DONDERDAG
23 APRIL 1903.
51
XIII. Verzoek van J. Botermans om vergunning tot demping
en rioleering van het gedeelte sloot langs den Zoeterwoud-
schen Singel vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie
M n°. 1381, gemeente Leiden.
(Zie lng. St. n°. 117)
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van professor
de Groot.
De heer de Goeje. Na hetgeen door den wethouder van
fabricage medegedeeld is, namelijk dat de wijze van afvoer
van de faecaliën eerst later in behandeling komt, en dat daarbij
met het adres van professor de Groot en de belangen van
Depré rekening zal worden gehouden, heb ik nu geen bezwaar
tegen dit voorstel.
De heer Kaiser. M. d. V. Zou ik mogen vragen welke be
zwaren er zijn om aan het verlangen van professor de Groot
te voldoen. Bestaat er werkelijk overwegend bezwaar tegen?
Mij dunkt, dat het billijk is, dat aan zijn wensch voldaan wordt.
De Voorzitter. De redenen, waarom daaraan niet kan wor
den voldaan, zijn opgenomen in het advies van den Directeur
van Gemeentewerken, dat voorgelegen heeft.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik meen duidelijk gezegd te
hebbendat met deze demping niets beslist is omtrent den
afvoer der faecaliën. Eerst later zal daarover beslist kunnen
worden en zal kunnen worden uitgemaakt of een andere
wijze van afvoer mogelijk is.
De heer Kaiser. Bestaat er dus kans, dat aan den wensch
van professor de Groot wordt voldaan?
De Voorzitter. Met de aanneming van dit voorstel wordt
daaromtrent niets geprejudicieerd.
De heer de Lange. M. d. V. Ik heb met groot genoegen
kennis genomen van het slot van dit voorstel, luidende: ȟok
zijn wij met de Commissie van Fabricage van meening, dat
de door demping verkregen grond niet aan adressant ten
gebruike behoort te worden afgestaan (hetgeen trouwens door
dezen ook nog niet is gevraagd) maar ter verbreeding van
den weg bij den singel behoort te worden getrokken."
Het eenige wat mij leed doet is, dat deze redeneering ont
leend wordt aan het argument, »dat de ingebruikgeving
door adressant niet gevraagd is." Verleden jaar heeft de heer
Botermans voor een ander perceel gevraagd de geheele ge
dempte sloot in recognitie te krijgen en dat is geschied. De
heer Roem vraagt nu de halve gedempte sloot en krijgt
deze. De onderhavige adressant vraagt niets en krijgt niets
in gebruik. Nu vind ik dit laatste verreweg het beste, en ik
zou wel in overweging willen geven in het vervolg aan den
Zoeterwoudschen Singel aan niemand de gedempte sloot
geheel of voor een gedeelte in recognitie te geven ook al
wordt daarom gevraagd.
Ik breng in herinnering wat Burg. en Weth. zelf hebben
gezegd in 1901 bij de goedkeuring van het stratenplan-
Mulder, namelijk »Het streven is om de singel wegen in de
toekomst, wanneer de daaraan grenzende slooten zullen zijn
gedempt, zooveel mogelijk eene breedte te geven van 15
Meter." Dat kan niet anders verkregen worden dan door de
geheele gedempte sloot bij den Singelvveg te trekken.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen met uw wenk reke
ning houden. Dat hier niet dezelfde weg is gevolgd als bij
andere gevallen, is voor een deel hierin gelegen, dat er geen
antecedent is. Bovendien hebt u ook gezegd, dat het alleen
schijnt te worden toegestaan als het gevraagd is. Dat zinnetje
is opgenomen omdat een van de ambtenaren adviseerde er
wel in te treden. Wij zullen echter met uw opmerking
rekenen en ook op dezen Singel zal die maatregel gevolgd
worden. Overigens ben ik het met u eens dat iets wat billijk
is ook wel kan worden toegestaan, zelfs als het niet ge
vraagd werd.
De heer de Lange. M. d. V. Wat het laatste gedeelte be
treft van hetgeen u hebt gezegd, daardoor ben ik volkomen
bevredigd, maar wat het eerste gedeelte aangaat merk ik op
toch twee antecedenten te hebben genoemd, het besluit in
zake den heer Roem van zooeven en dat in zake den heer
Botermans van verleden jaar.
De beraadslaging wordt gesloten en het verzoek zonder
hoofdelijke stemming ingewilligd.
XIV. Voorstel in zake het geven van andere namen aan de
straten op Vreewijk.
(Zie lng. St. n°. 114.)
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van Prof. Wijsman.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik zou zeggen, dat de
eene naam zoo goed is als de andere; ik vind ze heel mooi,
Hugo de Groot is zelfs een speciale vriend van me. Maar ik
vind er wat voor te zeggen, te doen wat in den Haag en
andere plaatsen geschiedt, waar men bepaalde categoriën van
straatnamen heeft, de Zeeheldenbuurt, de Archipel, enz. Op
die wijze is het voor de menschen gemakkelijk den weg te
vinden. Wij hebben nu twee schilders, Gerard Don en Jan
van Goyen. De Vreewijkkade kan blijven, maar ik zou er twee
andere schilders bij willen hebben, laat ik zeggen, Bakker
Korlï en van Mieris. Het kan gemak geven in een nieuwe
buurt straten van ééne categorie te hebben.
De Voorzitter. Uitsluitend schildersnamen te kiezen is niet
bevorderlijk aan de afwisseling. Wij hebben nu dichters- en
schildersnamen dooreen. Wij zullen aan den wenk van u om
ook andere schilders in aanmerking te doen komen bij voor
koming voldoen. Ook heb ik nog ontvangen een schrijven van
den onderdirecteur van het Koninklijk Kabinet van schilderijen.
Deze is zeer ingenomen met de voorgestelde namen, maar
protesteert tegen het spreken van Gerard Douwstraat. De w
behoor t er niet bij. Ook heette Dou, als oud-Leidenaar, Gerrit.
Ik stel dus voor den naam in »Gerrit Doustraat" te wijzigen.
De heer Fockema Andrew. Ik zie geen enkele reden voor
het brengen van afwisseling in de namenhier schildersnamen
en in een anderen hoek van de stad weer schildersnamen. Ik
vind het practischerde schilders bij elkaar, de zeehelden bij
elkaar, enz. Ik vind het niet van groot belang, maar wil toch
als amendement voorstellen om in plaats van de Hugo de
Grootstraat en Bilderdijkstraat te nemen van Mierisstraat en
Bakker Korlï straat.
De Voorzitter. Weet u wel zeker, dat van Mieris hier
geboren is?
De heer Fockema Andrew. Ik meende van wel, maar nu
u mij het vuur zoo na aan de schenen legt, durf ik het niet
beslist zeggen.
De heer Van der Lip. Is Hugo de Groot hier dan ook
geboren
De Voorzitter. Die is een orakel van de Universiteit ge
weest en hem is daarvoor het burgerrecht toegekend.
De heer De Goeje. Ik meen, dat het wel goed zou zijn aan
het verzoek van den tegenwoordigen bewoner van het huis
Vreewijk, Prof. Wijsman, te voldoen zoodat de straat Vreewijk
straat worde genoemd en de Trekvliet Jan van Goyen-kade.
Ik geef Burg. en Weth. beleefd in overweging dit in hun
voorstel over te nemen.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar aan
dit verzoek te voldoen. Wenscht de heer Andrese zijn voorstel
nog te handhaven?
De heer Fockema Andrew. U hebt mij met van Mieris
bang gemaakt. Ik zal het maar intrekken.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigde voorstel
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XV. Voorstel tot aankoop van het perceel Breestraat 94 en
tot vaststelling van den desbetreflenden begrootingsstaat.
(Zie lng. St. n° 119.)
De heer Bosch. Tot mijne geruststelling zou ik de volgende
vraag willen doen. Ik vind niet geconstateerd, dat de 9000,
die door de brandwaarborgmaatschappij verschuldigd zijn, ook
werkelijk betaald zullen worden. Ik zie niet, dat de afwikke
ling van de zaak zoover wordt omschreven, dat de gemeente
er op rekenen kan die ƒ9000 te ontvangen. Ik geloof dat
B. en W. er wel aan zullen hebben gedacht, maar tot mijne
geruststelling zou ik gaarne vernemen dat het zoo is.
De Voorzitter. Ik kan den heer Bosch volkomen gerust
stellen. Uit den begrootingsstaat blijkt reeds, dat het geld
als ingekomen staat aangemerkt. En de assurantiemaatschappij
zal hare verplichtingen aan de gemeente, na subrogatie in
de rechten van den tegenwoordigen eigenaar, wel gestand doen.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XVI. Voorstel tot aankoop van de perceelen aan de Lange-
gracht Nis. 110, 112 en 112a en tot vaststelling van de des-
betrelïenden begrootingsstaat.
(Zie lng. St. n°. 120.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Met het oog op de urgentie van de zaak
stel ik voor nu niet punt 17, maar eerst punt 18 der agenda
te behandelen.
XVIII. Vaststelling van de verordening, regelende het ge
bruik van het Openbaar Slachthuis.
(Zie lng. St. n°. 118).