56 DONDERDAG 23 APRIL 1903. De Voorzitter. Er staat »daar". De heer Sijtsma. Dat stem ik toe. Maar als men een slagers knecht in dienst heeft, die niet op het slachthuis komen mag, schiet er niets anders over dan dezen te ontslaan. Ik vind dat een ingrijpen in de vrijheid van bedrijf van de slagers en stel daarom voor dit te laten vervallen. De Voorzitter. Ik moet opmerken, dat het hier betreft bepaaldelijk het terrein van het slachthuis. Voor dat terrein wordt een Directeur aangesteld, en waarom zou deze nu niet de bevoegdheid hebben om in het belang van de veiligheid en de goede orde op dat terrein sommige personen daar den toegang te weigeren. Het kan zijn, dat een slager iemand in dienst heeft, die voor anderen hinderlijk is of zich schuldig maakt aan dronkenschap. Dan moet de Directeur de bevoegd heid hebben zoo iemand te verbieden daar werk te verrichten. Aan ieder huisheer komt de bevoegdheid toe om personen, die hij niet in zijn huis wil hebben, te verwijderen, en in het slachthuis treedt de Directeur als huisheer op, namens het gemeentebestuur. De heer Sijtsma. Dat stem ik toe, maar dat is al bepaald in art. 24. Daar wordt aan den Directeur de bevoegdheid gegeven, die u hem wenscht toegekend te zien. Maar hier staat, dat als een slager een knecht in dienst wenscht te nemen, hij daarvoor eerst vergunning moet vragen aan den Directeur. De heer de Lange. M. d. V. De heer Sijtsma begrijpt de bepaling verkeerd. Het is alleen een maatregel van orde. De Directeur moet weten welke personen toegang hebben op het terrein. En nu hebben slagerskneehts alleen toegang als zij aan den Directeur met naam, ouderdom enz. bekend zijn. Dit blijkt ook zeer duidelijk uit het tweede lid, waar staat: Bij verwisseling of ontslag enz." De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Als het werke lijk de bedoeling is, dat het hier slechts een eenvoudige aan gifte geldt, en de uitleg van den heer de Lange de juiste is, dan moet daar eenvoudig ook gesproken worden van een aan gifte. Mijns inziens, beteekent het woord «vergunning" geheel iets anders; daardoor verkrijgt de Directeur het recht over het al of niet toelaten van hen, die op het openbaar slachthuis hun bedrijf uitoefenen, te beschikken. De heer de Lange. M. de V. Natuurlijk is het ook waar, dat de Directeur de bevoegdheid moet hebben om personen, die zich verkeerd gedragen, den toegang te ontzeggen. Iemand, aan wien volgens art. 24 de toegang tot het slachthuis ont zegd en die verwijderd is, zou dan volgens art. 23, wanneer geen vergunning noodig is, door eenvoudige aangifte weer toegang kunnen erlangen. De Directeur moet kunnen zeggen die knecht heeft zich zoo dikwijls misdragen, dat ik voor hem geen vergunning geef. De heer Sijtsma. M. de V. Ik wensch voor te stellen dit artikel anders te doen luiden, namelijk: Van hen, die .enz., moeten de namen, ouderdom enz. vooraf ten kantore van den Directeur zijn opgegeven. De Voorzitter. Ik moet er op wijzen, dat aanneming hier van ten gevolge zal hebben, dat de Directeur personen, die zich herhaaldelijk misdragen hebben, toch telkens opnieuw weer moet inschrijven. Wordt het amendement ondersteund Het amendement van den heer Sijtsma wordt voldoende ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Sijtsma. M. d. V. Indien de Directeur zulke men- schen niet kon verwijderen zou de zaak anders zijn. En verder heb ik wel zooveel vertrouwen in onze slagers, dat ik meen dat deze dergelijke personen niet in dienst zullen willen hebben. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Ik meen, dat deze vergunning alleen noodig is als het slachthuis geopend wordt, en dat artikel 24 geldt als het slachthuis eenmaal ge opend is. Geldt art. 23 niet voor het geval, dat de slagers bij den aanvang der exploitatie aan het slachthuis komenen zeggen: deze personen heb ik in mijn dienst. De Voorzitter. Dat is niet het geval. Telkens als een slager een persoon dienst wil laten doen in het slachthuis, moet hij de opgaven verstrekken. De heer Pera. M. d V. Ik zou willen vragen of het in art. 24, laatste lid bepaalde niet voldoende is. Als iemand door .Burg. en Weth. voor een bepaalden tijd verboden wordt op het slachthuis te komen, en de Directeur weet dat, dan is hetgeen men wenscht bereikt. De Voorzitter. Dat is een gansch andere maatregel. Het in art. 24 bepaalde houdt in een ontzegging om op het slacht huis te komen voor een bepaalden tijd, terwijl art. 23 voor goed werkt. Art. 24 behelst geen verplichting, maar een be voegdheid van Burg. en Weth. Dat is repressief, terwijl het in art. 23 bepaalde preventief werkt. De heer de Lange. M. d. V. Deze bepaling is overgenomen uit andere slachthuisverordeningen, waarin zij letterlijk zoo voorkomt. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den beer Sijtsma wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de heeren: de Lange, van Lidth de Jende, Fockema Andrese, Aalberse, Korevaar, van Hamel, Juta, Hasselbach, Kaiser, de Goeje, de Vries, van Dissel, J P. Driessen, Kerstens, Timp, van Tol, van der Lip, Paul en Verhey van Wijk. Voor hebben gestemd de heerenSijtsma, WItmans, Bosch, P. J. Mulder, A. J. van Hoeken, Pera en Bots. De heer P. J. van Hoeken had de vergadering verlaten. Art. 23—27 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 28, luidende: «Tenzij de eigenaar het tegendeel verlangt, worden na aan komst op de stallen de ossenstierenkoeiengraskalveren, schapen, bokken, geiten, paarden, ezels, muilezels en muildieren met hooi, de vette en nuchtere kalveren met zoete melkde varkens met maïs of andere granen of van granen afkomstige voedingsmiddelen door den Directeur aan te geven, gevoederd. Indien vee langer dan 24 uren zonder voedsel heeft gestaan, wordt het daarna dagelijks gevoederd. Het voederen geschiedt uitsluitend vanwege de gemeente, tegen betaling van de daarvoor vastgestelde rechten door den eigenaar. De Directeur kan toestaan, dat den dieren boven het gewone rantsoen nog ander voedsel, door de eigenaars geleverd, ver strekt wordt. De in de stallen verkregen melk wordt niet aan de eigenaars van het vee afgegeven, doch behoort aan de gemeente." De heer Sijtsma. M. d. Y. De laatste alinea van dit art. zag ik gaarne vervallen. Gesteld dat een slager gestald heeft een koe en een kalf; voor de koe moet hij stalgeld enz. betalen, en daarenboven zou hij voor het kalf melk moeten koopen, daar hij de van de koe afkomstige aan de gemeente moet geven. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben geen slager, maar ik meen te weten, dat er gewoonlijk geen koeien geslacht worden die melk geven, tenzij het een noodslachting betreft. De heer Korevaar. Het is algemeene usance, ook bij het vee op de markt. De boeren, die met koeien op de markt staan, nemen ook niet de melk, die daar gemolken wordt, mede naar huis, De heer Sijtsma. M. d. V. Ik meen dat het toch geen usance is, dat die melk op de markt weggegeven wordt. Die wordt verkocht. Ook meen ik, dat niet waar is wat de heer de Lange zegt. Slagers hebben mij gezegd, dat in den win tertijd dikwijls melkkoeien geslacht worden Als er nooit melkkoeien geslacht werden, had de geheele bepaling ook geen zin. De Voorzitter. De heer Sijtsma stelt voor de laatste alinea van dit artikel te laten vervallen. Wordt dit voorstel onder steund? Het voorstel wordt niet ondersteund en komt dus niet verder in behandeling. De beraadslaging wordt gesloten en art. 28 zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. De artt. 29—31 worden achtereenvolgens zonder beraadsla ging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over art. 32, luidende: Het slachten naar Israëlietischen ritus mag slechts geschieden door vleeschverkoopers, die daartoe door den Opperrabbijn van het ressort 's Gravenhage zijn gemachtigd en van hunne bevoegdheid den Directeur kennis gegeven hebben. De heer van Dissel. M. d. V. Zou het niet beter zijn in dit artikel het woord «vleeschverkoopers" door «personen" te vervangen? Het zou anders den schijn hebben, alsof alleen zij, die tevens vleeschverkoopers zijn, volgens lsraelie- tischen ritus zouden mogen slachten. De heer Korevaar. Daartegen is geen bezwaar en Burg. en Weth. zijn bereid deze wijziging over te nemen. De beraadslaging wordt gesloten en art. 32 zonder hoofde lijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 10