52
DONDERDAG 23 APRIL 1903.
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van de Slagers-
vereenigingen.
De heer Bosch. M. de V. Het spijt mij, dat u begint met
punt 18 voorop te zetten. Wij hebben deze verordening, die
nogal uitgebreid is, eerst Zaterdagavond laat ontvangen. Mij
althans is het niet mogelijk geweest over enkele punten een
iuist oordeel te vellen. Ik'heb mij begeven tot menschen, bij
deze zaak nauw betrokken, en die hebben gezegd, dat ook zij
geen voldoenden tijd hadden om zich in de kwestie voldoende
in te werken en een oordeel uit te spreken. Dat waren de
belanghebbenden, de slagers. Het komt mij dus zeer onge-
wenscht voor en misschien wordt dit bezwaar door anderen
gedeeld nu aan deze voordracht te beginnen. Ik zou
u dus willen vragen of er bezwaar tegen is om deze zaak,
al is het maar voor 8 dagen, uit te stellen. Ik beloof mijner
zijds dan alle pogingen te zullen aanwenden om zooveel
mogelijk op de hoogte te komen. Ik meen ook dat de
slagers voornemens zijn de zaak te onderzoeken en wat zij
meenen dat in hun belang is aan ons kenbaar zullen maken.
Op die wijze zullen wij eenigszins meer beslagen ten ijs komen.
Ik heb daarom de eer voor te stellen de behandeling van deze
verordening aan te houden tot de volgende vergadering.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn van oordeel, dat het
ongewenscht is de behandeling van deze verordening uit te
stellen, en wel om verschillende redenen.
U hebt in de eerste plaats gezegd, dat u geen tijd hebt
gehad de verordening te bestudeeren. Ik moet daartegen op
merken. dat dit eene verordening is van een zeer eenvoudig
karakter, die uitsluitend maatregelen van praktischer) aard
bevat, welke in andere gemeenten geheel ter beslissing zijn
van Burg. en Weth.eene verordening, die zich geheel beweegt
op practisch-technisch terreinwaarbij geen enkel beginsel
ter sprake komt en die alleen als een uitvloeisel van de
algemeene verordening is aan te merken, een uitvloeisel van
beginselen, die reeds zijn aangenomen. Zooals u bij doorlezing
zult hebben bemerkt, geldt het hier alle bepalingen ter bevor
dering van orde en rust op het terrein en tot regeling der
werkzaamhedenalle zaken van zuiver praktischen aard, waarbij
geen beginselen gemoeid zijn. Nu moet ik er verder op wijzen,
dat door ieder uitstel de opening van het slachthuis vertraagd
wordt en dat daardoor de gemeente niet onbelangrijk finan-
tiëel nadeel heeft. Er is berekend, dat elke dag, dat de
opening van het slachthuis wordt vertraagd, de gemeente te
staan komt op '100. Alleen de omstandigheid, dat het
slachthuis gedurende de maand Maart niet gebruikt is, be-
teekent voor de gemeente een verlies van f 4000. Daarom
moet alles worden aangewend om de opening zooveel mogelijk
te bespoedigen.
En verder is de verordening van uiterst practischen aard,
waaromtrent de ervaring de beste leerschool is. Nu bestaat
hier nog geen ervaring op dit gebied, maar dat is wel het
geval in andere gemeenten. Waar nu bij de vaststelling van
deze verordening ruimschoots rekening is gehouden met de
ervaring, in andere gemeenten met slachthuizen opgedaan,
geloof ik dat gerust met deze verordening kan worden aan
gevangen, en dat aan den tijd kan worden overgelaten of het
blijken zal dat de praktijk alhier vereischt het maken van
enkele wijzigingen. Daarom wensch ik u en anderen leden van
den Raad zeer te ontraden de behandeling van deze zaak
aan te houden.
De heer Bosch. M. de V. Ik zou in hoofdzaak met uw
betoog kunnen medegaan, indien niet in de toelichting van
de verordening door u zelf was gezegd, dat deze verordening
een publiekrechtelijk karakter draagt, en daarom slechts
langs zeer omslachtigen weg zal zijn te wijzigen. Waar mij
bij vluchtige inzage nu reeds gebleken is, dat b. v. in art 3
het geopend zijn op feestdagen geregeld is op een wijze, in
strijd met het in Januari genomen besluit, waarbij voor den
tweeden Kerstdag een uitzondering werd gemaakt; dat in
art. 53 wordt bepaald, dat de koelcellen op feestdagen slechts
open zijn 's morgens van 78 uur, zoodat de slagers op
tweeden Paaschdag 's morgens vóór 7 uur aan hun klanten
zouden moeten vragen wat zij willen hebbendat in art. 51 het
hangen van fijnere ingewanden in de koelcellen, dus ook van
levers en zwezerikken verboden is, dan geloof ik te mogen
zeggen, dat in deze verordening bepalingen voorkomen, die
wel degelijk de aandacht verdienen. Om nu tot een voor allen
zooveel mogelijk voldoende regeling te komen, handhaaf ik
mijn voorstel om de behandeling 8 dagen uit te stellen, niet
tegenstaande ik het er volkomen mede eens ben, dat elke dag
uitstel geld kost. Wij komen dan beter beslagen ten ijs en
toegerust met de kennis, die wij ons bij deskundigen kunnen
verschaffen.
De heer Fockema Andre/E. M. d. V. In tegenstelling met
hetgeen de heer Bosch heeft opgemerkt vereenig ik mij vol
komen met uw betoog en geloof ik, dat u er volkomen te
recht op hebt aangedrongen de verordening terstond in behan
deling te nemen. De heer Bosch zelf heeft door wat hij gezegd
heeft ons reeds doen zien, dat hij althans tijd genoeg heeft
gehad de verordening nauwkeurig na te gaan. Ik vind het
zeer goed dat de gemeentenaren in de gelegenheid zijn om
door de publiciteit, welke aan de stukken gegeven wordt, hun
meening daarover kenbaar te kunnen maken. Maar als dezen
nu ook al gaan eischen lang te voren daarmede in kennis te
worden gesteld, opdat zij requesten kunnen indienen, dan
gaat dat toch te ver. Mijn persoonlijke meening is, dat wij
van de slagers- en varkensslagersvereeniging bij de inrichting
van het abattoir en het maken van de desbetreffende ver
ordeningen niet veel medewerking ondervonden en het komt
mij voor, dat vele van de gemaakte opmerkingen het karakter
dragen van het steken van spaken in het wiel. Ik zou dus
nu allerminst geneigd zijn om op de bezwaren van de slagers
te wachten. Ik ben het geheel met den Voorzitter eens,
dat de praktijk wel bezwaren aan het licht zal brengen, maar
dan kan gemakkelijk tot wijziging worden overgegaan. En nu
zegt de heer Bosch wel, dat dit moeilijk gaan zou wegens
het publiekrechtelijke karakter der verordening, maar al is
die wijziging lastiger dan wanneer die eenvoudig zou uitgaan
van Burg. en Weth., in 2 a 3 weken kan dit toch wel ge
schieden. De raad is nooit ongeneigd gebleken om aan wer
kelijke bezwaren te gemoet te komen. Er is echter nu reeds
zóó lang gesukkeld, dat daaraan nu een einde moet komen.
De heer Pera. M. d. V. Ik hoor met eenige verbazing de
redeneering van den heer Fockema Andre®. Hij toch acht
het niet noodig dat de burgerij de gelegenheid heeft om zich
over voorstellen van den raad uit te laten. Dit is echter in
het algemeen nog iets anders dan hier, waar wij te doen
hebben met een verordening, die een bepaald vak treft. Wat
de heer Fockema Andrese zegt komt hierop neer: wij zullen
zonder u over u beschikken.
Het komt niet in mij op er Burg en Weth. een verwijt
van te maken, dat het inkomen van deze verordening zoo
lang op zich heeft laten wachten; ik weet dat de heeren het
druk gehad hebben. Maar dat neemt toch niet weg, dat op
de raadsleden de plicht rust om de zaken met eenig oor
deel des onderscheids te behandelen en zich op de hoogte te
stellen van hetgeen voorgesteld wordt.
Nu beken ik voor mij gulweg, dat ik op het practisch
terrein van de slagerij niet zoo bijzonder bekend ben, en
gaarne in de gelegenheid zou zijn geweest daarover slagers
te hooren. Ik meen dat er dus niets onbillijks in ligt, wan
neer die gelegenheid gegeven wordt. Dat het bij al de kosten
die reeds gemaakt zijn nu zoo vreeselijk is wat de heer Bosch
verlangt, kan ik ook niet inzien. Door u, M. d. V., wordt
ook gezegd, dat het spoedig wel zal blijken, dat allerlei wijzi
gingen noodig zullen zijndat men door de ondervinding zal
moeten ervaren hoe tal van zaken definitief geregeld zullen
moeten worden. Maar daarom juist acht ik het zeer noodig,
dat wij ons zoo goed mogelijk op de hoogte stellen. Het gaat
niet zoo gemakkelijk een verordening met een 60-tal artikelen
zoo maar even door te werken.
Ik meen dus het voorstel van den heer Bosch te moeten
ondersteunen, in de overtuiging dat het raadzaam is ons
althans nog enkele dagen te geven om deze zaak na te gaan.
Men kan wel zeggen, dat wij de stukken in handen hebben
van af Zaterdagavond tot Donderdagmiddag, maar men moet
daarbij niet uit het oog verliezen, dat de raadsleden ook hun
bezigheden hebben, waarmede velen hun handen verbazend
vol hebben, zoodat het velen onmogelijk is in een paar dagen
alles ernstig na te gaan. Verlenging van eene week heeft dus
voor ons groote waarde.
De Voorzitter. Mijnheer Bosch, daar Burg. en Weth. uw
motie van orde niet overnemen, zult u die schriftelijk moeten
indienen.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik wil even rectificeeren
wat de heer Pera gezegd heeft. Ik heb niet gezegd of be
doeld, dat de ingezetenen niet in de gelegenheid behoeven
te zijn bezwaren tegen voorgestelde bepalingen in te dienen,
maar ik heb gezegd, dat als daarvoor een korte tijd gegeven
wordt, ik dat voldoende acht. Maar nu komt men met een
voorstel tot uitstel, dat zulke belangrijke gevolgen kan hebben,
op grond hiervan, dat de gemeentenaren langer gelegenheid
moeten hebben om ons te praeadviseeren, en daar ben ik tegen.
De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de heer Pera
gezegd heeft wensch ik nog iets op te merken. In het algemeen
ben ik er een voorstander van om, als uit den boezem der
vergadering stemmen opgaan om een punt aan te houden
omdat meer licht werd begeerd, en ik heb dat elders als
gemeenteraadslid ook steeds in practijk gebracht daaraan
mijn steun te verleenen. Waar ik er dus thans tegen ben
dit punt aan te houden, moeten er wel zeer klemmende
redenen voor zijn. Deze zijn dan ook in ruime mate aanwezig.