DONDERDAG
9 JULI 1903.
87
Vooreerst verlangt men, dat de Raad voor de twee hoogste klas
sen Dr. de Graal! zal benoemen, terwijl aan het slot van het
schrijven van Curatoren staat: »Wij behouden ons voor U voor
den aanvang van den nieuwen cursus een voordracht te doen
voor een tijdelijken of een definitieven leeraar in de laagste
klassen."
Wanneer nu bleek, dat bij Curatoren eenige tegemoet
koming was en dat eenigszins rekening gehouden werd met
de finantiën, dan zou ik wel bereid zijn om nu aan den
wensch van Curatoren te gemoet te komen, hoewel het door
hen ingenomen standpunt niet zonder gevaar is. leder onder
wijzer is beter geschikt voor deze of die klasse en wanneer
er steeds met deze bijzondere capaciteiten rekening gehouden
zou moeten worden, is er geen grens. Het is het stellen van
een eisch, die onuitvoerbaar is. Mij dunkt, dat Curatoren zelf
hadden moeten voelen, dat deze wijze van handelen er eene
is, waarin de Raad onmogelijk kan treden. Maar al moge
ik tot tegemoetkoming geneigd zijn, ik zou toch nooit kun
nen medewerken tot de benoeming van Dr. de Graalï, tenzij
het pertinent vaststaat, dat voor de laagste klassen ook be
noemd wordt de te benoemen leeraar aan de H. B. S. Mij
dunkt, dat wij op deze manier te gemoet komen aan Curatoren
op een wijze, die eigenlijk al te groot is. Waar komt het voor,
dat men voor de 2 hoogste klassen van het Gymnasium een
specialen leeraar benoemt?
Verder hebt u gezegd M. d. V. dat u hoopt, dat het daar
heen zal kunnen worden geleid, dat voor de laagste klassen
van het Gymnasium zal worden benoemd de te benoemen
leeraar voor de tl. B. S., maar daarmede verkeeren wij nog
in onzekerheid. Curatoren zeggen, dat zij zich voorbehouden
nog een voordracht te doen. Wij zouden op deze wijze ge
noodzaakt kunnen worden drie leeraren te benoemen, Dr. de
Graaff, een tweede voor de laagste klassen van het Gymna
sium en dan een leeraar voor de H. B. S. Maar wie moet
dat alles betalen? Die heeren leeraren nemen toch een zoo
danige positie in, dat zij een behoorlijk salaris moeten hebben.
Ik zou dus wenschen benoeming van Dr. de Graaff onder voor
waarde, dat in de laagste klassen les zal worden gegeven
door den te benoemen leeraar aan de H. B. S. of een be
noeming voor één jaar.
De heer Sijtsma. M. d. V. De eenvoudige vraag is hier, of
splitsing van leerkrachten bij het onderwijs in de natuurlijke
historie aan de hoogere burgerschool en het gymnasium ge-
wenscht is of niet, en als wij die vraag willen beantwoorden,
dan moeten wij wel overwegen de voor- en nadeelen, welke
aan beide zijn verbonden. Een voordeel van de splitsing is
deze dat wij dan volgens oordeel van curatoren voor de
hoogste klassen van het gymnasium zullen krijgen een goed
en bekwaam leeraar, maar een nadeel is de mogelijkheid dat
öf de gemeentelijke finantiën aanmerkelijk zullen worden be
zwaard, óf dat wij zullen krijgen een onervaren leerkracht
aan de hoogere burgerschool of aan het gymnasium of aan
heide. En wat is nu het voordeel van de combinatie van
het onderwijs in dit vak aan beide inrichtingen? Niet alleen
dat dit laatste wordt voorkomen, maar dat één leerkracht
onderwijs zal geven in alle klassen is m. i. een groot paeda-
gogisch voordeel. Wanneer eerst eenige klassen worden onder
wezen door een bepaalden leeraar en de volgende klassen wor
den dan vervolgens in dat zelfde leervak onderwezen door
een anderen, dan sluit dat onderwijs zeer waarschijnlijk niet
aan, hetgeen inderdaad nadeelig wezen kan voor het onder
wijs. Ook op paedagogische gronden is het dus verkieselijk
één leeraar aan te stellen voor de hoogere burgerschool en
het gymnasiumdan kan een goed salaris worden toegekend
en daardoor krijgen wij groote, zoo niet volstrekte zekerheid
een knap leeraar in dit vak voor alle klassen aangesteld te
zien, terwijl, zooals de heer Pera daar straks reeds heeft ge
zegd, wanneer wordt gehandeld zooals Curatoren wenschen,
wij op dat punt voor het onderwijs in dit vak in de andere
klassen absoluut niets weten. Alle waar naar zijn geld, zegt
liet spreekwoord, dat zou ook hier kunnen gelden.
Dit zijn de redenen waarom ik mij met de voordracht van
curatoren niet kan vereenigen, maar mij zal verklaren voor
een combinatie zooals deze vroeger bestond.
De heer de Goeje. In beginsel ben ik er ook sterk voor,
dat bij het onderwijs in één vak alles in één hand blijft,
vooral in dit geval ook met het oog op de gemeente-linantiën
maar nu blijkt, dat Curatoren zoo hoogen prijs stellen op het
behoud van Dr. de Graaff voor het onderwijs in de hoogste
klassen van het gymnasium, nu vind ik, dat wij onverant
woordelijk zouden doen, indien wij aan dien wensch niet
trachtten tegemoet te komen. Wat de heer Pera heeft voor
gesteld komt mij echter voor een alleszins billijke voorwaarde
te wezenwanneer wij de zekerheid konden hebben, dat voor
de lagere klassen van het gymnasium en voor de hoogere
burgerschool dezelfde leeraar in de natuurlijke historie zal
worden benoemd, in welk geval, gelijk wij hebben gehoord,
het traktement voldoende hoog zou wezen dat wij er op
konden rekenen ernstige sollicitanten te zullen krijgen, dan
geloof ik dat een goed resultaat zou worden bereikt. Evenwel
geloof ik ook, dat het moeilijk zal wezen, de besprekingen
tusschen die twee lichamen terstond te doen plaats hebben,
waarom ik mij vereenig met het voorstel van den heer Pera,
om den heer de Graalf te benoemen voor één jaar; in dat
geval blijven wij volkomen vrij.
De heer A. J. van Hoeken J.J.zn. M. d. V. Ik kan niet
anders dan het denkbeeld ondersteunen van den heer Pera,
waarmede ook door prof. de Goeje sympathie is betuigd.
De heer van Dissel. Ik zou wenschen te vragen, Mijnheer
de Voorzitter, of er bepaalde urgentie is om nu reeds tot de
benoeming te besluiten, of dat het mogelijk is dat de onder
handelingen, die wij hopen dat tusschen beide colleges van
toezicht zullen plaats hebben, zullen worden gevoerd voordat
de noodzakelijkheid daar is om den nieuwen leeraar te be
noemen? In dit geval zouden wij, dunkt mij, de benoeming
moeten aanhouden en afwachten wat het gevolg van die
onderhandelingen zal zijn. Het voorwaardelijk benoemen gaat
toch ook moeilijk en wanneer eenmaal voor een jaar deze
benoeming was gedaan, dan zou toch ook moeten worden
voorzien in de behoefte aan onderwijs in dit vak voor de
andere klassen. Voor de hoogere burgerschool en het gymnasium
zal toch dan een nieuwe titularis moeten worden benoemd,
die. gelijk wij vernemen, kan komen tot bijna f 3000.—
traktement; maar misschien blijkt dat wel te laag om die
leerkracht tot ons te trekken, die wij gaarne zouden willen
hebben. Ik ben huiverig om thans deze benoeming te doen,
zelfs voor één jaar; dat praejudicieert, dunkt mij, den toestand.
De Voorzitter Ik wil naar aanleiding van het gesprokene
het volgende in het midden brengen. Curatoren hebben ver
klaard dit in antwoord aan den heer Pera dat zij zich
niet in de eerste plaats stellen op het standpunt van het
belang van de gemeente-finantiën, en hebben gezegd, dat zij
allereerst letten op de belangen van het onderwijs. En indien
wij daarmede rekening houden, dan is tegenover de klemmende
aanbeveling van Dr. de Graalï door Dr. Eggink voor het thans
ingenomen standpunt van Curatoren wel iets te zeggen.
Ik kan tot op zekere hoogte met professor de Goeje mee
gaan, dat, waar Curatoren zoozeer prijs stellen op het behoud
van Dr. de Graaff als leerkracht, het niet goed is hem niet
te benoemen. En al moge het, zooals de heer Sijtsma zegt,
uit paedagogisch oogpunt veel vóór hebben het geheele onder
wijs aan één leeraar toe te vertrouwen, aan den anderen kant
heeft de Commissie voor het Middelbaar Onderwijs mede
gedeeld, dat 24 uur les geven in dit vak voor ieder ander
dan een buitengewoon eminent man bezwaarlijk is. Dal is
ook de reden, die mij er toe geleid heeft den Raad aan te
bevelen, in deze den weg te gaan, dien Curatoren gemeend
hebben te moeten bewandelen, al hadden wij het gaarne
anders gewild.
Wat het voorstel betreft om Dr. de Graaff voor één jaar te
benoemen, aanvankelijk lachte mij dat wel toe, maar wij
wilden geen praecedent scheppenwant als de hoedanigheden
van den heer de Graaff zoodanig blijken te zijn, dat hij ongaarne
wordt gemist, dan zijn wij over een jaar in dezelfde conditie
als nu. Het komt mij voor dat het dus beter is, thans een
besluit te nemen, nu de aangevoerde argumenten versch in
ons geheugen liggen.
Wat de urgentie betreft, geloof ik die vraag in dien zin te
moeten beantwoorden, dat Curatoren de benoeming wel urgent
achten, opdat de benoemde onmiddellijk na de vacantie in
functie zal kunnen treden. Daarom is het wenschelijk de
benoeming althans niet lang aan te houden. Burg. enWeth.
dringen niet bepaald aan op benoeming in deze vergadering,
maar zoo mogelijk wel in een volgende. Ons voornemen is
dus, met de Commissie van Toezicht overleg te plegen, en
wanneer wij een aanbeveling ontvangen zullen hebben voor
een leeraar aan de H. B. S. en 4 lesuren aan het Gymnasium,
dan van Curatoren van het Gymnasium de zekerheid trachten
te verkrijgen, dat die persoon ook door hen aanbevolen of
overgenomen zal worden.
De heer Pera. Dan zou ik nu de vraag wel willen doen,
of het niet mogelijk zou zijn deze benoeming een zitting uit
te stellen en dat intusschen Burg. en Weth. zich met de zaak
gingen bemoeien om te zien of zij als tusschenpersoon het
hiertoe zouden kunnen brengen dat de zekerheid werd ver
kregen, die wij voor deze benoeming noodig hebben, n. 1.
dat de te benoemen leeraar aan de hoogere burgerschool ook
zal worden benoemd aan de laagste klassen van het gymna
sium. Ik vind, Mijnheer de Voorzitter, dat wij in elk geval
geheel in het onzekere blijven, wanneer wij afgaan op het
geen U in staat is op dit oogenblik uit te spreken, nl. dat
wij zullen benoemen en Burg. en Weth. zullen probeeren
het zoover te brengendat Curatoren bereid zijn den aan de
hoogere burgerschool te benoemen leeraar ook te benoemen
aan het gymnasium. Dat is dus alles onzeker, en dat vind