DONDERDAG 2 APRIL 1903. 45 liet Rijk van het lokaal bij de Hooglandsche kerk aan de Nieuwstraat, kadastraal bekend onder Sectie 1 n°. 1803, ge meente Leiden. b. Verzoek van de Gemeente-Commissie van het Neder- duitsch Hervormd Kerkgenootschap om den eigendom van de perceelen aan de Hooglandsche kerk, kadastraal bekend onder Sectie I n°. 1803, 208, 209, 210 en '213, gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n°. 77). De heer P. J. van Hoeken. M. de V. Ik heb uit de stuk ken niet kunnen opmaken wanneer de overdracht zal plaats hebben en evenmin voor wiens rekening de kosten zullen komen. Waarschijnlijk zal het de bedoeling zijn, zooals dat bij de meeste verkoopingen geschiedt, dat de kooper die be taalt men behoeft hierom niet te lachener wordt ook wel eens in anderen zin bepaald. Dan wenschte ik te vragen wanneer die lokaaltjes, die nu in gebruik zijn bij de Vee- en Vleeschkeuring, vrij zullen komen. En verder nog, te wiens bate de huur komt van de lokaaltjes die bij het Rijk in gebruik zijn en van de lokaaltjes voor de Vee- en Vleeschkeuring. Ik begrijp dat dit afhangt van het tijdstip der overdracht. Heeft de overdracht plaats binnen niet al te langen tijd dan zal de huur vanzelf ten bate komen van de Gemeente-com missie. Is het de bedoeling dat de overdracht pas over vijf jaar zal plaats hebbendan zal de huur ten bate van de Gemeente komen. De Voorzitter. Ik kan u hierop het volgende antwoorden. Evenals steeds te doen gebruikelijk is, zullen de kosten van de overdracht komen ten laste van den kooper. De lokaaltjes zullen vrij komen wanneer het slachthuis in gebruik zal kunnen genomen worden en wij willen hopen dat dit tijd stip niet al te lang verwijderd zal zijn. Aangaande de vraag, te wiens bate de huur komt, is het duidelijk dat wanneer de koop heeft plaats gehad, de gemeente verder niet profiteert van de huur, maar dat zij aan het Rijk zal verzoeken die huur verder te betalen aan den kooper. Dat spreekt van zelf. Degene, die in onze verplichtingen treedt, treedt ook in onze rechten. Dat met de overdracht lang zal worden getalmd is niette verwachten. Het is trouwens voor de gemeente hetzelfde; wanneer zij toch geen huur ontvangt, doet het er niet toe! of met de overdracht lang wordt gewacht of niet. De heer P. J. van Hoeken. Kunt u ook een vast tijdstip noemen, waarop de lokaaltjes vrij zullen komen De Voorzitter. Zonder mij tot iets te binden wil ik wel in uitzicht stellen dat, zoo dat eenigszins mogelijk is, de zaak met 1 Mei haar beslag zal krijgen. De heer Sijtsma. M. de V. Ik zal niet wijzen op het mis verstand ten aanzien van het gevoerde gesprek tusschen ons geacht medelid van Hoeken en den inspecteur, maar op een andere tegenstrijdigheid, die mij bij het nalezen van de stukken getroffen heeft. In de Ingekomen Stukken wordt medegedeeld, dat de inspecteur niet alleen aan den heer van Hoeken, maar ook aan Burg. en Weth. heeft verklaard, dat het Rijk liever voor 10 dan voor 5 jaar de huur continueerde. Doch bij destukken in de Leeskamer vind ik ook een schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Nu begrijp ik wel niet goed, wat de gemeentecommissie kan bewogen hebben, den Minister van Binnenlandsche Zaken in deze zaak te halen, maar deze heeft advies gegeven en raadt aan het gebouwtje maar te verkoopen. Wanneer nu de eerste Minister van het Rijk ons zegt, dat wij het gebouwtje maar moeten verkoopen, waarom zullen wij er dan nog vijf jaar mee wachten, hetgeen ten gevolge zal hebben, dat de verbetering, die zal worden te weeg gebracht indien de Gemeente-commissie het gebouwtje krijgt, waardoor de architectonische schoonheid van het kerkgebouw beter zal uitkomen, nog vijfjaar zal worden uitgesteld. Daarom zou ik meenen, dat wij het gebouwtje terstond moeten ver koopen en daardoor gelegenheid geven het te amoveeren. De heer Juta. M. d. V. Met een enkel woord wil ik in herinnering brengen, dat bij de behandeling van de begroo ting in de sectiën van uit den Raad de aandrang is geko men om dat gebouwtje weer aan den Minister van Finantiën te verhuren. Burg. en Weth. hebben aan dien aandrang gevolg gegeven en hebben onderhandelingen met den Minister van Finantiën geopend en daarbij is gebleken, tiat de Minister er prijs op stelde dat gebouwtje weer voor 5 jaar te huren. Toen deze onderhandelingen haar beslag hadden gekregen, zijn wij bij den Raad gekomen om de goedkeuring er op te erlangen. En nu meen ik dat het na al deze preliminairen geen goede houding zou zijn, om nu den Minister van Finantiën te zeggen, dat wij er op terug komen en het gebouwtje niet meer willen verhuren. De heer Sijtsma zou de laatste zijn om een dergelijke houding van den Raad goed te keuren. Wij verkoopen het nu aan de Gemeente-commissie der Neder- 1 duitsch Hervormde kerk, onder het servituut van 5 jaar verhuurd zijn aan het Rijk. Het staat dan echter die com missie vrij met het Ministerie van Finantiën onderhandelingen aan te knoopen om te trachten dien termijn te verkorten. Maar de Raad kan dunkt mij niet anders doen dan deze verhuring goedkeuren. De heer Sijtsma. M. de V. Een enkel woord. Ik wil alleen zeggen, dat ik er misschien niet over gesproken zou hebben wanneer er niet die brief van den Minister geweest was. Toen ik dien las, heb ik gedacht dat waar deze aanried het gebouw te verkoopen, de Raad niet meer tegenover het Mi nisterie van Finantiën gebonden was. Ik kan mij intusschen heel goed bij dit voorstel neerleggen. De Voorzitter. Ook het antwoord van Burg. en Weth. aan den Minister van Binnenlandsche Zaken is in de stukken te vinden, en daarin wordt er uitdrukkelijk op gewezen, dat deze oplossing de meest billijke is met het oog op de ge voerde onderhandelingen, waar deze oplossing niet uitsluit dat eerder tot afbraak kan worden overgegaan. Dit zal liggen aan de commissie van de Hervormde gemeente. De heer Witmans. M. de V. Ik ben het in geenen deele met mijn geachten rechter buurman eens. Ik meen dat het Rijk het op prijs stelt de beschikking over dat gebouwtje althans voorloopig nog te behouden omdat het in het centrum van de gemeente ligt en de handel dus van daaruit gemak kelijk te bereiken i9. Ook ligt het dicht bij de verschillende laboratoria, en het komt herhaaldelijk voor dat een hoog leeraar gaarne terstond voor aangekomen goederen een veri ficateur heeft. Ik meen dus dat het. Rijk er belang bij heeft althans nog 5 jaar de beschikking over dat kantoortje te be houden. De heer P. J. van Hoeken. M. de V. De heer Sijtsma heeft gezegd dat hij niet wist wat de gemeentecommissie bewogen kon hebben om het gebouwtje niet direct te willen koopen. Ik had de afwijzende beschikking van Burg. en Weth. ook wel willen bespreken, omdat de commissie zeer zeker gaarne terstond de beschikking over dat gebouwtje hebben zou, maar ik heb dat niet gedaan, omdat ik onderstelde dat dit toch niet baten zou. De gemeente-commissie zal zich dus neerleggen bij het besluit van deze vergadering, dat het gebouwtje dien tijd nog aan het Rijk blijft verhuurd. Ik geloof, dat de heer Sijtsma zich er nu ook wel mede zal kunnen vereenigen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXIV. Voorstel tot wijziging van de verordening, houdende reglement voor het college van Vrouwen-K raam moeders. (Zie Ing. St. n°. 99). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot de voorgestelde wijziging van art. 2 der verordening besloten. XXV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het drukken van den catalogus van een gedeelte van de archief bibliotheek en tot vaststelling van den desbetreffenden be- grootingsstaat. (Zie Ing. St. n°. 80). De heer P. J. Mulder. M. d, V. Mag ik vragen of dit drukwerk wordt aanbesteed? De Voorzitter. De bedoeling is, het te laten drukken door dengene, die het drukwerk voor de gemeente heeft aan genomen, de firma Taconis. De heer Mulder. Ik vind het bedrag nogal hoog. De Voorzitter. Het bewaren van de bladen zou ook zeer veel kosten medebrengen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXVI. Vaststelling van de verordening tot intrekking der verordening van den 5den April 1894 (Gemeenteblad N°. 2). (Zie Ing. St. n°. 75). De artt. 1—4 en de verordening in haar geheel worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.. XXVII. Vaststelling van de verordening, regelende de wijze waarop het kenteeken bedoeld bij art. 18 sub 7 der woning wet, aan onbewoonbaar verklaarde woningen wordt bevestigd. (Zie Ing. St. n°. 98). Het eenig artikel en de verordening worden zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? Zooniet, dan sluit ik de openbare vergadering om over te gaan tot een zitting met gesloten deuren. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5