DONDERDAG 12 FEBRUARI 1903. 25 altijd afstuiten op dat eene gebouwtje, dat voor 5 jaar zal zijn verhuurd. Is nu met een weinig welwillendheid deze zaak niet tot een volgende vergadering aan te houdenopdat met de Gemeente-Commissie overlegd kan worden wat in dezen te doen staat? Ik kan hierbij nog mededeelen, dat de heer Dubois, dien ik persoonlijk gesproken heb, mij verzekerd heeft, dat hij aan den Minister geadviseerd heeft de lokaaltjes weer te huren op gronddat het misschien voor de andere accijnzen gewenscht is, dat daar nog een of twee ambtenaren verblijven, maar dat men voor de vee- en vleeschkeuring toch naar het abattoir gaat en daarvoor 300.betaalt. Als de Gemeente-Commissie meer buur booddan huurde het Rijk het lokaal niet, want dit gaf niet meer. Ik heb daarop geantwoorddat het de Gemeente-Commissie niet te doen was om in huurprijs tegen het Rijk en den heer Dubois te concurreerenmaar in hoofdzaak om de huisjes in eigendom te hebben, ten einde die na verloop van eenigen tijd te kunnen amoveeren. Zooals reeds in het adres gezegd is hebben ook de heeren Cuypers en de Stuers hierop aan gedrongen, maar is de uitvoering altijd afgestuit op het feit, dat wij geen eigenaar waren. De Voorzitter. Doet u een bepaald voorstel? De heer P. J. van Hoeken. Ja, om deze zaak tot een vol gende vergadering aan te houden. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik zou gaarne van u liooren of er bezwaar is tegen uitstel en welk. Voor zoover ik op dit oogenblik over de zaak kan oordeelen, zou het zeer in het belang van de gemeente zijn, indien die huisjes door de Kerk werden geamoveerd, en dus zou het in het belang van de gemeente zijn ze aan de Kerk te verkoopen onder beding, dat zij geamoveerd worden. Dan krijgen wij een grooter plein en een mooier gezicht op de Kerk. Is er absoluut bezwaar tegen uitstel? De Voorzitter. De zaak is deze. Nadat het Rijk de be schikking heeft gekregen over eene lokaliteit in het slacht huis, is natuurlijk bij Burg. en Weth. de vraag gerezen, of nu dat lokaaltje aan de Hooglandsche kerkgracht ongebruikt zou blijven; althans of het niet twijfelachtig was dat de huur daarvan zou worden gecontinueerd. Wij wenschten daaromtrent zekerheid te hebben en de welvoegelijkheid tegenover den huurder bracht mee de vraag te stellen aan het Rijk, of deze wenschte de huur te continueeren. Daarop hebben wij het antwoord gekregen, dat het Rijk het op prijs zou stellen dat huisje te blijven huren. Dat de Rijks commiezen een lokaal zouden krijgen in het slachthuis was lang van te voren bekend; maar er is nimmer een aanvraag van de Nederduitsch Hervormde Gemeente- Commissie tot ons gekomen om dat huisje te koopen, hoewel zij toch kon weten, dat bedoeld lokaaltje zou leeg komen of eene andere bestemming daaraan zou worden gegeven. Nadat Burg. en Weth. die vraag aan het Rijk hebben gedaan, en het Rijk den wensch heeft te kennen gegeven om de huur te continueeren en de toestand veranderd is, nu, te elfder uur, komt een request in van de Gemeente-Commissie om dat lokaaltje in eigendom te mogen hebben! Er zijn dus twee verschillende aanvragen: het Rijk wenscht het huisje te huren, en de Gemeente-Commissie wenscht het in eigendom te hebben. Maar voor Burg. en Weth. wordt het na den loop van zaken, zooals die is geweest, moeilijk om tegen het Rijk te zeggen, dat zich bereid heeft verklaard de huur te continueeren: nu kunt gij het niet meer huren, want nu is er een verzoek om het lokaaltje in eigendom te hebben. Het komt Burg. en Weth. voor, dat nu voor de Gemeente-Commissie de aangewezen weg is zich te verzekeren van den eigendom, onder servituut van de huur van het Rijk; de kwestie is dan alleen, dat het lokaaltje wat later kan worden geamoveerd, en beide partijen zijn tevreden gesteld. Maar zonder meer, na de voorafgegane onderhandelingen te zeggen: wij komen daarop terug en kunnen het lokaaltje nu niet meer verhuren dat vinden Burg. en Weth. tegenover het Rijk eene minder gewenschte houding. Zoo is de zaak. De beide belangen kunnen nu met elkander in overeenstemming worden gebracht, indien de Gemeente- Commissie dat perceeltje koopt onder servituut van die jaren huur; dat is een kwestie van 5 jaren uitstel, maar per slot van rekening verkrijgt men dan hetzelfde wat men nu wenscht. Om reden van het medegedeelde hebben Burg. en Weth. gemeend, dat het niet aanging nu deze zaak uit te stellen, hetgeen misschien ten gevolge zou hebben, dat de aanvankelijke overeenkomst met het Rijk verbroken werd. Nu deelt de heer van Hoeken hier mede wat ons onbekend is, n.l. dat, volgens den heer Dubois, Inspecteur der belastingen, het Rijk niet bijzonder prijs op die huur zou stellen. Dat is ons niet bekend, het tegendeel van dien; het Rijk heeft aan Burg. en Weth. het tegenovergestelde geschreven. De heer de Lange. Na uwe toelichting, mijnheer de Voor zitter, komt het mij toch voor, dat er volstrekt geen bezwaar is de behandeling van het voorstel van Burg. en Weth. uit te stellen tot de volgende vergadering. De Gemeente-Commissie zou dan in staat zijn vóór die vergadering een aanbod aan het Gemeentebestuur te doen; ik betwijfel geen oogenblik of het Rijk zal de Gemeente van de gedane toezegging willen ontheffen, wanneer wordt medegedeeld, dat het gebouwtje ver kocht kan worden voor amotie, met de bedoeling om daardoor een historisch monumentaal kerkgebouw, waar het tegenaan gebouwd is, beter aan den dag te brengen. Het Rijk kan nu gemakkelijk een ander gebouwtje huren, maar over 5 jaar is misschien de Gemeente-Commissie niet meer zoo samengesteld als nu. Als er mogelijkheid bestaat om een begin van uitvoering te krijgen aan de uitstekende gedachte van de tegenwoordige Gemeente-Commissie, dan moet m. i. het Gemeentebestuur alles doen wat het kan om die uitvoering te helpen verwezenlijken. Laten wij de zaak aanhouden tot de volgende vergadering, en laat de Gemeente-Commissie zorgen dat er vóór dien tijd een aanbod is gedaan om het bedoelde gebouwtje te koopen. De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken, dat de Gemeente Commissie dat nu ook reeds had kunnen doen. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik moet erkennen, dat ik van uw antwoord een eenigszins anderen indruk heb ge kregen dan de heer de Lange. Het komt mij vcor dat u gelijk hebt en dat het, nu de gemeente eenmaal aan het rijk heeft gevraagd of dit bereid is wederom te huren, moeilijk gaat (lat de gemeente nu moeilijkheden maakt nu men het voorloopig met het Rijk eens is geworden. U hebt echter zelf een weg aangewezen, die, nog eenigszins gewijzigd, door de gemeente commissie zou kunnen worden bewandeld. Wanneer de Ge meente-Commissie, nadat het contract met het Rijk gesloten is, het perceel koopt, belast met de huur, en, indien zij tot afbraak wenscht over te gaan, zich verstaat met het Rijk eri dit ver zoekt afstand te doen van de huur, dan is de zaak in het reine. Dit is een weg, die tot hetzelfde resultaat voert en tot een op lossing leidt, die meer past tegenover het Rijk. De heer P. .1. van Hoeken. M. de V. De heer de Lange heeft het zeer juist gezegdde reden waarom de gemeente-Com missie dit verzoek heeft ingediend is in hoofdzaak de wensch, om een monumentaal gebouw van al die uitwassen te ontdoen. Dit is dunkt mij ook in het belang van de gemeente, want die huisjes ontsieren als het ware de kerk. Het grootste bezwaar, dat bij Burg. en Weth. bestaat, schijnt te zijn, dat het Rijk dan geen gebruik zou kunnen maken van dat lokaaltje. Maar ik kan ten aanzien hiervan opmerken, dat aan de andere zijde van de kerk wel gelegenheid is om een dergelijk of beter lokaaltje te krijgen. Dat bezwaar is dus niet zoo groot. Wel acht ik een groot bezwaar wat de heer Fockema Andreae genoemd heeft, n.l. dat de aankoop belast zou zijn met een servituut van 5 jaar. De Gemeente-Com missie werkt wel niet zoo snel dat weet iedereen maar 5 jaar is toch wel wat lang. Als nu de zaak uitgesteld wordt tot de volgende vergadering, kunnen Burg. en Weth. over wegen wat het meest gewenscht is, of aan het Rijk zeggen, dat het huisje niet verhuurd kan worden omdat men het wil verkoopen, óf voorstellen om het voor éen jaar in huur te geven; dat is niet te lang en niet te kort. En dan kan de Gemeente-Commissie maatregelen nemen om het te amoveeren. De Voorzitter. Ik maak er den heer van Hoeken opmerk zaam op, dat de reden waarom Burg. cn Weth. meenden hun voorstel te moeten handhaven, niet is de vrees, dat het Rijk geen ander lokaaltje zou kunnen krijgen. Ik heb het verloop van de zaak uiteen gezet om aan te toonendat Burg. en Weth. meenden welvoegelijkheidshalve tegenover het Rijk geer» andere houding te kunnen aannemen; maar ik maak den heer van Hoeken er ook opmerkzaam op, dat de heer Fockema Andreae een uitweg heeft aangewezen, waar door de Gemeente-Commissie haar doel ook op eene andere wijze kan bereiken, n.l. door zich tot het Rijk te wenden en te vragen, of het Rijk geneigd zou zijn, met het oog op het verzoek van de Gemeente-Commissie om dat gebouwtje af te breken en den toestand daar te verfraaien, aan het Gemeentebestuur voor te stellen de huur zooveel korter te stellen. Dat is, dunkt mij, een meer rationeele weg, en dan zal daar van onze zijde geen bezwaar tegen worden gemaakt. Maar, nu de onderhandelingen zijn geloopen zooals dat het geval is geweest, daarop terug te komen dat is bezwaarlijk van het Gemeentebestuur te vergen. De Gemeente-Commissie wenscht te verkrijgen den eigendom voor afbraak van dat gebouwtje welnu, laat de Gemeente-Commissie daarvoor stappen doen bij dengene, die het op het oogenblik in huur heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 7