Ch. van Spall.
20
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Leidsche
Duinwater Maatschappij, vertegenwoordigd door hare Direc
teuren Ch. van Spall en Jhr. J. A. van Kretschmar van Veen
dat zij door Burgemeester en Wethouders uwer gemeente,
bij missive no. 16/10 d.d. 10 Januari 1903, in kennis is gesteld
met het door Uwen Raad in zijne vergadering van 8 Januari
genomen besluit, om de door requestrante voorgestelde werken
tot vernieuwing ketels, filterpomp, directe afvoerleiding van
het kanaalwater naar het reservoir en uitbreiding harer prise
d'eau te Katwijk, goed te keuren;
dat voor de uitvoering dier werken volgens begrooting, zal
vereischt worden een bedrag van ongeveer ƒ125.000.
dat aandeelhouders der Maatschappij in hunne buitengewone
vergadering van 19 Januari 1903 de Directie hebben gemach
tigd om, ter bestrijding dezer buitengewone onkosten, eene
geldleening aan te gaan groot een honderd vijf en twintig duizend
gulden (ƒ125.000.—) rentende vier ten honderd 'sjaars, aflosbaar
binnen twintig jaren;
dat volgens art. 18 sub d. der aan requestrante verleende
Concessie, door haar geen geldleening mag worden aangegaan
zonder goedkeuring van Uwen Raad.
Reden waarom requestrante zich tot U wendt met het eer
biedig verzoek haar de vereischte goedkeuring op de aan te
gane geldleening als boven omschreven te willen verleenen.
't Welk doende enz.
De Leidsche Duinwater Maatschappij.
J. van Kretschmar.
N°. 61. Leiden, 25 Februari 1903.
Onze onderstelling, dat het onderwijs in de huishoudkunde,
de kookkunst en de behandeling der wasch zou blijken in een
wezenlijke behoefte te voorzien, is volkomen bevestigd. Tot
onze groote voldoening vernamen wij, dat dit onderwijs door
een groot aantal leerlingen en met de meeste belangstelling
wordt gevolgd.
Dit deed Mej. Tilanus, die door Uwe Vergadering tot leerares
in deze vakken werd benoemd, de wenschelijkheid uitspreken,
dat dit onderwijs, dat thans ingevolge het door U in uwe ver
gadering van den 2en September 1902 vastgestelde leerplan
alleen gedurende de wintermaanden op den Uitgebreiden Her
halingscursus wordt gegeven, ook gedurende de zomermaanden,
behalve gedurende den tijd, dat het Volkshuis gesloten is, zou
worden voortgezet.
Ook het Hoofd der Herhalingsschool voor meisjes acht dit,
blijkens zijn in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven,
alleszins gewenscht en het Bestuur van het Leidsche Volkshuis
heeft zich weder met de meeste welwillendheid bereid verklaard
het Volkshuis (voor zoover het dan niet gesloten zal zijn) onder
de ten vorigen jare overeengekomen voorwaarden ook gedu
rende de zomermaanden voor dit onderwijs beschikbaar te
stellen.
En waar nu Mej. Tilanus bereid blijkt voor het haar toege
kende salaris ook de hieruit voortvloeiende meerdere werk
zaamheden op zich te nemen, meenen wij dat niets aan een
dergelijke uitbreiding van het huishoud-, kook- en wasch-
onderwijs in den weg staat, integendeel de gelegenheid daartoe
met beide handen behoort te worden aangegrrpen.
Wij geven U mitsdien in overweging in het Algemeen Leer
plan voor de Openbare herhalingsscholen de volgende wijzi
gingen aan te brengen:
Sub A. Schooltijden:
Uit litt. b, 1° te doen vervallen de woorden «terwijl het
huishoud-, kook- en waschonderwijs gedurende daguren wordt
gegeven" en inplaats daarvan na 2° een nieuwe alinea toe te
voegen van dezen inhoud: »Het huishoud-, kook- en wasch
onderwijs wordt gedurende daguren gegeven", waardoor deze
bepaling zoowel op den zomer- als op den wintercursus toe
passelijk wordt.
Sub B. Vacantiën:
Aan het bepaalde sub 5: »de week van kermis en de drie
daarop volgende weken" toe te voegen: «Voor het huishoud-,
wasch- en kookonderwijs strekt deze vacantie zich uit over
de volle maanden Juli en Augustus."
Sub C. Ktassenv er deeling en regeling van het onderwijs in
de verschillende vakken.
Voor de meisjes, onder II. Gedurende de zomermaanden, toe
te voegen:
5 Huishoud-, kook- en waschonderwijs 6 groepen a 2 uur
en drie groepen a 2| uur19| uur
geheel totaal. 43| uur
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 62. Leiden, 25 Februari 1903.
Nadat reeds bij vroegere raadsbesluiten een bedrag van
186100.was beschikbaar gesteld voor de op- en inrichting
van het Sanatorium «Rhijngeest," werd u bij onze voordracht
van den 30en Mei 1902, opgenomen onder n°. 134 der Inge
komen Stukken, voorgesteld alsnog een bedrag van ƒ49900.
ter onzer beschikking te stellen, ten einde den bouw en de
inrichting van het hoofdgebouw en van de villa behoorlijk te
kunnen voltooien.
Op voorstel van den heer de Lange werd toen evenwel in
de Raadszitting van 5 Juni besloten voorloopig, in afwachting
van nader door ons college te verstrekken gegevens, slechts
een bedrag van ƒ14750.voor dit doel te voteeren, maar
tevens ons college te machtigen inmiddels met het werk voort
te gaan.
Thans, nu de bouw van het hoofdgebouw en van de dokters
woning, de verbouwing van de villa en ook de inrichting dezer
verschillende gebouwen geheel voltooid zijn, zijn wij in staat
aan het destijds geuite verlangen te voldoen en u in verschil
lende door den Directeur van Gemeentewerken overgelegde
bescheiden een volledig overzicht der gedane uitgaven te ver
schaffen.
Daaruit blijkt thans, dat de gezamenlijke werken van op- en
inrichting een totale uitgave hebben vereischt van 225000.
terwijl blijkens een ons door de commissie van beheer gedane
mededeeling alsnog voor de vernieuwing van eenige bruggen
in het landgoed Rhijngeest, verfraaiing van het park en het
plaatsen van prieeltjes en banken, eene som van ƒ2000. zal
vereischt zijn, waardoor dus de totaal-kosten tot ƒ227000.
zullen stijgen.
Niet zonder voldoening meenen wij op dit resultaat te mogen
wijzen. Want al betreuren wij niet minder dan Uwe Verga
dering, dat de bouw van het Sanatorium ten slotte zooveel
grootere uitgaven heeft gevorderd, dan waarop aanvankelijk
werd gerekend, aan den anderen kant blijkt thans uit de
vaststaande cijfers, dat de u in Mei van het vorige jaar over
gelegde raming van de gelden, welke toen nog voor de voltooiing
van het gesticht zouden benoodigd zijn, nagenoeg volkomen
juist is geweest. Immers indien destijds de aangevraagde
ƒ49900.door Uwe Vergadering waren gevoteerd, zou daar
door het geheele ter onzer beschikking gestelde bedrag tot
236000.zijn geklommen. Bedenkt men nu evenwel, dat
onder die ƒ49900.voor alle zekerheid nog een bedrag van
ruim ƒ8000.— voor onvoorziene uitgaven was opgenomen,
waaraan nog geenerlei bestemming was gegeven, maar dat bij
eventueel weder voorkomende tegenvallers ons zou ontheffen
van de onaangename verplichting om wederom om eene
verhooging bij Uwe Vergadering aan te kloppen, dan blijkt
dat de werkelijke uitgaven slechts ƒ3000.— minder hebben
bedragen, dan wij die destijds eenigszins ruim meenden te
moeten ramen.
Wij verzoeken u thans van de in de Leeskamer ter inzage
neergelegde bescheiden inzage te nemen en, indien deze uwe
goedkeuring kunnen wegdragen, tot de vaststelling van den
hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat van 26150
over te gaan.
In de tweede plaats meenen wij u, overeenkomstig het advies
van de commissie van beheer, in overweging te mogen geven,
den aannemers van den bouw de door hen ingevolge 147 van
het bestek beloopen boeten wegens de te late oplevering van
het werk, kwijt te schelden. In het geheel werd de opleve
ringstermijn met 6 maanden overschreden. Slechts voor een
klein gedeelte echter kan dit aan den aannemer worden geweten.
Gelijk de Directeur van Gemeentewerken opmerkt waren de
langdurige werkzaamheden voor den aanleg van gas- en water
leidingen en voor dien der centrale verwarmingsinrichting,
benevens het langer dan een maand buiten schuld van de
leveranciers ophouden der verwarmingsinstallatie aan de gren
zen, even zoovele oorzaken van vertraging, waardoor de aan
nemer buiten zijn schuld niet geregeld met zijne werkzaam
heden kon voortgaan. Daarbij wijst de commissie van beheer
er op, dat de aannemers zich zooveel mogelijk beijverd hebben
om den verloren tijd in te halen en het gebouw en de villa ten
slotte zeer goed afgewerkt hebben opgeleverd.
Met haar en den Directeur van Gemeentewerken komt het
ons dan ook voor dat er alleszins termen zijn om den aan
nemers de door hen beloopen boete geheel kwijt te schelden,
zoodat wij u in overweging geven in dien zin te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 63. Leiden, 23 Februari 1904.
Voldoende aan het bepaalde bij art. 5 der statuten, heeft
het Bestuur van de Vereeniging: «de Practische Ambachts
school" alhier, de eer den Raad der Gemeente Leiden mede
te deelen, dat in de algemeene ledenvergadering, gehouden