INSTRUCTIE 10 N°. 50. Leiden, 17 Februari 1903. N^ar aanleiding van nevensgaand verzoek van G. A. M. Saraber geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant vrijstelling te verleenen van de betaling van school geld over het eerste kwartaal van den loopenden cursusaan gezien zijn zoon, wegens vestiging in de gemeente, eerst sedert de Kerstvacantie de lessen aan de Hoogere Burger school voor Jongens heeft gevolgd. Aan déh Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 11 Februari 1903. Geeft niet verschuldigde!! eerbied te kennnen, Saraber, G. A. M., sedert 15 December 1902 woonachtig te Leiden; dat zijn zoon sedert 5 Januari 1903, de lessen volgt aan de Hoogere Burgerschool, en hij aangeslagen is aan schoolgeld voor het geheele jaar; wordt beleefd ontheffirig verzocht voor het eerste kwartaal van het dienstjaar 1902/3. 't Welk doende, G. A. M. Saraber. Aan den Gemeenteraad der Gemeente Leiden. N°, 51. Leiden, 24 Februari 1903. Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Mevrouw de Weduwe L. M. de Laat de Kanter geb. Ph. A. P. de Kanter op haar verzoek op de meest eervolle wijze ontslag te verleenen als Regentes van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis alhier, onder dankbetuiging voor de goede diensten, door haar aan die stichting bewezen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 19 Februari 1903. In antwoord op uwe missive N. 2/35 in d.d. 13 dezer hebben wij de eer U mede te deelen, dat tegen de inwilliging van het verzoek om ontslag van Mevrouw de Wed. P. A. P. de Laat de Kanter geb. de Kanter, als Regentes van het H. G of Arme Wees- en Kinderhuis bij ons geene bezwaren bestaan, maar dat wij meenen dat dit op de meest eervolle wijze moet wor den verleend. Regenten van het H.G. of Arme Wees- en Kinderhuis A. Beets, Voorzitter. Abr. Corts, Secretaris. Aan HH. Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 9 Februari 1903. Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennenVrouwe Philip- pina Anna Petronella de Kanter, weduwe van L. M. de Laat de Kanter, sedert November 1895 Regentesse van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, dat zij door vertrek uit deze Gemeente niet langer in staat zal zijn deze betrekking te vervullen, waarom zij zich tot Uw college wendt met het ver zoek, dat. het UEdelachtbaren moge behagen haar ontslag uit de voornoemde betrekking te willen verleenen. Hetwelk doende enz. Ph. A. P. de Laat de Kanterde Kanter. N°. 52. Leiden, 24 Februari 1903. Onder overlegging van bijgaand adres van P. Weiman, houdende verzoek om vrijstelling van de betaling van school geld, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat de zoon van adressant wegens het bekomen eener betrekking den I4en dezer voor het laatst de lessen aan de Hoogere Bur gerschool voor Jongens heeft bijgewoond. Wij geven U daarom in overweging aan adressant vrijstel ling van de betaling van schoolgeld te verleenen over de laatste twee kwartalen van den loopenden cursus. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Edelachtbare Heeren! Ondergeteekende neemt eerbiedig de vrijheid zich tot UEdel- Achtbaren te wenden met beleefd verzoek tot vrijstelling van verdere betaling van schoolgeld, uit hoofde zijn zoon Hendrik wegens het in betrekking gaan den 14en dezer de Hoogere Burgerschool heeft verlaten. 't Welk doende Leiden, 18 Februari 1903. P. Welman. N°. 53. Leiden, 24 Februari 1903. Hoewel aan Dr. P. H. Damsté, tengevolge zijner benoeming tot hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht, reeds met ingang van 1 December 1902 eervol ontslag uit zijne betrekking van leeraar aan het gymnasium was verleend, heeft deze toch nog tot aan de Kerstvacantie het grootste gedeelte zijner lessen waargenomen, teneinde, waar tevens de rector door ongesteld heid verhinderd was zijne lessen te geven, stoornis in den goeden gang van het onderwijs zooveel mogelijk te voorkomen. Het komt daarom curatoren van het gymnasium, blijkens hun in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven, voor dat deze welwillend door Dr. Damsté verleende hulp hoogelijk behoort te worden gewaardeerd en hem eene belooning voor zijn moeite en toewijding niet mag worden onthouden. Wij deelen geheel dit gevoelen en geven U daarom overeen komstig het advies van curatoren in overweging den heer Dam sté, onder dankbetuiging voor de door hem nog na zijn ontslag bewezen diensten, ter belooning een gratificatie toe te kennen van f 150. Waar de desbetreffende post der begrooting voor 1902 ten gevolge van de gewijzigde tractementsregeling voor de leeraren aan het gymnasium, waarmede bij het opmaken dier begrooting geen rekening kon worden gehouden, toch reeds eenigszins moest worden overschreden, zal een nader voorstel tot regeling dezer uitgave op de begrooting U te zijner tijd worden aan geboden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 54. Leiden, 24 Februari 1903. Wij hebben de eer U hiernevens ter vaststelling aan te bieden de door ons ontworpen instructies voor den Directeur van het Openbaar Slachthuis, en voor den keurings-veearts, tevens adjunct-directeur. Daarin werdzooals U uit de in de Leeskamer ter inzage liggende rapporten blijken zal, met de verschillende door de Commissie voor het Slachthuis en de Commissie voor de huis houdelijke verordeningen gemaakte opmerkingen rekening ge houden. Slechts in één opzicht meenden wij niet met de eerstge noemde commissie te mogen meegaan, nl. waar deze aan het slot der le alinea van art. 8 der instructie voor den directeur wenscht toe te voegen de woorden »en van de commissie voor het openbaar slachthuis." Wij kunnen niet inzien, hoe het den directeur mogelijk zou zijn de administratie te voeren ten genoegen van Burgemeester en Wethouders en van de Com missie voor het Slachthuis in die gevallen, waarin ons college met die commissie omtrent een bepaald onderdeel van meening mocht verschillen. Het is duidelijk, dat Burgemeester en Wethouders, waar het de regeling der administratie geldt, zich zooveel mogelijk door de adviezen der commissie zullen laten leiden, maar dat neemt toch niet weg, dat de directeur in die gevallen, waarin ons college eene andere regeling wenscht dan de commissie, zich slechts naar de voorschriften van een van beiden zal kunnen richten. Wij hebben daarom gemeend de door de commissie gewenschte aanvulling niet in art. 8 te mogen opnemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. voor den Directeur van het Openbaar Slachthuis. Art. 1. De directeur van het Openbaar Slachthuis staat onder de bevelen van Burgemeester en Wethouders. Art. 2. De directeur zorgt voor de nauwkeurige naleving van alle verordeningen en bepalingen, welke op het Openbaar Slacht huis en de vee- en vleeschkeuring betrekking hebben, voor zoover de uitvoering aan hem of het onder hem gestelde per soneel is opgedragen. Art. 3. Onverminderd de hem bij andere verordeningen, bepalingen of reglementen tegenover Burgemeester en Wethouders of de Commissie voor het Openbaar Slachthuis opgelegde verplich tingen, dient hij den Raad, Burgemeester en Wethouders en der Commissie van bericht en raad, hetzij dit van hem ge vraagd wordt, of dit in het belang van den dienst aan het Slachthuis of van de vee- en vleeschkeuring noodig wordt geacht. Doen zich gewichtige voorvallen voor, dan geeft hij zoo spoedig mogelijk kennis aan Burgemeester en Wethouders en aan den Voorzitter der Commissie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 2