19
leerares en leeraar in de Natuurlijke Historie, de eerste in
de ie, 2e en 3e klasse, den tweede in de 4e en 5e klasse, van
de H. B. S. voor Jongens tegen een honorarium van ƒ2.50
per lesuur en met bepaling dat de benoeming van Dr. Wouter-
lood zal geacht worden te zijn ingegaan op 23 Februari en
die van Mej. de Graaff zal ingaan op 2 Maart a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 59. Leiden, 24 Februari 1903.
Hoewel nevensgaand verzoek van de Vereeniging »Centraal
Bureau voor Sociale Adviezen" om baar met eene subsidie te
ondersteunen, ten einde haar voor een geleidelijken onder
gang te behoeden, door ons met welwillendheid werd ont
vangen, meenen wij u toch niet in overweging te mogen
geven reeds thans tot eene behandeling daarvan over te gaan.
De behandeling toch van dergelijke verzoeken behoort naar
het ons voorkomt meer eigenaardig thuis bij de behandeling
der gemeentebegrootingbij welke gelegenheid den gemeente
raad een volledig overzicht wordt gegeven van de uitgaven
welke in het eerstvolgend jaar het gemeentelijk budget zullen
drukken, en dus beter kan worden beoordeeld of en in hoeverre
op het verzoek behoort te worden ingegaan.
Hoewel wij dus volkomen van de nuttige werkzaamheid
der vereeniging, meer in het bijzonder ten bate der gemeente
besturen, overtuigd zijn, ja zelfs reeds eenmaal in de gelegenheid
waren daarvan de vruchten te plukken, en het zeker ten
zeerste zouden betreuren, indien de vereeniging bij gebrek
aan financieelen steun hare werkzaamheden zou moeten in
krimpen, zoo meenen wij u toch in overweging te moeten
geven de behandeling van het verzoek tot de vaststelling der
begrooting voor het volgend dienstjaar aan te houden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen,
het bestuur der Vereeniging «Centraal Bureau voor Sociale
Adviezen", gevestigd te Amsterdam, goedgekeurd bij K. B.
van 5 October 1899 N°. 37 en K. B. van 13 Juni 1901 N°. 41
dat de vereeniging zich, met terzijdestelling van de bevordering
van eenig partijbelang, uitsluitend ten doel stelt:
a. het verstrekken van gevraagde technische, juridische en
economische adviezen ten opzichte van de oprichting, organisatie,
leiding en administratie van instellingen en regelingen, welke
beoogen de maatschappelijke positie der arbeiders en van
hen, die naar het oordeel van het bestuur, ten aanzien van
hun economische positie, met deze zijn gelijk te stellen, op
eenigerlei wijze te verbeteren;
b. het verzamelen en verspreiden van gegevens omtrent
instellingen en regelingen als onder a bedoeld
c. het vormen van een bibliotheek, bevattende werken en
bescheiden over het maatschappelijk vraagstuk in zijn ver
schillende vertakkingen, voor zoover betreft de onder a bedoelde
instellingen en regelingen;
dat zij alzoo behoort tot de vereenigingen van algemeen nut
dat dit nog duidelijker volgt uit de werkzaamheid der
Vereeniging, zooals deze blijkt uit haar jaarverslagen, welke
hierbij zijn gevoegd;
dat eehter uit deze verslagen eveneens blijkt, dat het met
de financiën der Vereeniging niet gunstig gesteld is: van het
kleine kapitaaltje der Vereeniging moest het tweede jaar
1076.78 worden afgenomen ter bestrijding van loopende
uitgaven en de rekening van het derde vereenigingsjaar sloot
met een nadeelig saldo van ƒ446.41;
dat de inkomsten der Vereeniging grootendeels moeten
vloeien uit contributies van leden en donateurs;
dat door adressant in het begin van het jaar 1902 ernstig
gepoogd is die bron van inkomst ruimer te doen vloeien,
maar de uitkomst van die poging zeer weinig bevredigend
is geweest;
dat de Vereeniging dan ook niet zou zijn in stand te houden
zonder de subsidiën van ƒ3500.— van het Rijk en van 500
van de gemeente Amsterdam;
dat echter ook met deze subsidiën alsmede met de subsidie
van 100.welke de Vereeniging krachtens een besluit van
het .jaar 1902 van de gemeente Arnhem mocht ontvangen,
de rekening der Vereeniging nog sluit met een nadeelig saldo
dat dan ookindien niet van elders versterking van inkomsten
verkregen wordt, de uitgaven voor de bibliotheek tot schade
der instelling, ingekrompen zullen moeten worden en voor
goed afgezien zal moeten worden van elke uitgaaf voor plaatse
lijke bestudeering van belangrijke instellingen ten bate der
arbeidende klasse;
dat adressant het, voor de arbeiders van het geheele Rijk,
en dus ook voor die van elke gemeente van het Rijkzeer
betreuren zou, indien de instelling welke adressant bestuurt,
in stede van geleidelijk in bloei toe te nemen, door gebrek
aan de noodige financiën langzaam zou achteruitgaan;
dat dit, bij de toenemende werkzaamheid der gemeenten
op Sociaal gebied, ook voor de gemeentebesturen zelve zoude
te betreuren zijndaar toch reeds verschillende gemeente
besturen (met name de besturen der gemeenten Leeuwarden,
Leiden, Weesp, Tilburg, Naarden, Opsterland, Schiedam en
Bussum) over arbeidsaangelegenheden advies van ons Bureau
vroegen en het te verwachten is, dat dit in de toekomst in
toenemende mate zal geschieden;
Weshalve adressant heeft besloten zich te wenden tot eenige
grootere gemeenten van het Rijk met verzoek de Vereeniging
«Centraal Bureau voor Sociale Adviezen met een subsidie te
steunen en thans de vrijheid neemt zich mede tot uw college
te wenden;
Aangezien het adressant niet onbekend is, dat Uw gemeente
bestuur reeds op verschillende wijzen getoond heeft belang te
stellen in het lot der arbeiders en tot verbetering naar zijne
krachten te willen bijdragen, vraagt adressant uw college
met vertrouwen ook ditmaal door een gunstige beschikking
op dit verzoek, van die goede gezindheid te willen blijk geven.
't Welk doende, enz.
Bet bestuur der Vereeniging
Centraal Bureau voor Sociale Adviezen
A. Kerdijk, Voorzitter.
Treub, Secretaris.
Amsterdam, 21 Februari 1903.
N°, 60. Leiden, 25 Februari 1903.
Blijkens nevensgaand adres wenscht de Leidsche Duinwater
Maatschappij, ten einde daaruit de kosten der onlangs door
Uwe Vergadering goedgekeurde werken te kunnen bestrijden,
een geldleening aan te gaan groot 125.000.Ingevolge
het bepaalde bij art. 18 litt. d der concessie voorwaarden be
hoeft zij daartoe krachtens art. 10 der statuten de goedkeuring
Uwer Vergadering.
Aanvankelijk bestond bij ons college wel eenig bezwaar
om U tot deze goedkeuring te adviseeren. Indien toch omtrent
de aflossing der leening niets stelligers bepaald was, dan uit
het adres kon worden opgemaakt, dan zou de geheele regeling
der aflossing hierop neerkomen, dat de leening binnen 20
jaren moest zijn afgelost. Of evenwel die aflossing zou geschie
den in 20 jaarlijksche termijnen en of die termijnen alle even
groot zouden zijn, dan wel welke wijze van aflossing de maat
schappij van plan was te volgen, daaromtrent was niets met
zekerheid bepaald. En toen ons nu uit de ons nader te dier
zake verstrekte inlichtingen bleek dat het inderdaad de
bedoeling der maatschappij was jaarlijks vast te stellen
hoeveel obligaties voor aflossing zouden worden uitgeloot en
dat het wel waarschijnlijk was, dat ieder jaar ongeveer J/2o
gedeelte der leening zou worden afgelost, maar dat het
evenzeer mogelijk was dat, naar gelang der omstandigheden,
meer of minder zou worden afgelost, achtten wij ons niet
gerechtigd u voor te stellen de leening onvoorwaardelijk goed
te keuren. Immers waar de gemeente Leiden recht heeft
op een deel der jaarlijks door de maatschappij behaalde winst
en dus het financieel belang der gemeente zeer van nabij bij
de aflossing der door de maatschappij aangegane geldleeningen
is betrokken, kan de wijze waarop die aflossing zal plaats
vinden niet geheel aan het goedvinden van de maatschappij
worden overgelaten. Vandaar dat wij de maatschappij ver
zochten ons te willen mededeelen of zij zich er mede zou
kunnen vereenigen, dat aan de goedkeuring der leening de
voorwaarde werd verbonden dat in den regel jaarlijks 1/ao
gedeelte der leening zou worden afgelost maar dat aflossingen
van een grooter of kleiner bedrag niet zouden mogen plaats
hebben zonder goedkeuring van ons college.
Bij hare missive van den 20sten Februari 1903 werd ons
daarop door de maatschappij medegedeeld dat zij alsnog nader
besloten had het plan van aflossing aldus vast te stellen «dat in
het le, 5e, 9e, 13e en 17e jaar telkens 7000. en de
overige 15 jaren telkens ƒ6000.— zouden worden afgelost,
en dat de maatschappij van deze wijze van aflossing alleen
zou mogen afwijken na vooraf verkregen machtiging van ons
college".
Aangezien nu deze regeling geheel aan onze bezwaren tege
moet kwam en ook bij den commissaris der gemeente, die
zijnerzijds den loop onzer correspondentie heeft gevolgd, blijk
baar geene bedenkingen heeft ontmoet, meenden wij u thans
tot de goedkeuring der leening te mogen adviseeren.
Mitsdien geven wij u in overweging goed te keuren dat
de maatschappij, ter bestrijding van de kosten der in uwe
vergadering van 8 Januari 1.1. goedgekeurde werken, eene geld
leening sluit, groot ƒ125.000.— rentende 4% 's jaars en waar
van de aflossing op de bovenaangegeven wijze zal plaats hebben.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.