62 DONDERDAG 14 MEI 1903. De heer Witmans. Het is niet in mij opgekomen de Maat schappij in moeilijkheden te willen brengen, maar ik heb er op willen wijzen, en daarbij blijf ik, dat de Maatschappij zeker al voor vier weken heeft kunnen voorzien, dat zij vóór 1 Mei niet zou kunnen rijden. Volgens de voorwaarden moest vóór 1 Mei alles gereed zijn. Mijne opmerking heeft niet ten doel om een Raadsbesluit ongedaan te maken, het was alleen mijne bedoeling om op deze vreemde handelwijze de aandacht te vestigen, en ik blijf ook ongeneigd om mijne stem aan dit voorstel te geven. De Voorzitter. Mag ik U doen opmerken, dat U zich ver gist, wanneer U meent, dat vóór 1 Mei alles gereed moest zijn. Er was alleen noodig, dat vóór 1 Mei een begin was gemaakt met het werk, en nu had de Maatschappij aan de moeilijkheid kunnen ontkomen, door vóór dien tijd met kleine werkzaamheden aan te vangen. Dat heeft zij echter niet gedaan, en toen men 3 dagen na het verstrijken van den termijn, met de rails wilde beginnen, heeft de Wethouder van Openbare Werken gezegdgij zijt in overtreding en moogt nu niet meer een aanvang met het werk doen maken, voor dat nader verlof hiertoe aan den Raad is gevraagd. De heer Juta heeft reeds terecht opgemerkt, dat het nu toch stellig geen aanbeveling verdient om gebruik te maken van de tegenspoeden, door de Maatschappij ondervonden. In het adres staat uitdrukkelijk vermeld, dat zoo spoedig mogelijk, nadat de détail plannen door Burg. en Weth. waren goedgekeurd, de bestellingen zijn gedaan, maar dat ook ten gevolge van de staking, de ver schillende materialen niet op tijd konden worden afgeleverd. Ik zou het dus zeer onbillijk vinden wanneer de Maatschappij nu het slachtoffer moest worden van de tijdsomstandigheden. De heer Kroon. M. d. V. Ik wensch slechts eene enkele inlichting. Ik lees n.l. in de stukken, dat de lijn zal worden doorgetrokken tot aan het «Noordeindsplein". Wat echter be doeld wordt is niet het »Noordeindsplein" maar het «Noord- einde". De vorige maal, dat deze zaak in behandeling was, had ik verwacht, dat de bewoners van die omgeving reeds de aandacht hierop zouden hebben gevestigd, maar dit is niet geschied. Wat hier wordt genoemd het »Noordeindsplein" is het begin van het »Noordeinde". Ik zal nu niet op de zaak terugkomen, maar wensch alleen te vragen, of het niet in het vervolg goed zou zijn te spreken van het »Noordeinde" en niet van het «Noordeindsplein". De heer Korevaar. De opmerking van den heer Kroon is volkomen juist. De lijn zal doorloopen tot het »Noordeinde" en niet alleeen tot het «Noordeindsplein". Het is een verzuim, dat dit niet reeds eerder is opgemerkt. De heer de Goeje. M. d. V. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen door den heer Kroon is gezegd. Maar kan nu deze gelegenheid niet worden aangegrepen om terug te komen op het Raadsbesluit, want ik vind werkelijk het )>Noordeinde" als eindpunt zeer ongeschikt, vooral met het oog op de Kweek school voor Zeevaart. En voor de Maatschappij zal het toch wel geen zaak van beteekenis zijn, wanneer het eindpunt wordt gesteld op het Noordeindsplein. Wanneer dat zonder grooten hinder voor de Maatschappij kon, zou dat werkelijk wezen in het belang van deze buurt. De Voorzitter. Al moge uwe opmerking volkomen juist zijn, dan geloof ik tochdat het aan bedenking onderhevig is te lezen: »tot het Noordeindsplein", want het verzoek van de Maatschappij geldt niet opnieuw concessie te vragenmaar eenvoudig om verlenging te verkrijgen van den gestelden termijn krachtens eene concessie, die reeds verleend is en voor een bepaald eindpunt. De voordracht sluit aan bij het bestaande, dus gaat het niet aan het toestaan van dit verzoek te doen strekken tot een verandering in de vergunning tot het leggen van eene tramlijn, die reeds gegeven is. Dat zou tot verwarring aanleiding geven. De heer de Goeje. Juist in de concessie staat «Noordeinds plein". Wanneer zich dat nu niet verder uitstrekt dan tot de brug, dan ben ik tevreden; maar later is uit de stukken ver nomen, dat de bedoeling is «tot het Noordeinde", hetgeen toenmaals eerst uit de teekening is gebleken. De heer Korevaar Het is te betreuren, dat toenmaals het abuis is ingeslopen, maar in de vorige voordracht werd reeds gesproken over dat nieuwe eindpunt bij de Kweekschool voor Zeevaart, hetgeen toen allen twijfel had kunnen wegnemen. Wat betreft de vraag, welk verschil het voor de Maatschappij zou kunnen maken om alsnog de verlenging der tramlijn slechts te doen plaats hebben tot op het Noordeindsplein, zoo moet ik daarop antwoorden, dat zulks zeer groot kan zijn en die wijziging zou zelfs de verlenging geheel onmogelijk maken. Het maken van een eindpunt toch brengt mede het maken van een wissel, die een behoorlijke lengte moet hebben, en deze is niet te vinden op het Noordeindsplein, maar wel in het Noordeinde; wanneer dus het leggen van de rails daar werd verboden, zou de geheele verlenging vervallen. De heer de Lange. Een enkele opmerking, Mijnheer de Voorzitter. Ik betreur ook, dat die naamsvergissing heeft plaats gehad, maar dat doet aan de zaak zelve absoluut niets af. Ik wil er op wijzen, dat de vergunning is verleend onder meer onder deze voorwaarde, dat de Maatschappij binnen den voor geschreven termijn van 3 maanden de détailplannen had in te dienen, welke plannen blijkens de stukken door Burg. en Weth. den 7en Maart 1.1. zijn goedgekeurd. Op de goedge keurde teekening is de lijn doorgetrokken tot ongeveer vóór de kazerne. Die teekening is dus de wegwijzer voor de uit breiding van de tramlijn, en het komt mij daarom voor dat deze gelegenheid niet kan en mag worden aangegrepen om terug te komen op de verleende vergunning, ook al zou men die betreuren. Op het verzoek wordt daarop zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XVII. Voorstel tot aanvulling van art. 2 der «Bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewerken van den 28en Maart 1901. (Zie Ing. St. n". 123). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XVIII. Voorstel tot wijziging der Verordeningen van 25 Januari 1894 (Gem. BI. nó. 5) en 5 Juni 1902 (Gem. BI. n°. 10). (Zie Ing. St. ri°. 141). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIX. Voorstel tot onbewoonbaar verklaring van de perceelen Hekkesteeg Nis. 4, 5 en 6, Wernershof N°. 15, Hazenpoort Nis. 1, 2, 3 en 4, en Vischpoort Nis. 3, 4 en 5. (Zie Ing. St. n°. 127). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XX. Voorstel tot machtiging van de Commissie van Beheer van Endegeest en Rhijngeest tot het uitbreiden van het wasch- huis op «Endegeest" en tot vaststelling van den desbetref- fenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. n°. 126). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXI. Verzoek van het Bestuur der Vereeniging «de Prac- tische Ambachtsschool" om verhooging van de aan die inrich ting toegekende subsidie. (Zie Ing. St. n°. 122). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. De Voorzitter. Verlangt iemand nog het woord in deze vergadering De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou u willen vragen, of het Burg. en Weth. bekend is, dat het tegenwoordig op de groenten- en fruitmarkt zeer woelig toegaat. Maandagavond was ik er toevallig en gisterenavond ook. Het bleek mij toen, dat menschen, die de veilingen houden voor de Tuindersver- eeniging, dus voor de vereeniging van patroons, op voet van oorlog verkeeren met een groot deel van de venters. Voor zoover ik de zaak meen te begrijpen, zouden de venters met de veilingen wel vrede kunnen hebbenindien de zaak van Gemeentewege werd geregeld. De menschen klaagden eerst, dat zij zoo dikwerf een kat in den zak kochten. Toen heeft het Bestuur van de Patroonsvereeniging een keurmeester aangesteld, maar aangezien dit ook een patroon was, ver trouwde men de zaak niet. En ook het Markttoezicht wist in deze niet goed hoe het had te handelen, want dan wordt alleen het verkoopen bij veiling toegelaten, dan weer niet. Zoo werd gisterenavond aan iemand die niet tot de Patroons vereeniging behoorde, vanwege het Markttoezicht verboden, te verkoopen. Hoe dit zijmen leeft daar tegenwoordig op een voet van gewapenden vrede, wat stellig niet is in het belang van beide partijen. Nu is er bij den Raad ingekomen een adres van meergenoemde Tuindersvereeniging, en ik zou daarom willen vragenof met de behandeling daarvan niet wat spoed kan worden gemaakt. Zooals het nu gaat, staan patroons en afnemers als vijanden tegenover elkander, wat zeker in alle opzichten voor beide partijen schadelijk is. De beste oplossing zou wellicht deze zijn, dat de zaak geregeld werd door de Gemeente. Dan zou de vrede stellig hersteld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 16