12
TABEL behoorende bij het rapport In zake het geschil
tusschen het Rijk en de gemeente Leiden over de
kosten van verpleging in het Nosocominm Academicum
U-Q-a»
f 0.92'°»
sA.1-711
„1.17 L
N°. 42. Leiden, 5 Februari 1903.
In de Raadszitting van 18 September 1902 werd het door
ons voorgestelde artikel 6 der verordeningregelende het be
heer van het Openbaar Slachthuis, bepalende dat de bezoldi
ging van de stokers, werklieden en bedienden wordt vastgesteld
door Burg. en Weth. na raadpleging der commissie van bij
stand, door Uwe Vergadering verworpen. Dientengevolge zal
de bezoldiging dezer beambten alsnog door den Raad moeten
worden geregeld.
Wij hebben daarom de eer U nevensgaande door de Com
missie voor het Openbaar Slachthuis ontworpen verordening
ter vaststelling aan te bieden, onder mededeeling dat ons col
lege zich met de daarin vervatte regeling kan vereenigen, en
dat ook bij de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen
daartegen geen bezwaar bestaat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
VERORDENING, houdende aanvulling van de Verordening
van 18 September 1902 (Gemeenteblad n°. 13), rege
lende het beheer van het Openbaar Slachthuis en
den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van
benoeming van het daaraan verbonden personeel.
Eenig Artikel.
Tusschen de artikelen 5 en 6 van de Verordening van den
18en September 1902 (Gemeenteblad n°. 13) regelende het beheer
van het Openbaar Slachthuis en den rang, het getal, de be
zoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden
personeel, wordt ingevoegd een artikel 5a, luidende als volgt
De bezoldiging der stokers en werklieden wordt vastgesteld
als volgt
a. van de stokersop f 12 50 per week.
b. van de stalknechtsop f 10.50 per week.
c. van de andere werklieden op 10.per week.
Voor de bezoldiging van de bediendenvan hulppersoneel
ter tijdelijke vervanging van zieke werklieden, ter voorziening
in tijdelijke behoefte aan versterking van het vaste personeel
en voor vergoeding van werk, door de vaste werklieden ver
richt buiten den vastgestelden of vast te stellen werktijd, wordt
jaarlijks op de begrooting der plaatselijke uitgaven een zoodanig
bedrag uitgetrokken, als de Gemeenteraad noodig zal achten.
Voor de uitbetaling der bezoldiging voor overuren boven
den maximalen werktijd, wordt de werktijd bepaald:
voor de stokers met inbegrip van Zondag- en nachtdienst op
ten hoogste 155 uren in de 2 weken;
voor stalknechts met inbegrip van ten hoogste 3 uren Zon
dagsdienst, doch zonder nachtdienst, op ten hoogste 69 uren
per weeken
voor de andere werkliedenzonder Zondag- en nachtdienst
op ten hoogste 66 uren per week.
N°. 43. Leiden, 6 Februari 1903.
Nu de ongevallenwet met 1 Februari 1903 in werking ge
treden is, zou het geval zich kunnen voordoen, dat een werk
man, aan wien een ongeluk is overkomen, aanspraak kan
maken op eene uitkeering, zoowel krachtens de ongevallenwet,
als krachtens de gemeentelijke verordening van den 6en April
1893, op het verleenen van vergoeding aan werklieden in geval
van ongelukken (Gem.BI. n°. 3).
Toch kan laatstbedoelde verordening niet zonder meer wor
den ingetrokken, omdat zij in zekeren zin een wijdere strek
king heeft dan de ongevallenwet. Beperkt toch deze laatste
hare zorgen tot de werklieden in bepaald aangewezen bedrijven,
de verordening van 1893 kent een recht op vergoeding toe
aan de werklieden of hunne nagelaten betrekkingen, onver
schillig in welk vak of bedrijf zij werkzaam zijn. Daarom zal
de verordening, teneinde dezen niet in slechter conditie te
brengen ten gevolge van de ongevallenwet, moeten blijven
gelden voor de werklieden in bedrijven, welke niet in art.10
der ongevallenwet zijn vermeld en zal art. 1 der verordening
dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd.
Voorts zal de verordening nog een tweede wijziging moeten
ondergaan. Het 2e lid van art. 2 bepaalt toch dat op werklieden
in dienst der gemeente de verordening slechts van toepassing
is voor zoover zij bij ongelukken geen aanspraak op vergoeding
kunnen maken krachtens de pensioenverordening. Hier is dus
alleen voorzien in het geval, dat het ongeluk niet den dood
ten gevolge had, maar de werkman ten gevolge van het on
geval uit den dienst moest worden ontslagen en dan aan
spraak kon maken op pensioen. Had het ongeluk den dood
tengevolge, dan had de uitkeering van f 1000.— aan de
vrouw of nagelaten betrekkingen in ieder geval plaats. Ook
hierin zal verandering moeten worden gebracht, nu de weduwe
en kinderen van de werklieden in vele gevallen aanspraak op
pensioen zullen kunnen doen gelden.
Wij stellen U daarom voor in het 2e lid van art. 2 te be
palen, dat de verordening niet van toepassing is ingeval een
ongeluk, indien het het ontslag van den werkman tengevolge
heeft, dezen, of indien het zijn dood tengevolge heeft, zijn we
duwe of kinderen aanspraak kan doen maken op pensioen.
Eindelijk zal tengevolge van de invoering der ongevallenwet
ook nog de verordening van den 20en Maart 1902, regelende
het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente
ambtenaren, eene aanvulling moeten ondergaan. Terwijl toch
bij de nieuwe pensioensverordening voor weduwen en kinderen
van gemeente-ambtenaren in art. 8 reeds met de mogelijk
heid der tot standkoming der ongevallenwet werd rekening
gehouden, geschiedde dit niet in de pensioensverordening voor
de ambtenaren zelve, aangezien de in het vorige jaar tot
stand gebrachte wijziging der verordening van 1884 in hoofd
zaak ten doel had om de bepalingen dier verordening in
overeenstemming te brengen met die der nieuwe verordening
voor weduwen en kinderen, waardoor onwillekeurig het hier
bedoelde verzuim plaats had. Eene bepaling, analoog aan die
van art. 8 der pensioensverordening voor weduwen en kinderen
zal dus nog in de verordening van 20 Maart 1902 moeten
worden opgenomen.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
tot de vaststelling der navolgende verordeningen over te gaan
Rotterdam.
Amsterdam.
Buiten
Binnen-
Alge-
sGra-
en
en
?4
cS
Zieken-
VEN-
Buiten-
Binnen-
Wilhel-
CS
meene
Gasthuis
Verpleeg-
Verpleeg-
dag.
HAGE.
Yer-
Gasthuis.
mina-
dag.
eenigde
admini
stratie.
Gasthuis.
1866
f 1.51*
f 0.92»
1867
,1.46'
„0.89
1868
„1.37»
0.89»
1869
„1.50'
0.92»
1870
1.40»
„1.06
1871
1.44»
1.08
1872
1.51'
„1.57
a u
1 o -g
1873
>s
I B -» fl h
1874
„1.51"
1875
1.52»
f 1.25
1876
„1.60
f 1.11'
„1.20
1877
1.68'
„1.17»
f 1.47
„1.25
1878
1.55»
1.09»
„1.52
„1.26
1879
1.67»
1.16'
1.37»
1.22»
1880
1.59»
1.14»
„1.38»
„1.13»
1881
„1.67
1.14»
1.54»
„1.26
1882
1.70»
1.15'
1.52»
1.22»
1883
1.72»
1 -161
1.46»
„1.60
1884
1.70»
1-16»
„1.43
1.47»
1885
1.57»
1.07»
1.47»
„1.47»
1886
1.55»
1.06»
„1.44
1.34»
1887
1.50»
„1.04»
1.46»
f 1.48»»1
f i 20683
1888
1.63»
„1.121
„1.49
1.49 50'
0.84320
1.16»"
1889
1.68»
1.18»
„1.48
1.49'"
0.87»15
1.18»"
1890
1.65'
1.16'
„1.43
1.55»"
0.93»"
1.24'»°
1891
1.58»
1.08»
1.57»
1.50*»8
0.99»'»
1.25°»»
1892
1.69»
„1.19»
1.73»
1.41"»
0.95'"
1.1833'
1893
1.67»
1.16'
„173»
1.33194
1.07033
1.20113
1894
1.66'
„1.17»
„1.65
1.36»»'
1.220»3
1.27310
1895
1.66»
„1.15»
„1.78
1.3788'
1.21784
1.29»»1
1896
1.55»
1.05»
„1.81
1.36»»8
l.ll2»1
1.23'»»
1897
1.64»
1.15»\
„1.72
1.43»»»
1.060'8
1.24800
1898
v./„ 1.96»
„1.72
1.56"3
1.09»3'
1.3313'
1899
„1.22*2
„1.72
1.6 230»
1.1381»
1.330»3
1900
1.29»W
„1.72
1.79»'»
1.2888»
1.54'"
1901
1.94»
1.32'/
„1.72
1.86»»°
1.41"»
1.64'»»