86 DONDERDAG 9 JULI 1903. te bepalen, (lat aan een onderwijzer of onderwijzeres het on derwijs van ten hoogste 40 kinderen kan opgedragen worden. Dit adres luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad. Edelachtbare Heeren, De afd. Leiden van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers (goedgekeurd bij Kon. Besl. van 22 Maart 1890) heeft de eer zich tot U te wenden met het beleefd verzoek, in de verordening van 11 Jan. 1894 (nader gewijzigd bij Raadsbesluit van 11 Maart 1897 en 10 Jan. 1901) de bepaling op te nemen, dat aan een onderwijzer of onderwijzeres het onderwijs van ten hoogste 40 kinderen kan opgedragen worden. De gronden, waarop dit verzoek steunt, zijn vervat in bij gaande toelichting. Met verschuldigden eerbied, Namens de afd. Leiden voornoemd, J. M. Vos Jz.Voorzitter. W. Rank, Secretaris. Leiden, Juni 1903. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Adres van het Bestuur der Wielrijdersvereeniging: All Right", houdende verzoek om opheffing van het verbod om de Watersteeg met een rijwiel te berijden. 6°. Verzoek van C. J. van Pijpen om eervol ontslag als stads torenwachter en toekenning van eene toelage boven het hem toekomend pensioen. 70. Verzoek van H. Eekhout om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 8°. Verzoek van G. C. van Dam, godsdienstonderwijzer alhier, om het gebruik van schoollokalen van de school aan de Paul Krugerstraal voor het geven van godsdienstonderwijs des Zon dagnamiddags. Dit verzoek luidt als volgt: Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren! Met verschuldigden eerbied brengt ondergeteekende, gods dienstonderwijzer der Ned. Herv. gemeente te dezer stede, het volgend verzoek ter Uwer kennis: Aangezien bij hem het voornemen bestaat eene Zondag school te openen in de wijk buiten de Morschpoort, gebruik te mogen maken van de openbare school in de Paul Kruger- straat, primo Mei 1903 te openen, op dezelfde voorwaarden aan andere Zond. sch. besturen gesteld; deze school te mogen houden op een nader door hem te bepalen middag uur, en de vrije beschikking te hebben over zooveel lokali teit als dan of 'later zal blijken noodig te zijn Hetwelk doende, UEdelachtb. dw. dn. Leiden, 27 Nov. 1902. G. C. van Dam. Oude Vest 151. De Voorzitter. Dit stuk is reeds geruimen tijd geleden ingediend en in handen van Burg. en Weth. gesteld om praeadvies. Wij hebben het echter onder ons moeten houden, omdat de school in de Paul Krugerstraat toen nog niet in gebruik was. Zoodra dit het geval was, hebben wij het hoofd der school geraadpleegd. Zijn advies luidt gunstig; hij stelt voor de school onder de gewone voorwaarden in gebruik te geven. De heer van Dam heeft ons nu verzocht, om deze zaak, die reeds lang hangende is, spoedig af te doen, en zoo mogelijk in deze vergadering op zijn adres te beschikken. Ik geloof niet, dat er bezwaar tegen is terstond een beslissing uit te lokken en stel daarom voor toestemming tot het gebruik te verleenen onder voorwaarde dat de door het hoofd der school geformuleerde voorwaarden door adressant worden nagekomen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat thans een bedrag van f 256000.is opgenomen bij de Rijnlandsche Bankvereeniging ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. Aan de orde is: I. Benoeming van een Stadsvroedmeester. (Zie Ing. St. n°. 194). De Voorzitter. Mag ik den heeren Drucker, van der Lip en Kerstens verzoeken met mij het stembureau te vormen. Benoemd wordt Prof. Dr. P. C. T. van der Hoeven met alge- meene stemmen. II. Benoeming van drie leden van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 192). Achtereenvolgens worden benoemd: Dr. J. G. van der Sluys met 22 stemmen, de heer F. de Stoppelaar met 20 stemmen tegen 2 op den heer H.W. Tieleman en de heer M. W. Jaeger met 19 stemmen tegen 3 op den heer B. J H. Haitink. III. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e klasse no. 5. (Zie Ing. St. No. 197). Benoemd wordt de heer J. Temme met algemeene stemmen. IV. Benoeming van een onderwijzer belast met het onder wijs in de Fransche taal aan de Jongensschool 2e klasse en de Meisjesschool 2e klasse. (Zie Ing. St. nü. 213). Benoemd wordt de heer E. J. Bomli met algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de genomen moeite. V. Aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium ter benoeming van een leeraar in de Natuurlijke Historie in de beide hoogste klassen van die inrichting. (Zie Ing. St. n°. 212). De Voorzitter. Deze aanbeveling is met eenigen spoed bij den Raad ingebracht, omdat Burg. en Weth. er prijs op stellen, dat voordat in deze tot een benoeming wordt overgegaan, van uit den Raad kan blijken wat de meening van Uwe ver gadering is ten opzichte van deze aanbeveling en de wensche- lijkheid om spoedig tot de benoeming over te gaan. Wij hadden ons gevleid, dat een samenkomst van Curatoren en de Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs zou geleid hebben tot het resultaat, dat wij zoozeer hadden gehoopt, en dat een aanbeveling had kunnen inkomen, die er toe zou hebben geleid, dat de bedoelde leeraar volledig met het onder wijs aan de beide inrichtingen zou worden belast. Die ver wachting is niet verwezenlijkt en indien ik mij niet bedrieg heeft er zelfs geen bijeenkomst van Curatoren en Commissie plaats gehad. Curatoren zijn kennis genomen hebbende van het gevoelen van den Raad hun eigen weg gegaan en hebben, versterkt door het advies van den Inspecteur der gymnasia, aan den Raad een aanbeveling aangeboden van één persoon en wel Dr. de Graaff. De wet schrijft niet voor, dat een aanbeveling uit meer dan één persoon moet bestaan en in zooverre zijn Curatoren dus in hun recht. En dat zij, na den sterken aandrang van den Inspecteur der gymnasia, den heer Dr. Eggink, om Dr. de Graaif' te handhaven, dezen toch aanbevelen alleen voor de hoogste klassen is ook niet onverklaarbaar. Toch blijven wij betreuren, dat er geen volkomen overeenstemming verkregen is, omdat dit vooral nadeelig is voor de gemeente-finantiën. Het zou toch mogelijk zijn, dat de Commissie van Toezicht uit de beschikbare solli citanten geen goede keuze kan doen en dat aan den Raad voorgesteld moet worden het salaris van den te benoemen leeraar te verhoogen. Toch geloof ik, dat wanneer er verder van de zijde van Curatoren medewerking verleend wordt, en men in beginsel zou kunnen besluiten, dat de door den Raad benoemde leeraar voor de H. B. S. indien eenigszins mogelijk in aanmerking zou komen voor het vervullen van de halve vacature aan het Gymnasium, het salaris van den te benoemen leeraar dicht bij de f 3000 zou kunnen komen het bedrag, dat de Commissie meent, dat noodig is voor het vinden van geschikte sollicitanten. Daar deze kwestie reeds lang hangende is reeds voordat ik als Burgemeester optrad zou ik er prijs op stellen dat uit den Raad blijke, dat het standpunt van Burg. en Weth. door den Raad gebillijkt wordt, en dat wij ons andermaal wenden tot de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs om te vragen of onder de sollicitanten geschikten zijn en zoo ja, ons eene aanbeveling te doen toekomen. Indien dat antwoord bevestigend luidt, zullen wij aan den Raad spoedig voorstellen tot benoeming over te gaanzoo niet, dan zullen wij aan den Raad het voorstel moeten doen de Ver ordening in dien zin te wijzigen, dat het salaris verhoogd wordt. Burg. en Weth. stellen dus den Raad voor over te gaan tot de benoeming, die door Curatoren gevraagd wordt en verder de stukken te zenden aan de Commissie voor het Middelbaar Onderwijs, ten einde nader advies uit te lokken. De heer Pera. M. d. V. De kennisgeving, welke wij van Curatoren hebben ontvangen met de aanbeveling van den Inspecteur der gymnasia, heeft op mij een zeer onaangenamcn indruk gemaakt. Naar het mij voorkomt stellen Curatoren zich op zulk een verbazend hoog standpunt, dat het haast onbereikbaar is, terwijl ik moet constateeren, dat zij hoege naamd geen rekening houden met de finantiën der gemeente.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 2