45
neer de thans aanwezige trommeldie van de opening van
het gesticht af voortdurend in gebruik is geweest, defect mocht
geraken.
Het waschlokaal, dat bij de verbouwing van het waschhuis
ten vorigen jare geen uitbreiding onderging, is echter niet
groot genoeg om de nieuwe benoodigdheden te bergen en zal
dus eenigszins moeten worden uitgebouwd.
"Vandaar dat de commissie van beheer U machtiging ver
zoekt tot uitvoering van dat werk en aanschaffing der benoo
digdheden over te gaan, hetgeen een gezamenlijke uitgave zal
vereischen van 5000.
De kosten der trommel en kuipen zullen n.l. ƒ2000.
bedragen, de bouwkosten worden geraamd op ƒ2800.—,
terwijl voorts voor het verleggen van gas- en waterleidingen
onvoorziene uitgaven nog een bedrag van ƒ200.is uit
getrokken.
De commissie voegt er aan toe, dat naar haar oordeel deze
uitgaven uit de exploitatiekosten zouden kunnen worden be
streden.
Het komt ons voor, dat er geen bezwaar bestaat om der
commissie de door haar gevraagde machtiging te verleenen.
Wij zijn met haar overtuigd, dat de voorgestelde uitbreiding
noodzakelijk is, terwijl daardoor tevens, gelijk de commissie
opmerkthet voordeel wordt verkregen, dat de stoommachine
in een afzonderlijke, afgesloten ruimte wordt ondergebracht
en dus het bezwaar wordt weggenomen, dat de aanwezigheid
dier machine in het waschlokaal deed ondervinden.
Alleen komt het ons voor, dat de uitgaven niet dadelijk in
haar geheel ten laste van een dienstjaar moeten worden ge
bracht, maar dat hun aard volkomen wettigt, dat zij, zonder
nu juist uit een geldleening op langen termijn te worden be
streden, toch over eenige jaren worden verdeeld.
Een zoo belangrijke buitengewone uitgave op de finantieele
resultaten van één dienstjaar te doen drukken schijnt ons niet
zonder bezwaar, vooral nu door de in gebruikneming van het
gesticht »Rhijngeest" die resultaten, althans in dit eerste jaar
der exploitatie, waarschijnlijk toch reeds minder gunstig zullen
wezen, dan zij alleen van het gesticht »Endegeest," tot dusver
plachten te zijn.
Üp grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in
overweging
1°. de commissie van beheer van Endegeest en Rhijngeest
te machtigen tot een uitgave van ƒ5000.voor eene uitbrei
ding van het waschhuis op »Endegeest";
2°. te besluiten dat deze uitgave zal worden bestreden uit
geldleening, maar dat gedurende 5 jaren, te beginnen met het
jaar 1903, telken jare een bedrag van ƒ1000.— ten laste van
de exploitatierekening van de gestichten zal worden gebracht
en aan de gemeentekas zal worden terugbetaald;
3°. vast te stellen den hierbij overgelegden suppletoiren be-
grootingsstaat, ten bedrage van ƒ5000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
N°. 127. Leiden, 25 April 1903.
Ingevolge het bepaalde bij art. 11 litt. a der woningwet
wees ons de gezondheidscommissie bij haar in de Leeskamer
ter inzage liggend, met redenen omkleed advies de volgende
woningen aan, welke h. i. ongeschikt zijn ter bewoning en
niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren
staat kunnen worden gebracht:
De woningen Hekkesteeg (Oude Vest) nis 4, 5 en 6;
Wernershof (Bouwelouwe steeg) n°. 15;
Hazenpoort (Paradijssteeg) nis 1, 2, 3 en 4;
Visch poort (Koenesteeg) nis 3, 4 en 5.
Uit een daarop van onzentwege ingesteld onderzoek bleek
ons dat inderdaad de perceelen wegens de door de gezondheids
commissie aangewezen gebreken ter bewoning ongeschikt en
niet voor verbetering vatbaar zijn.
Wij namen daarom ingevolge het bepaalde bij het le en
2e lid van art. 13 der woningwet binnen den daarbij bepaalden
termijn het mede in de Leeskamer ter inzage liggend met
redenen omkleed besluit om de genoemde perceelen aan Uwe
Vergadering ter onbewoonbaarverklaring voor te dragen.
Indien thans Uwe Vergadering met ons van meening is
dat de woningen ongeschikt zijn ter bewoning en niet door
het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat
kunnen worden gebracht, moeten zij ingevolge het bepaalde
bij het le lid van art. 18 der woningwet onbewoonbaar worden
verklaard, terwijl dat besluit ingevolge het bepaalde bij het
3e lid van dat artikel tevens den last moet inhouden tot ont
ruiming binnen een bepaalden termijn, te rekenen van den
dag waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het be
sluit tot onbewoonbaarverklaring is gehandhaafd.
Wij stellen u voor dien termijn te bepalen op twee maanden.
üp grond van een en ander geven wij U in overweging de
woningen Hekkesteeg nis 4, 5 en 6, Wernershof n°. 15, Hazen-
poort nis. 1, 2, 3 en 4 en Vischpoort nis 3, 4 en 5 onbe
woonbaar te verklaren en te gelasten dat die perceelen moeten
zijn ontruimd binnen 2 maanden, te rekenen van den dag,
waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit
tot onbewooribaarverklaring is gehandhaafd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 128. Leiden, 25 April 19Ü3.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen den in hare handen gestelden staat van af- en
overschrijving op de begrooting van het H.G. of Arme Wees-
en Kinderhuis, dienst 1902, geene bedenkingen heeft.
Zij adviseert IJ tot goedkeuring van dien staat te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 129. Leiden, 4 Mei 1903.
Op nevensgaand verzoek van S. P. Barnhoorn om terugbe-
betaling van schoolgeld voor zijn zoon Adriaan, die in het begin
der vorige maand de Jongensschool 2e klasse heeft verlaten
om de lessen aan de Practische Ambachtsschool te volgen,
geven wij Uwe Vergadering in overweging afwijzend te be
schikken, aangezien de verordening op de heffing van school
gelden aan de scholen voor Lager Onderwijs alleen bij tusschen-
tijdsch vertrek der leerlingen uit de gemeente teruggave van
betaald schoolgeld toelaat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
S. P. Barnhoorn, winkelier, Bakkersteeg, wijk 6, n°. 19;
dat zijn zoon Adriaan Barnhoorn, leerling der Jongensschool
2e klasse in het begin dezer maand die school verlaten heeft,
om de lessen aan de Practische Ambachtsschool te volgen;
dat hij evenwel het schoolgeld reeds betaald heeft voor het
4e kwartaal;
Redenen, waarom adressant beleefd restitutie verzoekt van
het betaalde schoolgeld.
't Welk doende,
Leiden, 18 April 1903. S. P. Barnhoorn.
N°. 130. Leiden, 4 Mei 4903.
Aangezien ons bij onderzoek gebleken is, dat de leerling
Willem Frederik Leonardus Mügge, wegens vertrek naar
Haarlem, de Openbare School 2e klasse voor Jongens en Meisjes
sedert 1 Mei niet meer heeft bezocht, geven wij Uwe Verga
dering in overweging aan J. W. Mügge terugbetaling van
schoolgeld te verleenen over de maanden Mei en Juni tot een
bedrag van ƒ2.67.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Mügge, Jan
Willemcontroleur van politie te Leiden
dat hij in verband met zijne benoeming tot Opzichter der
gemeente-reiniging te Haarlem met 1 Mei a.s. deze gemeente
verlaat
dat zijn zoon Willem Frederik Leonardus, oud 8 jaren,
thans de school bezoekt op de Oude Vest, hoofd de heer De
Hondt;
dat door hem, adressant, het schoolgeld over de maanden
April, Mei en Juni ten bedrage van ƒ4.is voldaan, doch
zijn zoon voornoemd om voormelde reden de school slechts
kan bezoeken tot en met 30 April a.s.
Redenen, waarom adressant zich tot Uw Achtbaar Collegie
wendt met beleefd verzoek hem het betaalde schoolgeld over
de maanden Mei en Juni 1903 wel te willen restitueeren.
't Welk doende
J-ieiden, 25 April 1903. J. W. Mügge.
No. 131. Leiden, 6 Mei 1903.
Zooals Uwe Vergadering bekend is wordt, ingevolge het
bepaalde bij artikel 8 der verordening van 5 Juni 1902
(Gem. blad N°. 10) aan de eerste vakonderwijzeres, aan wie
het onderwijs in de handwerken aan de school aan de Heeren-