39 Na het afladen van het vee of de keuring van het vleesch moeten zij onmiddellijk het Slachthuis verlaten. Echter kan de Directeur toestaan, dat met honden bespannen wagens voor andere doeleinden op het terrein worden toege laten of aldaar verblijven, indien de geleiders zorgdragen, dat de honden zich rustig houdenof indien eene gelegenheid kan worden gevonden om afgespannen honden vast te leggen. Het afspannen en het vastleggen moet in dit geval dadelijk geschieden. De wagens moeten op de door of namens den Directeur aan te wijzen plaatsen worden gezet. Niet bespannen wagens moeten, tenzij zij worden geladen, ontladen of dienen voor het aanvoeren en onmiddellijk na de keuring wegvoeren van ter keuring aangeboden vleesch dadelijk in de wagenbergplaats geplaatst worden. Rijwielen moeten aanstonds op de daarvoor aangewezen plaats in de wagenbergplaats worden ondergebracht. Het is verboden op het Openbaar Slachthuis met zweepen te klappen of anders dan stapvoets te rijden. Wagens, rijwielen, honden, niet ter slachting bestemde paarden, ezels, muildieren en muilezels mogen niet op het Slachthuis aanwezig zijn in de uren, waarop het gesloten is, tenzij met bijzondere vergunning van den Directeur. Artikel 16. Bij het plaatsen van wagens in de wagenbergplaats of op andere plaatsen en bij het af- en aanrijden moeten de bevelen of voorschriften, door of vanwege den Directeur gegeven, worden opgevolgd. Artikel 17. \'ee wordt niet op het terrein toegelaten, dan nadat de portier een schriftelijk bewijs van toegang heeft afgegeven. Dit schriftelijk bewijs moet worden overhandigd aan den keurmeester-opzichter, belast met de keuring en het onderzoek van het vee vóór de slachting. De keuring of het onderzoek van vee geschiedt niet, dan nadat het daarvoor verschuldigde bedrag op de daarvoor be stemde plaats is voldaan en het desbetreffende bewijs aan den met het onderzoek belasten beambte is vertoond geworden. Het is verboden de ter slachting bestemde dieren in de stallen of slachthallen te brengen, voordat de daarvoor ver schuldigde slacht-, keur- of onderzoeksgelden op de daarvoor aangewezen plaats zijn betaald en voordat zij voorzien zijn geworden van een of meer merken der keuring vóór de slachting. De dieren bestemd om geslacht te worden, moeten na de keuring onmiddellijk in de stallen worden geplaatst of in de slachthallen geslacht. Een bewijs, dat het verschuldigde recht is betaald, moet aan den stalknecht vertoond worden vóór de plaatsing in de stallen en vóór het slachten aan den keurmeester-opzichter worden afgegeven. Het is verboden op het Openbaar Slachthuis aanwezige, ter slachting bestemde of ten onderzoek aangeboden dieren, weder weg te voeren, zonder voorkennis van den Directeur, en, voor zoover de Verordening op den invoer, het vervoer, den doorvoer en de keuring van vee en vleesch in de gemeente Leiden, dit voorschrijft, zonder diens vergunning. Artikel 48. Dieren, welke door het vervoer zeer vermoeid zijn, mogen niet dadelijk geslacht worden, maar moeten vooraf gedurende eenigen tijd, door den Directeur te bepalen, in de stallen uitrusten. Artikel 19. Het is verboden vee op het Openbaar Slachthuis aan te voeren of te vervoeren anders dan met inachtneming van de daarvoor door den Directeur gegeven bevelen. De geleiders van het vee zijn verplicht desverlangd bij het onderzoek behulpzaam te zijn Artikel 20. Het is verboden vleesch van het Openbaar Slachthuis weg te voeren: a. in andere uren dan in artikel 3 genoemd, tenzij het ter keuring aangeboden ingevoerd vleesch betreft; b. zonder dat het voorzien is van de voorgeschreven goed- keuringsmerkeri, tenzij het gesteriliseerd vleesch betreft; c. anders dan voldoende overdekt. Artikel 21. De gemeente is tegenover de personendie van het Open baar Slachthuis gebruik maken voor geen andere schade aansprakelijk dan die, welke door schuld of nalatigheid van het personeel van het Openbaar Slachthuis is veroorzaakt. Artikel 22. Allen, die zich op het Openbaar Slachthuis bevinden, of daarvan gebruik maken, zijn aansprakelijk voor de schade door hen, hunne ondergeschikten of hunne dieren veroorzaakt, behoudens het bepaalde bij art. 1403, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Zij zijn verplicht het door den Directeur bepaalde bedrag van de toegebrachte schade op de eerste aanmaning en binnen den bij die aanmaning bepaalden termijn ten kantore van den Directeur te voldoen. Artikel 23. Het is hun, die op het Openbaar Slachthuis eenig bedrijf uitoefenen of eenige werkzaamheden in verband daarmede verrichten, verboden daar personen in dienst te hebben zonder vergunning van den Directeur en wier namen, voornamen, ouderdom, geboorte- en woonplaats niet vooraf ten kantore van den Directeur zijn opgegeven. Bij verwisseling of ontslag van deze personen moeten de werkgevers daarvan onmiddellijk ten kantore van den Directeur kennisgeven. Personen, die op het Openbaar Slachthuis verschijnen, zonder dat te hunnen opzichte de in het eerste en tweede lid bedoelde bepalingen zijn opgevolgd, zijn verplicht op de eerste aanmaning van den Directeur het terrein te verlaten en kunnen zoo noodig daarvan verwijderd worden. Artikel 24. De Directeur is bevoegd aan hen, die op het Openbaar Slacht huis eenig bedrijf uitoefenen en aan de personen, die bij hen in dienst zijn, den toegang tot die inrichting te weigeren. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan Burgemeester en Wethouders met opgaaf van de redenen van weigering voor ieder persoonlijk. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan de in het eerste lid bedoelde personen den toegang tot het slachthuis voor bepaalden tijd te ontzeggen. Artikel 25. Onverminderd de bij artikel 60 op de overtreding van de bepalingen dezer verordening gestelde straffen, is de Directeur bevoegd, indien hem dit in het belang van den dienst ge- wenscht voorkomt, den overtreder van het Openbaar Slacht huis te verwijderen. II. Bepalingen op het plaatsen van vee in de stallen. Artikel 26. Onverminderd het bij de artikelen 15 en 17 bepaalde is het verboden vee in de stallen te plaatsen zonder de daartoe door of van wege den Directeur gegeven vergunning. De dieren mogen op geen andere plaats dan op de aange wezene worden gestald. Artikel 27. Eenhoevige dieren en runderen, met uitzondering van kal veren moeten in de stallen aan de daarvoor bestemde ringen worden vastgezet; de eigenaars dragen echter zorg, dat een hoevige dieren van een halster en runderen van een halster of koptouw voorzien blijven, alles zoo, dat in geval van brand de dieren onmiddellijk weggevoerd kunnen worden. Artikel 28. Tenzij de eigenaar het tegendeel verlangt, worden na aan komst op de stallen de ossen, stieren, koeien, graskalveren, schapen, bokken, geiten, paarden, ezels, muilezels en muildieren met hooi, de vette en nuchtere kalveren met zoete melkde varkens met maïs of andere granen of van granen afkomstige voedingsmiddelen, door den Directeur aan te geven, gevoederd. Indien vee langer dan 24 uren zonder voedsel heeft gestaan, wordt het daarna dagelijks gevoederd. Het voederen geschiedt uitsluitend vanwege de gemeente, tegen betaling van de daarvoor vastgestelde rechten door den eigenaar. De Directeur kan toestaan, dat den dieren boven het gewone rantsoen nog ander voedsel, door de eigenaars geleverd, ver strekt wordt. De in de stallen verkregen melk wordt niet aan de eigenaars van het vee afgegeven, doch behoort aan de gemeente. Artikel 29. Het is verboden ter slachting bestemde dieren uit de stallen weg te voeren, voordat aan den stalknecht het bewijs is ver toond, dat het verschuldigde stalgeld voldaan is. Hl. Bepalingen betreffende het slachten in de slachthallen. Artikel 30. Het is verboden te slachten of eenige bezigheid, welke daar mede in verband staat, te verrichten op andere plaatsen dan die, welke daarvoor zijn aangewezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 3