DONDERDAG 23 APRIL 1903.
57
De artt. 3348 worden achtereenvolgens zonder beraadsla
ging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 49, luidende:
»lndien de gebruiker van een of meer koelcellen vóór of op
den 30 November niet schriftelijk aan den Directeur kennis
heeft gegeven, dat hij het gebruik in de volgende koelperiode
niet wenscht voort te zetten, wordt hij geacht dezelfde koel
ruimte voor de volgende koelperiode te hebben gehuurd.
De Directeur heeft het recht het gebruik na afloop van
eene koelperiode te doen ophouden, behoudens beroep op
Burgemeester en Wethouders, binnen acht dagen in te stellen;
hij geeft daarvan aan den gebruiker met opgave van redenen
kennis vóór den 30 November.
Ook in den loop der koelperiode kan door den Directeur
aan een gebruiker het verdere gebruik van koelhuis en voor
koelhuis worden ontzegd, indien hij of zijn ondergeschikten
zich bij herhaling aan overtreding der voorschriften schuldig
maakt of maken.
De gebruiker van het koelhuis verliest de beschikking over
de door hem gebruikte ruimte, indien hij ten opzichte dei-
betaling van het verschuldigde recht in gebreke blijft."
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Zou het niet
gewenscht zijn aan de derde alinea toe te voegen: behou
dens beroep op Burg. en WethWanneer een gebruiker het
gebruik van een cel ontzegd wordt, die hij heeft gehuurd,
moet er toch beroep op Burg. en Weth. kunnen zijn.
Wanneer iemand niet betaalt, is het logisch, dat hij de cel
niet meer mag gebruiken, maar voor andere gevallen dient
er beroep op Burg en Weth. te zijn.
De heer de Lange. M. d. V. Ik geloof, dat er wel bezwaar
is tegen die toevoeging. Wij hebben twee gevallen; het eene,
in het 2e lid, waarin iemand na afloop van de huur niet
meer wordt toegelaten tot verlenging van de huur, en daar
van is beroep op Burg. en Weth.
Het andere geval komt in het derde lid en behelst een
politiemaatregel, die slechts in het alleruiterste geval zal dienen
te worden toegepast, maar toch toegepast moet kunnen
worden. Iemand kan in het koelhuis zoodanig handelen, dat
hij de belangen van anderen schaadt. Dan moet de Directeur-
in het algemeen belang de bevoegdheid hebben hem er on
middellijk uit te zetten.
De beer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Ik zou toch
wenschendat aan hem, die huurder is van een koelcel, het
gebruik daarvan niet kan worden ontzegd voor en al eer hij
zich heeft kunnen beroepen op Burg. en Weth. Zoo iemand
wordt in zijn bedrijf nog meer gedupeerd dan hijwaarvan
in het 2e lid sprake is.
De Voorzitter. De heer van Hoeken moet niet uit het oog
verliezen, dat deze bepaling doelt op gevallen, waar een
onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. Door het erbij voegen,
dat daarna beroep is op Burg. en Weth wordt de kracht van
de bepaling gebroken.
De heer de Lange. Het geldt hier de kwestie, of de Di
recteur de bevoegdheid moet hebben om iemand onmiddellijk
bet gebruik van het koelhuis te ontzeggenen ik meen dat
het gewenscht is, dat de Directeur deze bevoegdheid heeft.
Het spreekt echter vanzelf, dat daarna de uit het koelhuis
verwijderde zich tot den Raad of tot Burg. en Weth. kan
wenden.
De heer van Lidth de .Teude. M. d. V. In de commissie
voor het slachthuis is deze zaak ook besproken, en
was men van meening, dat iemand, die uit het koelhuis
gezet is, zich wel tot Burg. en Weth. zal wenden indien hij
meende dat de straf onverdiend was, zoodat de bepaling, dat
hij zich beroepen kan op Burg. en Weth. opzettelijk wegge
laten is. Er werd bovendien gevreesd, dat als deze bepaling
hier werd opgenomen, daaruit de gevolgtrekking zou worden
gemaakt, dat de Directeur niet bevoegd is tot het onmiddel
lijk iemand buiten het koelhuis zetten.
De Voorzitter. De woorden «behoudens beroep op Burg.
en Weth.", zijn dus weggelaten uit vrees daardoor de kracht
der hier gestelde bepaling te verlammen. Het staat echter,
zooals vanzelf spreekt, iedereen, die meent, in zijn belangen
benadeeld te zijnvrij zich tot Burg. en Weth. te wenden.
Ik hoop, dat de heer van Hoeken na deze toelichting met de
bepaling kan instemmen.
De heer Bosch. M. de V. Ik blijf het denkbeeld van den
heer van Hoeken ondersteunen. Als de Directeur iemand na
het eindigen van een koelperiode het gebruik van het koel
huis ontzegt, is het iets anders. Maar gesteld dat dit geschiedt
als de koelperiode twee maanden heeft geduurd, terwijl hij
voor de geheele periode reeds betaald heeft. Ik meen dat in
zulk een geval toch wel beroep op Burg. en Weth. moet open
staan. Zonder dus aan den Directeur de bevoegdheid te willen
ontnemen om onmiddellijk in te kunnen grijpen, blijf ik toch
voor het toestaan van beroep op Burg en Weth. pleiten.
De Voorzitter. U moet niet over het hoofd zien, dat er
staat, dat eerst «herhaaldelijk" de voorschriften overtreden
zullen moeten zijn, alvorens de Directeur tot het nemen van
dezen maatregel over zal kunnen gaan.
De heer de Lange. In de eerste concept-verordening, die
door deze vervangen is, was een bepaling opgenomen, waarin
stond dat degenen, die aanmerking hadden over de wijze van
behandeling in het slachthuis, zich konden vervoegen bij
Burg. en Weth. De commissie voor het slachthuis was een
stemmig van oordeel dat die bepaling kon vervallen, op grond
dat aan niemand de weg behoeft gewezen te worden, op
welke wijze hij zich beklagen kan over wezenlijke of vermeende
onrechtmatige behandeling, daar elkeen dien weg best zelf
weet te zoeken en te vinden.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 49 zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Art. 50 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 51, luidende:
»In het koelhuis en het voorkoelhuis mag alleen bewaard
worden alle versch vleesch met uitzondering van
a. koppen van vee, behalve die van varkens, tenzij met
bijzondere vergunning van den Directeur;
b. uier helften van koeien;
c. ondereinden van ledematen;
d. ingewanden, behalve darmscheil en net, tenzij met bij
zondere vergunning van den Directeur.
Bovendien moet de toestand van het vleesch zoo zijn, ter
nadere beoordeeling vari den Directeur, dat de koelhuis- of
voorkoelhuis-atmosfeer daardoor niet verontreinigd wordt.
Voor het daarin bewaren van andere artikelen is eene bij
zondere vergunning van den Directeur noodig, welke door
hem te allen tijde kan worden ingetrokken."
De heer Bosch. M. de V. Onder de zaken, die in het koel
huis volgens dit artikel geborgen mogen worden mis ik enkele
deelen van beesten, die voor de slagers van waarde zijn. en
die zij dus wel gaarne goed zullen willen conserveeren. Men
mag b. v. alleen varkenskoppen daar bewaren. Ik zou daarbij
ook kalfskoppen willen opnemen. Kalfskoppen tocli worden
gebruikt voor fijne schotels. Dan verder tongen. Dat is een
van die artikelen, die men dikwijls in voorraad moet hebben
en dus in de koelcel moet kunnen bewaren. En onder de in
gewanden, die er bewaard mogen worden, mis ik zwezerikken
en levers. Deze opsomming berust niet op samenspreking met
slagers, want daarvoor heb ik geen gelegenheid gehad. Het zou
dus kunnen zijn, dat later bleek, dat nog andere deelen van
beesten in aanmerking komenik behoud mij voor daarop
dan nader terug te komen.
De Voorzitter. Ik kan als niet-deskundige geen oordeel in
deze vellen, maar het komt mij voor, dat het bezwaar van
den heer Bosch voldoende ondervangen wordt door de bepaling,
dat met vergunning van den Directeur ook andere deelen
dan de in het artikel genoemde in het koelhuis geborgen
mogen worden. Indien men eenig vertrouwen heeft in de
billijkheid van onze ambtenaren, zal men dit voldoende achten.
Ik kan ten minste niet aannemen, dat als een slager derge
lijke deelen, als door den heer Bosch zijn genoemd, gaarne
in het koelhuis wil bewaren, de Directeur dit buiten strikte
noodzaak zal weigeren.
De heer Bosch. Waarom is art. 51 dan noodig
De Voorzitter. Om het te kunnen straffen als het zonder
vergunning geschiedt.
De heer Bosch. Ik blijf het toch gewenscht achten, dat
men er nu reeds enkele deelen bij opneemt, en wel kalfs
koppen, zwezerikken en levers.
De heer Korevaar. M. d. V. De deelen, die niet zonder
vergunning van den Directeur in het koelhuis bewaard mogen
worden, zijn die deelen, welke meer dan andere aan bederf
onderhevig zijn. Overigens meen ik, dat het bezwaar van
den heer Bosch volkomen ondervangen wordt door het feit,
dat de door hem genoemde deelen met vergunning van den
Directeur daar mogen geborgen worden.
De heer Fockema Andrew. M. de V. Dit artikel is niet zonder
beraadslaging in de vergadering van de commissie voor de
strafverordeningen den hamer gepasseerd. Dr. de Jong is er
over gehoord en heeft toegelicht, waarom het gewenscht is in
het belang der openbare gezondheid dit artikel zoo te doen
luiden. Hij heeft dit naar ons oordeel voldoende gemotiveerd,
en daarom is het artikel op deze wijze geredigeerd.