DONDERDAG 48 JUNI 1903. 81 Om hier nu dadelijk te beslissen, dat de gemeente de zorg daarvoor op zich zal nemen, acht ik uit financieele overwe gingen onraadzaam. De heer de Lange. M. d. V. Ik wil nog opmerken, dat voorbij gezien wordt, dat de pachters van de gemeente-reiniging toch in die lanen moeten wezen voor het weghalen van het huis vuil, en ik denk toch niet, dat Burg. en Weth. in het vervolg de eigenaren ook zouden willen belasten met het weghalen van dat vuil. Ik kan niet inzien, dat het budget der gemeente zoo zwaar wordt belast als de Gemeente zich met de reiniging der particuliere wegen blijft belasten. Nu moge men zeggen, dat er tot nu toe aan de uitvoering wel iets ontbroken heeft, en dat wil ik gaarne toegevenmaar ik acht het onwaar schijnlijk, dat het door de aanneming van het nu voorgestelde beter zal geschieden. Bovendien acht ik het principieel ge- wenscht, dat het schoonhouden van de wegen, straten en lanen door de gemeente geschiedt door middel van de pachters van de reiniging. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Ik geloof, dat de heer de Lange een principieele beslissing wenscht, naar mijne meening op dit moment niet geraden. Ik zou die daarom willen verschuiven, totdat de verpachting van de gemeente reiniging aan de orde komt. De oorsprong van dit voorstel is, dat de Commissie van Fabricage tot heden geen macht heeft om aan de pachters in de geannexeerde gedeelten op te dragen straten, sloppen, poorten enz., die niet het eigendom zijn van de gemeente, te reinigen. Met den Wethouder ben ik het volkomen eens, dat het voor de gemeente zeer groote finantieele gevolgen zal hebben, wanneer de reiniging van particuliere stratensloppen en stegen aan de reiniging van de gemeente wordt opgedragen. De Voorzitter. Ik kan hier bijvoegen, dat wat ik straks onderstellenderwijze zeide, juist blijkt te zijn, en dat de Com missie van Fabricage dit voorstel doet in verband met be staande moeilijkheden. Het nemen van een princieele beslissing kan daarom veel beter geschieden binnenkort bij gelegenheid van de vernieuwing der contracten. Ik geef den heer de Lange daarom in overweging thans zijn stem aan dit voorstel te gevendat rekening houdt met den bestaanden toestand. Een principieele beslissing kan dan genomen worden als de ver nieuwing der contracten aan de orde komt. De heer de Lange. Ik ben begonnen aan Burg. en Weth. te vragen dit voorstel terug te nemen, juist opdat dan later een principieele beslissing genomen zou kunnen worden. Dan blijft de zaak nog een half jaar op den tegenwoordigen voet doorgaan. De heer Korevaar. Wat de heer de Lange vraagt, brengt bezwaren mede. De toestand is nu ongeregeld en bij inwilli ging van zijn verzoek zou deze dus nog een half jaar ongeregeld blijven. Op dit oogenblik weet niemand, wie het vuil uit par ticuliere straten en lanen verwijderen moet. Ik hoopdat de heer de Lange de eerste zal zijn om te willen medewerken tot het verkrijgen van een geregelden toestand. De heer De Lange. Ik wil alleen constateeren, dat bij in williging van mijn verzoek slechts nog gedurende een half jaar dezelfde toestand bestaan blijft, die sinds 1890 be staan heeft. De Voorzitter. Maar in de gegeven omstandigheden zijn aan het blijven bestaan van dien toestand bezwaren verbon den. Er is te dien opzichte op dit oogenblik urgentie. De heer P. J. van Hoeken. M. d. V. Ik ben het eens met den heer de Lange. U vindt het urgent; ik vind het niet urgent. Er bestaan straten die aan een anderen eigenaar toe- behooren als de huizen in de straten. Dat kan tot groote moeilijkheden aanleiding geven. Waarom nu nieteenige maan den gewacht, nu het jaren lang goed gegaan is, met het nemen van een principieele beslissing ten opzichte van alle straten en wegen. Ik kan niet inzien, waarom nu deze verordening tussclientijds veranderd moet worden. De heer van Dissel. M. d. V. In het artikel staat, dat op de bermen enz. zich geen bladeren mogen bevinden. Nu is het in eiken tijd van het jaar, maar stellig in den herfst onmogelijk den weg geheel vrij te houden van bladeren. Zou daarom niet beter zijn te lezen opeenhooping of verzameling van bladeren, of een dergelijke uitdrukking? De heer Fockema Andrew. Ik kan mij met de wijziging, door den heer van Dissel voorgesteld, wel vereenigen. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar, ge hoord de Commissie voor Strafverordeningen, de wijziging over te nemen. In het artikel zal dus »bladeren" worden ver anderd in «verzameling van bladeren." Het gewijzigde artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 2 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De heer De Lange. M. d. V. Wanneer Burg. en Weth. deze verordening thans niet kunnen aanhouden, verzoek ik hoofdelijke stemming. De Voorzitter. Burg. en Weth. meenen thans niet te kunnen overgaan om de zaak uit te stellen, te minder daar de quaestie, door den heer de Lange besproken, kan geregeld worden bij eene vernieuwing van de contracten. De verordening, in stemming gebracht, wordt aangenomen met zeven- en twintig tegen twee stemmen. Voor stemmen de heerenWitmans, Sijtsma, Drucker, de Goeje, van der Lip, Verhey van Wijk, van Lidth de Jeude, Juta, van Hamel, A. J. van Hoeken j.Jzn., Kaiser, Paul, P. J. Mulder, Bots, J. P. Driessen, van Tol, Aalberse, de Vries, A. Mulder, Timp, van Dissel, Hasselbach, Korevaar, Fockema Andre®, Pera, Bosch en Kerstens. Tegen stemmen de heerenP. J. van Hoeken en de Lange. XXV. Vaststelling van de verordening, houdende wijzi ging van de verordening op de straatpolitie van den len April 1897 (Gemeenteblad n°. 0), laatstelijk gewijzigd bij de verordening van den 12en Februari 1903 (Gemeenteblad n°. 11). (Zie lng. St. n°. 183). De heer Pera. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord mijn blijdschap uit te spreken, dat Burg. en Weth. het ini tiatief hebben genomen tot dit voorstel. Reeds veel te lang hebben de bewoners onzer gemeente zich moeten ergeren over de schandaalcolportage. Ik acht het gelukkig, dat wij nu een voorstel ontvangen, waardoor zooveel mogelijk aan die colportage paal en perk zal worden gesteld. De heer Sijtsma. M. d. V. Het spijt mijdat niet meer bevoegden dan ik zich geroepen hebben geacht tegen dit voor stel iets in het midden te brengen. Nu dit niet is geschied wensch ik enkele opmerkingen te maken. En dan spreek ik in de eerste plaats de vrees uitdat de hier voorgestelde wijziging, ik zeg niet, de aanleiding zal maar toch kan zijn tot een ernstig ingrijpen in de vrijheid, die wij in ons vrije Nederland allen zoo op prijs stellen. Het verkoopen of gratis aanbieden van gedrukte stukken is op zichzelf geen kwaad. En wanneer dit gepaard gaat met eene aanbeveling, dan kan dit geschieden mondeling of met een reclamebord. En nu zal het volgens de voorgestelde wijziging verboden zijn te roepen of luidkeels aan te bevelen. Wat is nu echter luide aanbevelen of roepen? Dat moeten wij overlaten aan het subjectieve oordeel van de politieagenten, wat de deur openzet voor allerlei willekeur. Wat reclameborden aangaat, ik zie niet in, waarom men niet een of ander geschrift op een bord mag aanprijzenmaar wel op een bord mag aankondigen het houden van eene ver gadering, of de aanbeveling van een candidaat. De Commissie voor de Strafverordeningen heeftop den voor grond gesteld, dat door deze wijziging in geen geval de vrijheid van drukpers mag worden verkort en toch geschiedt dit mijns inziens wel, wanneer het verboden wordt op reclameborden producten van de pers aan te prijzen, terwijl terecht toe gelaten blijft iets anders op deze wijze aan te prijzen. Dat is meten met twee maten en de eerste maat is veel te eng. Wanneer een heilsoldaat met een bord propaganda zoekt te maken voor zijn beginselen, wanneer een drankbestrijder zich met een bord voor een kroeg plaatsten den menschen die de kroeg bezoeken, een geschriftje aanbeveelt, dan zou dit alles verboden zijn. Ik vraag in gemoede gaat dat niet te ver? Of iets verboden moet worden, zou moeten afhangen in hoofdzaak van den inhoud van het geschrift, ook volgens de toelichting van deze voorgestelde wijziging. Aanleiding daartoe is m. i. dan ook geweest de anarchis tische straatpropaganda. Wat wij daarvan gezien hebben was ik moet dat erkennen zeer onaangenaam en zeer stuitend. Maar heeft men dat niet bevorderd door er al te veel notitie van te nemen? Ik heb mij dikwijls geërgerd daar menschen bij te hebben zien staan uit louter nieuwsgierigheid, hoewel zij er toch tegenstanders van zijn. Ik ben, voor zoover dat met mijn betrekking maar eenigszins was overeen te brengen altijd daar vandaan gebleven. Had iedereen dat gedaan, dan zou die zaak spoediger verloopen zijn. Het nieuws is er echter nu af. Wij staan ten opzichte van deze propaganda op een overwonnen standpunt. De maat regelen, welke er nu tegen worden voorgesteld, zijn echter nu nog uit taktisch oogpunt af te keuren. Ik vrees dat, nu wij die mannen tot martelaren zullen gaan maken, zij weer juist opnieuw hier zullen komen en op allerlei wijze het der politie lastig maken. Voor een proces deinzen ze waarlijk niet terug en hun middelen om in anderen vorm op te treden zijn nog niet uitgeput.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5