18 b. middellijk of onmiddellijk geschenken aan te nemen van vleeschverkoopers en gebruikers van het Openbaar Slachthuis, benevens van leveranciers en aannemers van die inrichting; c. werklieden in dienst der gemeente te gebruiken voor zijne persoonlijke of huiselijke belangen; d. aan anderen dan de Commissie voor het Openbaar Slacht huis bescheiden af te geven of te doen afgeven zonder ver gunning van den directeur. N°. 55. Leiden, 24 Februari 1903. Naar ons door de commissie van beheer van Endegeest en Rijngeest werd medegedeeld, wenscht de heer G. J. B. A. Janssens, arts, assistent voor de psychiatrie aan de Rijks- Universiteit alhiergaarne in aanmerking te komen voor eene benoeming tot buitengewoon geneesheer aan het krank zinnigengesticht. Bij de toelichting op art. 29 van het Huishoudelijk Reglement voor »Endegeest" en »Rhijngeest" (Zie Ingek. Stukken N°. 259 van verleden jaar) werd u reeds medegedeeld, waarom de benoeming van den assistent tot buitengewoon geneesheer van het gesticht Endegeest der commissie van beheer en ons gewenscht voorkwam. Tegen inwilliging van het verzoek van den heer Janssens bestaat dan ook noch bij de commissie, noch bij ons college bezwaar. Mitsdien geven wij U in overweging den heer G. J. B. A. Janssens, arts, assistent voor de psychiatrie aan de Rijks- Universiteit alhier, buiten bezwaar van de gemeentekas te benoemen tot geneesheer van het krankzinnigengesticht »Endegeest". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 56. Leiden, 24 Februari 1903. Bij art. 30 der den lOen April van het vorige jaar vast gestelde verordening voor de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen (zie Gem.Blad n°. 8) wordt bepaald, dat kweekelingen bij den aanvang van den cursus hun 15e, aspirant-kweekelingen hun 13e jaar moeten zijn ingetreden. De bedoeling dezer bepaling is, dat geen leerlingen meer tot de kweekschool zouden worden toegelaten, die, na den 4-jarigen cursus te hebben afgeloopen, wegens hun leeftijd nog niet tot het examen, bedoeld bij art. 56a der wet op het lager onder wijs, zouden kunnen worden toegelaten. Toch zou dit bij de bestaande regeling het geval zijn voor die leerlingen, welke tusschen 1 April en '1 Mei (datum van aanvang van den cursus) hun 13e of 15e levensjaar intreden. Worden dus deze tot de kweekschool toegelaten, dan zullen zij, na de lessen geregeld te hebben gevolgd, daarna nog ongeveer een jaar moeten wachten, alvorens aan het bovengenoemde exa men te kunnen deelnemen. Deze fout in de verordening laat zich verklaren, doordien aanvankelijk de bedoeling was den cursus op 1 April te doen aanvangen, zoodat dus de in art. 30 gebruikte woorden «aanvang van den cursus" hetzelfde te kennen gaven, als een uitdrukkelijke vermelding van den datum 1 April. Toen nu evenwel later besloten werd den aanvang van den cursus op 1 Mei te stellen werd verzuimd art. 30 dienovereenkomstig te wijzigen. Wij geven u daarom in overweging, met het oog op de aanstaande inschrijving van nieuwe leerlingen, thans deze onregelmatigheid te herstellen en in art. 30 der verordening van de kweekschool in plaats van de woorden »bij den aan vang van den cursus" te lezen »op den len April, vooraf gaande aan den aanvang van den cursus." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 57. Leiden, 24 Februari 1903. Door Dr. M. J. van der Meer wordt bij nevensgaand adres zoo spoedig mogelijk ontslag gevraagd uit zijn betrekking van leeraar aan de kweekschool voor onderwijzers en onderwijze ressen. Uit het te dier zake uitgebracht advies van den Directeur der Kweekschool blijkt intusschen dat Dr. van der Meer zich op diens verzoek in het belang van het onderwijs en meer in het bijzonder van die leerlingen die zich in April aan het examen voor de hulpacte zullen onderwerpen, bereid heeft verklaard zijne lessen tot aan het einde van den cursus te blijven geven. Het komt ons voor, dat van dit aanbod dankbaar behoort te worden gebruik gemaakt. Mitsdien geven wij U onder overlegging van het advies van den directeur en van dat van den districls-schoolopziener, in overweging aan Dr. M. J. van der Meer op zijn verzoek, met ingang van 1 Mei a. s., op de meest eervolle wijze ontslag te verleenen als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Den Haag, 16 Febr. 1903. Nu de bladen de benoeming van Dr. M. J. van der Meer hebben vermeld bij het onderwijs in Ned. Indië, zal elke poging om hem voor de Kweekschool te behouden b.v. door verhooging zijner jaarwedde, als uw College daartoe te vinden was, te vergeefs zijn. Ik kan derhalve slechts adviseeren om Dr. v. d. Meer het gevraagd ontslag eervol te verleenen. De Districtsschoolopziener WlCHERS. Aan HH. Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 9 Februari 1903. Onder terugzending van bijgaand adres heb ik de eer U te berichten dat de heer Van der Meer steeds met ijver en toewijding zijne betrekking heeft vervuld, waarom ik meen te mogen adviseeren hem op de meest eervolle wijze op zijn verzoek ontslag te verleenen. De Verordening voor de Kweekschool bepaalt niet hoeveel tijd minstens verloopen moet tusschen de aanvrage om ontslag en het ontslag zelf. De heer Van der Meer vraagt »zoo spoedig mogelijk"; maar het belang der Kweekschool, vooral van die leerlingen, die zich in April a. s. aan het examen voor de hulp-acte zullen onderwerpen, zou het ontslag gaarne tot na het examen zien uitgesteld. Tot mijn genoegen kan ik U mededeelen, dat de heer Van der Meer zich aan mij bereid heeft verklaard, tot het einde van den loopenden cursus zijne krachten aan de Kweekschool te blijven wijden. Ik heb daarom de eer te adviseeren het gevraagde ontslag te verleenen tegen den len Mei e.k. De Directeur der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, N. Brouwer. Aan den Heer Burgemeester van Leiden. ündergeteekende heeft de eer, zoo spoedig mogelijk ontslag- te vragen als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen in Uw Gemeente. Leiden, 6 Februari 1903. Dr. M. J. v. d. Meer. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 58. Leiden, 24 Februari 1903. Gelijk u bekend is heeft Dr. Vuyck ontslag gevraagd uit zijn betrekking van tijdelijk leeraar in de Natuurlijke Historie aan de H. B. S. voor Jongens en wordt u bij onze voordracht, opgenomen onder N°. 45 der Ingekomen Stukken, voorgesteld dit ontslag met ingang van 23 dezer eervol te verleenen. Thans zal dus in de door het vertrek van Dr. V uyck ontstane vacature behooren te worden voorzien. Intusschen schijnt eene definitieve voorziening aan de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs op dit oogenblik niet gewenscht. En dit zoowel wegens het reeds vergevorderde van den loopenden cursus als wegens de groote moeielijkheid, zoo niet onmogelijkheid, om thans door de benoeming van volledig bevoegden in de vacature te voorzien. Mitsdien geeft die commissie, na overleg met den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, in overweging tot aan het einde van den cursus het onderwijs in de Natuurlijke Historie in de le, 2e en 3e klasse tijdelijk op te dragen aan Mej. L. C. de Graaff te Groningen en dat in de 4e en 5e klasse aan den heer Dr. H. Wouterlood, assistent aan het Botanisch Labora torium aan de Rijks-Universiteit, alhier, en dit wel tegen het gewone honorarium van f2.50 per lesuur, voor tijdelijke diensten bij de verordening vastgesteld. Vertrouwende nu dat deze tijdelijke voorziening bij Uwe Vergadering geen bezwaar zou ontmoeten, hebben wij, ten einde den geregelden gang van het onderwijs zooveel mogelijk te verzekerenovereenkomstig den door de Commissie van Toezicht uitgesproken wensch, goedgevonden dat de heer Wouterlood reeds gisteren zijne werkzaamheden aanving en Mej. de Graaff op Maandag 2 Maart a. s. hare lessen zal beginnen. Op grond van een en ander geven wij u daarom in over weging Mej. L. C. de Graaff en Dr. H. Wouterlood voor den verderen duur van den loopenden cursus te benoemen tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 4