DONDERDAG 23 APRIL 1903.
55
dat vole slagers genoodzaakt zijn des Maandagsmorgens zeer
vroeg reeds met slachten te beginnen? Zij moeten dat wel
doen om des Maandags tijdig vleesch te hebben. En dit wordt
hun nu onmogelijk gemaakt. Men kan nu niet slachten vóór
0 uur 's morgens; het vleesch moet een uur of 6 hangen om
te besterven; het wordt dus laat in den namiddag eer het
voor de consumptie kan worden gebruikt. Daarom is het wel
degelijk noodig dat er Zaterdagsmiddags kan worden geslacht.
De heer Korevaar. M. d. V. Het doet mij genoegen deze
opmerking te hooren, om de gelegenhdid, welke zij mij ver
schaft om er op te kunnen wijzen, dat bij het slachthuis
ook behoort een koelhuis, dat het slagersbedrijf regelmatiger
kan doen uitoefenen. Als de slagers dus tijdig slachten en
het vleesch in het koelhuis hangen, is het in het geheel niet
noodig dat zij des Maandagsmorgens vroeg opstaan.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 3, nader aange
vuld, zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 45 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 6, luidende:
»Het is verboden op het Openbaar Slachthuis de orde te
verstoren.'*
De heer Sytsma. M. de V. Mijn vraag is misschien zeer
naif, maar ik dacht, dat dit vanzelf sprak. Men mag nergens
de orde verstoren.
De Voorzitter. Toch zijn er menschen die geneigd zijn de
orde te verstoren. Om die te kunnen verwijderen is een straf
bepaling op het verstoren der orde gemaakt in art. 60. Maar
daarvoor was het noodig, dat in een ander artikel ook werd
bepaald, dat ordeverstoring niet geoorloofd is.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 6 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Art. 7 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 8, luidende:
»Het is aan hiertoe niet-bevoegden verboden:
a. waterleidingkranen langer te laten openstaan dan
noodig is;
b. water uit de waterleidingen te gebruiken voor andere
doeleinden dan waarvoor het bestemd is;
c. kranen voor stoom- en gasleidingen aan te raken, te
openen of te sluiten;
d. electrische geleidingen en lampen aan te raken
e. vensters en ventilatoren te openen of te sluiten
f. verstoppingen van kolken, riolen of afvoerbuizen te ver
oorzaken."
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. de V. In dit art. wordt
aan niet-bevoegden verboden waterleidingkranen, enz. langer
dan noodig is open te laten staan. Ik begrijp, dat dit inge
voegd is als zuinigheidsmaatregel. Maar dan zou ik willen
vragen of dit dan aan wei-bevoegden wel is toegelaten
De Voorzitter. Oorspronkelijk was de redactie anders,
maar de Commissie voor de strafverordeningen heeft deze aldus
gewijzigd.
De heer Fockema Andrew. M. de V. Men moet oppassen,
dat dergelijke strafbepalingen niet te algemeen worden gesteld.
Dan vallen ook de ambtenaren, tegen wie ze niet gericht zijn,
er onder. Tegen de ambtenaren heeft men tuchtmaatregelen,
en voor de niet-ambtenaren heeft men strafbepalingen noodig.
De heer A. J. van Hoeken J. Jzn. Worden die tuchtmaat
regelen vastgesteld door den Raad?
De Voorzitter. Die worden bij instructie vastgesteld door
Burg. en Weth.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 8 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De artt. 9—17 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 18, luidende:
»Dieren, welke door het vervoer zeer vermoeid zijnmogen
niet dadelijk geslacht wordenmaar moeten vooraf gedurende
eenigen tijd, door den Directeur te bepalen, in de stallen
uitrusten."
De heer Bosch. M. d. V. Dit lijkt mij een zeer noodzakelijke
bepaling, maar aan den anderen kant mis ik er iets in, dat
is namelijk een bepaling betredende den tijd. Wanneer een
dier vermoeid is, is het in het belang van den slager zeiven
dat het eenigen tijd kan uitrusten alvorens te worden ge
slacht, maar dat hierbij niet een maximum bepaald wordt
acht ik niet goed. Had ik daarover met slagers kunnen spreken,
dan zou ik hieromtrent wellicht beter op de hoogte zijn,
maar nu stel ik voor dien tijd op een maximum van vier uur
te bepalen.
De heer van Lidth de Jeude. M. d. V. Ik ben het met
den heer Bosch eens betreffende de noodzakelijkheid van deze
bepaling. Door vermoeienis toch kunnen in het bloed van
een dier stoffen ontstaan, die bepaald giftig kunnen werken.
Het bepalen van het maximum op vier uur acht ik echter
niet goed, daar die tijd te kort kan zijn. Daarom staat er,
dat die tijd aan den Directeur wordt overgelaten. Ik geloof,
dat dit ook veilig kan geschieden. Naarmate het dier ver
moeider is, zal natuurlijk een langere tijd van rust noodza
kelijk zijn.
De heer Bosch. M. de V. Ik vind, dat dit niet aan den
Directeur moet worden overgelaten. Ik twijfel niet aan de
oprechtheid en de goede bedoelingen van den heer de Jong,
maar het kan zijn dat hij er niet is en dat er dan een ander
is met minder goede bedoelingen. En men moet in deze niet
afhangen van willekeur. Is vier uur te kort, laten wij dan
een ander getal stellen.
De Voorzitter. Zooals de heer van Lidth de Jeude heeft
opgemerkt hangt de rusttijd, die noodig is, af van den graad
van vermoeidheid van het dier. Het bepalen van dien rust
tijd moet dus uitteraard aan den Directeur worden overgelaten,
die dit ter plaatse kan beoordeelen. Is deze niet aanwezig,
dan is de adjunct-directeur er, en deze is ook een deskundige,
die weten kan hoelang het noodzakelijk is de slachting op
te houden, met het oog op eventueele nadeelige gevolgen
voor de volksgezondheid.
De heer Pera. M. d. V. Er is toch wel reden om een
maximum vast te stellen, omdat de slager er belang bij kan
hebben binnen een zekeren tijd het dier geslacht te hebben.
De Directeur kan wel zeggen dat het dier 7 uur moet staan,
terwijl de slager zit te snakken naar het vleesch, dat hij
noodig heeft. De vraag is nu, wat als maximum moet worden
gesteld. Ik heb van een slager gehoord dat vier uur lang
genoeg is, maar ik weet dat niet beslist.
De heer Fockema Andrea?. M. de V. Het voorstel, door de
heeren Bosch en Pera gedaan, kan alleen gegrond zijn op
wantrouwen in onze ambtenaren. Waaraan hebben zij dat te
danken? Hoe kunnen wij verwachten, dat een verordening
behoorlijk kan werken als de ambtenaren niet worden ver
trouwd. Nu wij deskundige ambtenaren hebben, kunnen wij
dergelijke zaken aan hen overlaten.
De heer Pera. M. d. V. Ik moet zeer ernstig protesteeren
tegen de argumentatie van den heer Fockema Andrese. Ik heb
hoegenaamd geen reden om den heer de Jong in eenig opzicht
te wantrouwen, maar ik meen toch dat er alles voor te zeggen
is, dat wij hier eenigen regel vaststellen.
De Voorzitter. Mag ik opmerken, dat werkelijk hier het
vaststellen van een maximum aantal uren geen zin heeft.. Dat
moet overgelaten worden aan den ter plaatse aanwezigen des
kundige. Doet men dat nietdan zou moeten worden bepaald,
hoe lang een dier moet rusten dat vermoeid, zeer vermoeid
en bijzonder vermoeid is. Ik ontraad den Raad zich in der
gelijke detailkwesties te begeven. Laat men dat aan de directie
overlaten. Voert deze de verordening op dit punt niet goed
uit, dan is het tijd om er hier of bij Burg. en Weth. over
te klagen.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 18 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De art. 1922 worden achtereenvolgens zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 23, luidende:
»Het is hun, die op het Openbaar Slachthuis eenig bedrijf
uitoefenen of eenige werkzaamheden in verband daarmede
verrichten, verboden daar personen in dienst te hebben zonder
vergunning van den Directeur en wier namen, voornamen,
ouderdom, geboorte- en woonplaats niet vooraf ten kantore
van den Directeur zijn opgegeven.
Bij verwisseling of ontslag van deze personen moeten de
werkgevers daarvan onmiddellijk ten kantore van den Directeur
kennisgeven.
Personen, die op het Openbaar Slachthuis verschijnen,
zonder dat te hunnen opzichte de in het eerste en tweede
lid bedoelde bepalingen zijn opgevolgd, zijn verplicht op de
eerste aanmaning van den Directeur het terrein te verlaten
en kunnen zoo noodig daarvan verwijderd worden."
De heer Sijtsma. M. de V. Ik acht dit een bepaling, die
ernstig ingrijpt in het bedrijf van de slagers. Dit gaat te ver.
Wanneer de Directeur te klagen heeft over het gedrag van
een slagersknecht, zal de patroon dezen wel niet naar het
slachthuis zenden.