G7
En wat nu in de tweede plaats de bezoldiging der extra-
lessen van Mej. Oort betreft, hoewel op haar als tijdelijk on
derwijzeres art. 16 niet toepasselijk is, acht de Commissie van
Toezicht het toch billijk dezelfde regeling ook op haar toe te
passen, waar de lessen in de hoogere klassen ook van haar
uit den aard der zaak veel grootere inspanning zullen vereischen.
Wordt deze regeling, waarmede ons college zich wel kan
vereenigen, ook door Uwe Vergadering goedgekeurd, dan
zal de voorziening in de lessen van de Directrice gedurende
haar verlof een uitgave van de gemeentekas eischen van f 750.
waarbij echter niet uit het oog moet worden verloren, dat
verreweg het grootste gedeelte dier uitgaaf een rechtstreeksch
gevolg is van de bepaling der verordening zelve.
Mitsdien geven wij U in overweging tot de vaststelling van
den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving over
te gaan, onder mededeeling, dat op den post voor Onvoorziene
Uitgaven thans nog ƒ5123.-- beschikbaar zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 199. Leiden, 27 Juni 1903.
Door het «Centraal Bureau voor Sociale Adviezen" werd,
gelijk U bekend is, andermaal een verzoek bij Uwe Vergadering
ingediend om aan de vereeniging een subsidie uit de gemeente
kas toe te staan.
Waren wij, blijkens ons onder n°. 59 der Ingekomen Stuk
ken uitgebracht advies, reeds vroeger niet ongeneigd om op
het verzoek in te gaan en meenden wij dat alleen ordeshalve de
beslissing tot de behandeling der eerstvolgende begrooting be
hoorde te worden verdaagd, nu de vereeniging blijkbaar
noodgedrongen andermaal op haar verzoek terugkomt en haar
inmiddels ook door verschillende andere groote gemeenten
subsidies zijn toegekend, meenen wij dit formeele bezwaar te
moeten laten varen en U te mogen voorstellen reeds thans
tot de toekenning eener matige subsidie over te gaan.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging te be
sluiten aan de Vereeniging «Centraal Bureau voor Sociale
Adviezen" tot wederopzeggens eene jaarlijksche subsidie uit
de gemeentekas toe te kennen van ƒ100.--.
Teneinde deze subsidie reeds over dit jaar te kunnen uit-
keeren wordt U tegelijkertijd een staat van af- en overschrij
ving ter vaststelling aangeboden. Op den post voor Onvoorziene
Uitgaven zijn thans nog ƒ4373.— beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 200. Leiden, 27 Juni 1903.
Bij Raadsbesluit van 20 November 1902 werd een door den
heer P. J. van Hoeken ingediend stratenplan voor zijn terreinen
in de Waard, kadastraal bekend onder Sectie K nis. 727, 728
en 729, door Uwe Vergadering goedgekeurd. Toen hij daarna,
inmiddels tevens eigenaar geworden van de perceelen nis. 731 en
736, een nieuw plan indiende, waarin ook die beide perceelen
waren opgenomen, bestonden daartegen aanvankelijk bij de com
missie van fabricage en ook bij ons college overwegende bezwaren.
Aan al die bezwaren is echter in het bij nevensgaand adres
door den heer van Hoeken ingediende nieuwe plan geheel en
al, overeenkomstig onze aanwijzingen, tegemoet gekomen.
Vandaar dan ook, dat wij met de commissie van fabricage
van oordeel zijndat thans tegen de goedkeuring van dat plan
geenerlei bezwaar meer bestaat, zoodat wij U in overweging
geven, met intrekking van uw bovengenoemd besluit van 20
November 1902, over te gaan tot de vaststelling van het door
den heer P. J. van Hoeken ingediende stratenplan voor zijn
terreinen in de Waard, kadastraal bekend onder sectie K nis.
727, 728, 729, 731 en 736 gemeente Leiden, met bepaling van
de hoogte der straten op 50 c.M. -|- N. A. P.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Met deze heb ik de eer UEA. een gewijzigd stratenplan te
doen toekomen van de perceelen in de Waard, Sectie B n°.
727, 728, 729, 731 en 736 geheel ingericht volgens uw ver
langen, uitgedrukt in uwe missive dato 28 Maart ec.
Ik vertrouw dat daartegen bij U nu geen bezwaar meer zal
bestaan. Gaarne zie ik uwe spoedige gunstige beslissing te
gemoet.
Hoogachtend
UEdw. dienaar,
Leiden, 13 Juni 1903. P. J. van Hoeken.
N°. 201. Leiden, 29 Juni 1903.
Blijkens hare in de Leeskamer ter inzage neergelegde mis
sive acht de Commissie van beheer van Endegeest en Rhijn-
geest eenige wijzigingen in de ten vorigen jare vastgestelde
«voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het
Sanatorium »Rhijngeest." wenschelijk. In hoofdzaak komen
deze wijzigingen op het volgende neer.
Art 7 doet in het U thans ter vaststelling aangeboden
concept duidelijk uitkomen, dat voor de patiënten der le klasse
alleen het eerste onderzoek dat de hoogleeraar instelt (om de
richting der behandeling te kunnen aangeven) in de verple-
gingskosten begrepen is, maar dat verdere consulten, door
dezen gegeven, door hem afzonderlijk kunnen worden in reke
ning gebracht. De ervaring heeft geleerd, dat te dier zake bij
de patiënten tot dusver eenig misverstand bestond. Het is
wenschelijk, dat dit worde uit den weg geruimd.
In de tweede plaats zal het, bij aanneming van het gewij
zigde art. 14, in het vervolg ook mogelijk zijn om mannelijke
patiënten in het le klasse paviljoen te doen verplegen. Meende
men aanvankelijk, dat tegen de verpleging van lijders van
verschillend geslacht in eenzelfde paviljoen zonder van elkander
gescheiden mannen- en vrouwenafdeeling bezwaar zou bestaan,
de ondervinding, in andere sanatoria opgedaan, heelt aange
toond, dat die vrees, althans voor le klasse patiënten,denk
beeldig is. De hoogleeraar heeft dan ook het verlangen te
kennen gegeven, dat in de villa Rijngeest ook mannelijke pa-
tienten zouden kunnen worden opgenomende kansen op
gunstige financieele resultaten kunnen daardoor uit den aard
der zaak slechts rijzen.
De derde wijziging van eenig belang eindelijk is deze, dat thans
uit art. 9 duidelijk blijkt, dat uitsluitend financieele omstan
digheden aanleiding kunnen geven om eenige reductie op de
verpleegkosten van de 2e klasse patiënten toe te staan. Bij
de oude redactie was het twijfelachtig of met die financieele
omstandigheden nog andere moesten samenwerken.
Voor het overige meenen wij U naar de verschillende ar
tikelen zelve te mogen verwijzen, waarin de voorgestelde wij
zigingen cursief zijn afgedrukt, en naar het ons voorkomt geen
verdere toelichting behoeven.
Wij noodigen U uit thans tot de vaststelling der aldus ge
wijzigde voorwaarden over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
VERORDENING, houdende voorwaarden van opneming en
verpleging van lijders in het Sanatorium voor zenuw
lijders „Rhijngeest" te Oegstgeest.
Art. 1.
In het Sanatorium Rhijngeest worden verpleegd lijders aan
organische en functioneele zenuwziekten.
De geneeskundige behandeling is opgedragen aan een speciaal
daartoe aangestelden geneesheeronder leiding van den hoog
leeraar in de psychiatrie aan de Rijks-Universiteit te Leiden.
Lijders aan besmettelijke ziekten en krankzinnigen worden
niet opgenomen.
Art. 2.
Het verzoek tot opneming behoort te worden gericht aan
den Geneesheer-Directeur. Daarbij moet worden opgegeven
het geslacht en de leeftijd van den lijder, alsmede de datum
waarop en in welke klasse zijne opneming gewenscht is.
Tevens moet daarbij worden overgelegd eene verklaring van
den geneesheerdie den lijder het laatst behandeld heeft, in
welke verklaring de voornaamste verschijnselen der ziekte wor
den vermelden waaruit duidelijk moet blijken dat de patient
niet aan krankzinnigheid noch aan eene besmettelijke ziekte
lijdende is.
Art. 3.
Indien eene overeenkomst tot .verpleging is gesloten, doch
de lijder zich niet ter verpleging doet opnemen, is de helft
van de kosten voor den overeengekomen verpleegtijd verschul
digd, met dien verstande dat het verschuldigde bedrag nim
mer de kosten van eene zeswekelijksche verpleging mag over
schrijden.
Indien omtrent den duur der verpleging niet was overeen
gekomen, is het bedrag voor eene week verschuldigd.
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing, wan
neer door den lijder wordt aangetoond dat hij buiten zijn
schuld niet in de mogelijkheid verkeerde zich te doen opnemen.
Art. 4.
Er zijn twee klassen van verplegingin beide worden zoowel
mannelijke als vrouwelijke patiënten verpleegd.
Art. 5.
De verpleegden der eerste klasse zijn gehuisvest in de uit
sluitend voor hunne verpleging ingerichte villa Rhijngeest,