DONDERDAG
18 JUNI 1903.
83
schandaalcolportage tegen te gaan is dat men er niet meer
naar luistert. Nu moeten beide heeren toch zelf erkennen,
dat al zegt en predikt men dit nog zooveel, dit toch geen
resultaat zal hebben. Toehoorders zullen er altijd blijven.
Dat door overreding de menschen er toe gebracht zouden
kunnen worden niet meer naar die colporteurs te luisteren,
is een ideaal, waarvan men hoegenaamd niets hoeft te ver
wachten.
Ik meen ook, dat nadruk moet worden gelegd op de woor
den «schandaalcolportage" in de toelichting van het voorstel
voorkomende. Daarmee wordt duidelijk de bedoeling aange
wezen. Niemand zal het b. v. in zijn hoofd krijgen, om wan
neer iemand met een boek tegen de drankbestrijding vent,
of met een courant, dit als «schandaalcolportage te bestem
pelen. Juist in die woorden «schandaalcolportage ligt de aan
wijzing van hetgeen te keer moet worden gegaan.
De heer Fockema Andrew. Met een enkel woord wil ik mede-
deelen, waarom de Commissie voor de Strafverordeningen deze
verordening heeft ingediend. Al geruimen tijd geleden was
het bij de Commissie in overweging een dergelijk voorstel te
doen. Dit werd echter achterwege gelaten, omdat men toen
wel had gehad het rumoerig venten van geschriften met den
inhoud waarvan de Commissie zeker niet instemde, maar zij
meende het venten van dergelijke geschriften op zich zelf
niet door eene verordening te mogen tegengaan, omdat er
geen wanordelijkheden waren voorgekomen. Later hebben
zich echter bij dat venten wanordelijkheden voorgedaan. Dit
was zeer duidelijk uit het procesverbaal van de politie, waar
uit bleek, dat met de bestaande verordening de orde niet was
te handhaven. Toen dit eenmaal voldoende was geconstateerd,
meende de Commissie voor de Strafverordeningen mede te
moeten gaan met het denkbeeld om hier te doen, wat ook elders
gedaan is en een verbod tegen zoodanige colportage uit te
vaardigen.
De bedoeling is, alleen te keer te gaan het roepen en
schreeuweu, dat ordeverstoring tengevolge kan hebben.
De heer Sytsma. M. d. V. Ook U zult toegeven, dat de
tooneelen, die zich onlangs hebben voorgedaan, zich in den
laatsten tijd niet zoo dikwijls meer voorgedaan hebben. Daaruit
blijkt m. i. dat de zaak aan het luwen is. Als wij nu bepa
lingen gaan aannemen, zullen wij juist die menschen weder
prikkelen en daardoor een nieuwe actie te weeg brengen.
Overigens blijf ik het begrip roepen zeer rekbaar heeten.
Als een geheelonthouder boekjes te koop aanbiedt, kan een
politie-agent die gaarne procesverbaal maakt, dat wel roepen
noemen. Het gaat hiermede als met het rijden met motor
rijtuigen de een noemt een zekere vaart snel of te snel en
de ander niet. En wat zullen daarvan de gevolgen zijn?
En wat het reclamebord aangaat, wordt dan toch nu ook
verboden het bekend maken van het feit, dat een geschrift
eigens te verkrijgen is of dat er een tooneelvoorstelling zal
plaats hebben. En nu kan men wel zeggen dat het artikel
gericht is tegen schandaalcolportage, maar dat staat er niet
in. Dat staat alleen in de toelichting. Als ik het nog eens in
mijn hoofd mocht krijgen wat ik vroeger, zonder mij er nu
voor te schamen, wel deed, met onthoudersgeschriften in de
buurt van kroegen te gaan colporteeren, zal men mij ook kunnen
verbaliseeren. Als men het bestrijden der kroegen niet goed
vindt, ziet men in het aanprijzen al heel gemakkelijk onge
oorloofd roepen. Ook na hetgeen U en de heer Pera hebben
gezegd, kan ik daarom nog niet voor de verordening stemmen.
De heer De Lange. M. d. V. Ik ben het volkomen met uw
betoog eens, dat door deze verordening in eenig opzicht de
goeden met de kwaden kunnen lijden, maar ook ik meen dat
dit niet anders kan.
Ten aanzien van hetgeen de heer Sijtsma heeft opgemerkt
ten opzichte van reclameborden zou ik echter willen vragen
of hij zich niet vergist. Volgens mijn meening vallen toch
onder deze bepaling niet de reclameborden, waarop niet de
inhoud van gedrukte stukken geheel of gedeeltelijk wordt
kenbaar gemaakt. Aankondigingen van tooneelvoorstellingen,
van candidaten bij verkiezingen, van verkoopingen, vallen m. i.
buiten de verordening.
De heer Drucker. M. d. V. Wanneer het mogelijk ware,
door een verordening alleen de zoogenaamde schandaalcol
portage te keeren, /onder te gelijk andere zaken te treffen
die in geen geval straf verdienen, zou ik daarmede volgaarne
medegaan. Maar dat is niet het geval. Deze verordening is
veel uitgebreider van inhoud dan dat alleen de schandaal
colportage er onder zou vallen. Tot welke practische toepas
sing deze bepaling aanleiding kan geven, is al gebleken door
het kijkje daarop, dat ons door den heer Pera is verstrekt.
Deze deed uitkomen, dat degenen die de verordening zullen
moeten handhaven, allicht zullen te rade gaan rnet het feit
of de inhoud van het te koop gebodene hun meer of minder
bevalt, meer of minder schadelijk lijkt. Een verordening, die
daartoe leiden kan, heeft mijn sympathie niet.
Ten tweede heb ik bezwaar tegen deze wijze van bestrij
ding van het kwaad, omdat ik niet overtuigd ben, dat dit
er door zal worden gekeerd. Ik vrees zonder dat ik mij
geroepen gevoel die manieren aan te geven dat ook bij
deze verordening zij, die van het colporteeren hun dagelijksch
werk maken, wel middelen zullen uitvinden ons nieuws
gierigen te lokken, zoo lang er nieuwsgierigen zijn. De heer
Pera heeft gezegd dat het een ideaal is te gelooven, dat er
geen nieuwsgierigen meer zullen zijn, maar ik geloof, dat
men het ideaal moet trachten naderbij te komen. Men moet
beginnen met niet alleen anderen aan te sporen niet ernaar
te kijken of te luisteren, maar men moet zelf ook het voor
beeld geven.
De Voorzitter. Op de vraag van den heer de Lange, of
het rondloopen zonder meer met een reclamebord, waarop
alleen de naam van een candidaat staat vermeld, strafbaar
worden zal, kan ik antwoorden, dat dit niet het geval is. Het
is alleen verboden op reclameborden den inhoud van geschriften
mee te deelen. Ook aankondigingen van koopwaren vallen na
tuurlijk niet onder het artikel.
De heer Sijtsma zegt, dat de grens tusschen praten en
roepen en schreeuwen zoo moeilijk is te trekken en hij vreest
daardoor voor eene vexatoire toepassing van de verordening.
Ik geloof, dat de agenten, die zoo dikwijls hebben te oor-
deelen of een uiting al dan niet b.v. nachtelijk burengerucht
is, wel zullen weten te onderscheiden tusschen eenvoudig
praten en roepen en schreeuwen.
De heer Drucker meende, dat de bepaling toch niet vol
doende zou zijn, maar in andere plaatsen is zij gebleken af
doende te wirken. Indien het waar is dat de ondervinding
leeren zal, dat er nog leemten in het artikel zijn, dan zal ik
niet in gebreke blijven zoodanige voorstellen te doen als noodig
zijn om de preventieve werking dezer verordening te ver
zekeren. Men probeere het al vast met de voorgestelde bepaling.
De heer Van Dissel. M. d. V. In artikel 1 wordt ook ver
boden door middel van een reclamebord de aandacht te ves
tigen op gedrukte of geschreven stukken.
Nu stel ik het geval, dat een uitgever iets heeft doen drukken,
een programma, feestwijzer of iets dergelijks, bij welks ver
spreiding haast is. Nu stuurt hij een paar menschen rond
met een reclamebord, waarop vermeld staat, dat dit of dat
geschrift bij hem verkrijgbaar is. Wat ter wereld voor kwaads
steekt daar nu in, dat zoo iets moet verboden worden. Ging
het gepaard met roepen of schreeuwen, dan zou ik het verbod
kunnen begrijpen en zelfs goedkeuren, m^ar anders gaat het
dunkt mij te ver. Wanneer ik de tusschenzin buiten beschou
wing laat lees ik in de drie laatste regels onder c dat ver
boden is door middel van een reclamebord op gedrukte
stukken de aandacht te vestigen. Men mag dus niet door
middel van zulk een bord b. v. de aandacht vestigen op de
uitgave van een programma voor een feest van de 3-October-
vereeniging e. d. En dat gaat toch niet aan.
De Voorzitter. Ik kan den heer van Dissel die vreest, dat
dit artikel moeilijkheden zal medebrengen voor de uitgevers,
verzekeren dat tot nog toe dergelijke publicatie van geschriften
alleen is voorgekomen op het gebied van schandaal colportage.
Ordentelijke uitgevers handelen niet op deze wijze; dat behoort
speciaal bij de schandaalcolportage. En daarom moet het de
kop worden ingedrukt. Uit ervaring sprekende kan ik ver
klaren, dat ik nergens in het gansche land ooit heb gezien,
dat een solied uitgever op dergelijke wijze zijn persproducten
aan den man bracht. Wat wij hier voorschrijven is dan ook
een maatregel, die alleen de schandaalcolportage treft, en dit
is hier het doel.
De heer van Dissel. M. d. V. Ik ben even sterk als U tegen
de schandaalcolportage, en ik geloof ook, dat er door uitgevers
geen boekwerken met reclameborden worden uitgevent. Maar
wel feestwijzers en dergelijke dingen, waarbij het van belang
is dat het publiek zeer spoedig met de uitgave bekend is. Zoo
mogelijk zou ik daarom de desbetreffende bepaling gaarne
gewijzigd zien.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat
als de heer van Dissel zijn zin krijgt, wij door een achterdeur
wéér gaan inlaten wat wij door de voordeur uitgelaten hebben.
Dan zal iemand met een reclamebord gaan loopen waarop
staat, dat het een of ander schandaalstuk te koop is en iets
verder zal een vriend van hem loopen die die stukken te
koop heeft.
De Voorzitter. Ik herhaal nog eens, dat deze bepaling alleen
is gericht tegen de wijze, waarop bij wijze van schandaalcol
portage wordt gevent.
Een uitgever, die prijs stelt op colportage, kan op nog heel
wat andere manieren, dan door middel van een reclamebord
de aandacht op zijne boeken of brochures vestigen, o. a. door
bij voorbeeld in winkelkasten aan te plakken, dat iets bij