaar altijd aangemerkt als een overgangs
tijdperk in den kinderleeftijd, en in de meeste gestichten gaan
de kinderen ook op dien leeftijd van de kleinen naar de grooten.
Om die reden ook denk ik, dat de hier gestelde leeftijd veel
bezwaar zal ontmoeten.
De Voorzitter. Ik wensch even op te merken, dat die
grenslijn toch ook niet zoo willekeurig is getrokken. Ook bij de
spoorwegwet immers geldt een kind, ouder dan 10 jaar, voor een
volwassen persoon, en al is dat nu wegens eene andere ratio,
zoo geheel willekeurig is die grenslijn dus niet.
De heer Bots. Maar daar geldt het een finantieele onder
neming en die zijn in zekeren zin altijd naar zich toe.
De heer Korevaar. M. de V. Ik zou alleen nog wenschen
op te merken, dat de heer Bots zich voornamelijk baseert op
het aanwezig zijn van kinderen in ziekenhuizen en andere
inrichtingen, waar men van deze bepaling eenigen last zal
ondervinden. Maar dat zal toch geen groot aantal kinderen
zijn, terwijl de bepaling geldt voor de geheele bevolking van
Leiden, en dan kan moeilijk ter wille van een gering aantal
de kracht van deze bepaling, die voor het geheel geldt, worden
verzwakt.
De Voorzitter. Er is niet gebleken, dat de Woningwet
zich daarmede bemoeit, maar de wethouder van fabricage
heeft medegedeeld, dat op Congressen, waar dergelijke onder
werpen worden behandeld, is aangenomen, dat het een eisch
der hygiène is, dat de overgangsperiode worde gesteld in den
leeftijd van 10 jaar.
De heer Pera. Ik zou wel een vraag willen doen, Mijnheer
de Voorzitter, waarvan het antwoord, dat daarop zal kunnen
worden gegeven, misschien de beslissing op dit pnnt eenigs-
zins gemakkelijker kan maken. Mijn vraag is deze, of deze
bepaling terugwerkende kracht heeft? Ik denk, dat de be
denking van den heer Bots voornamelijk voortvloeit uit den
bestaanden toestand, en dat men eenmaal een regeling heeft
in de huishouding, waarin moeilijk op dit oogenblik wijzi
ging kan worden gebracht. Wanneer men een nieuwe stich
ting maakt, kan men met al die bepalingen rekening houden
en is het niet zoo bezwaarlijk alles zoo in te richten, dat
aan de gestelde eischen wordt voldaan. Maar bij bestaande
inrichtingen kan het moeilijkheid geven.
Nu heb ik den indruk gekregen, dat het de bedoeling is
aan de verordening geen terugwerkende kracht te geven en
mijn vraag is of ik dit goed begrepen heb.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de bedoeling is deze bepalin
gen alleen dan terugwerkende kracht te verleenen, wanneer er
bij staat, dat Burg. en Weth. in sommige gevallen ontheffing
kunnen verleenen, zooals dat b.v. voorkomt bij art. 2.
De heer Bots. Indien er mogelijkheid bestond tot het geven
van dergelijke dispensatie, dan zou ik tevreden zijn.
De Voorzitter. Die mogelijkheid bestaat zeker. De politie
kan zóó worden geïnstrueerd dat zij daarmede rekening houdt.
De heer A. J. van Hoeken J.J z. Naar aanleiding van het
gesprokene door den heer Bots, wensch ik er op te wijzen,
dat men in art. 7 de kinderen uit een moreel oogpunt op
den 12-jarigen leeftijd scheidt. Er kan dus dunkt mij geen
bezwaar zijn om ook in art. 4 den leeftijd op 12 jaar te
stellen.
De heer Korevaar. M. d. V. Het bezwaar tegen verande
ring heb ik zoo juist medegedeeld en ik ben door hetgeen
de heer van Hoeken heeft opgemerkt niet van die meening
teruggekomen. Het stellen van den leeftijd van 12 jaar in
art. 7 is een andere kwestie; dat is de grens waarop kinde
ren van verschillende sexe bij elkander in één slaapvertrek
gelaten mogen worden met het oog op de zekelijkheid. Maar
hier bij art. 4 geldt de vraag hoeveel kubieke meter lucht
heeft een kind, in vergelijking met een volwassen mensch,
noodig met het oog op de gezondheid. En nu meen ik op
medische uitspraken dat 10 jaar de grens is, waarop men
kinderen op de helft van een volwassen mensch mag stellen.
De heer A. J. van Hoeken J. Jz. In theorie geef ik dat den
wethouder van fabricage volkomen toe, maar in de praktijk
blijkt toch, dat de separatie van kinderen plaats heeft tegen
den 12-jarigen leeftijd. Dan wordt een kind beschouwd als een
groot persoon, en daarom geloof ik, dat het voor de uitvoering
der verordening beter was te lezen 12 jaar.
De Voorzitter. Ik wensch nog even op te merken, dat de
opmerking van den heer Korevaar toch werkelijk juist is. In