40 werd aan beide bezwaren zooveel mogelijk te gemoet te komen, mocht niet de instemming der commissie verwerven. Daarentegen is ons college van oordeel, dat eene regeling als door de commissie werd voorgesteld niet is overeen te brengen met de uitdrukkelijke bepaling der reeds vastge stelde verordening. Houdt toch die regeling slechts in, zooals de commissie voorstelt, dat het aanstellen van de stokers, werklieden en bedienden geschiedt door den Directeur in overleg met en na goedkeuring van Burg. en Weth. of van de Commissie voor het slachthuis, dan zal wel nog in naam de Directeur deze personen aanstellenmaar wordt toch in wer- 1 kelijkheid het benoemingsrecht overgebracht bij ons college of de commissie. Intusschen, acht men een dergelijke regeling wenschelijker, zoo bestaat daartegen bij ons college geen overwegend be zwaar, mits dan slechts die bepaling in de verordening zelve worde opgenomen en niet in eene door ons ter uitvoering der verordening in strijd daarmede gemaakte regeling. Nog merken wij op, dat terwijl de Directeur ingevolge de verordening bij de aanstelling der hierbedoelde personen aan eene door ons getroffen regeling zou gebonden zijn, hij daar entegen bij het schorsen en ontslaan geheel vrij zou zijn in zijne beslissing. Bij nadere overweging komt het ons voor, dat bij schorsing en ontslag dezelfde regelen behooren te gelden als bij de aanstelling. Mitsdien geven wij U alsnog in overweging het 2e lid van art. 7 der bovengenoemde verordening als volgt te wijzigen »Het overige personeel w7ordt benoemd door Burg. en Weth. met uitzondering van de stokers, werklieden en bedienden, die door den Directeur worden aangesteld, behoudens nadere goedkeuring van Burg. en Weth." en in het 4e lid van dat artikel in den len regel tusschen de woorden »is" en »tevens" alsnog toe te voegen »voor zooveel de stokers, werklieden en bedienden betreft, onder het in het 2e lid opgenomen voor behoud." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 86. Leiden, 2 Februari 1903. Gelijk reeds door ons bij de beantwoording van het sectie- verslag op de loopende begrooting onder Volgn. 2 der Inkomsten werd in uitzicht gesteld, wenscht het Rijk, blijkens nevens gaande missive van den Inspecteur der Directe belastingen, invoerrechten en accijnzenook na de ingebruikneming van de localiteit van het openbaar slachthuis, toch ten behoeve van de inning der andere accijnzen over het thans in gebruik zijnde lokaal aan de Hooglandsche Kerk te blijven beschikken. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging het lokaal bij de Hooglandsche Kerk aan de Nieuwstraat, kadastraal bekend onder sectie I n°. 1803 gemeente Leiden, met ingang van 1 Mei a.s. weder voor den tijd van 5 jaren te verhuren aan het Rijk tegen een huurprijs van 50.—'sjaars en voorts onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 30 Januari 1903. In beleefd antwoord op Uwe Missive van 13 Januari 1.1. n°. 253R-, heb ik de eer Uw geacht College te berichten, dat ik bij Resolutie van Z.E. den Minister van Financiën van 26 dezer N°. 11 ben gemachtigd om, voor den tijd van vijf jaren weder van de Gemeente in te huren, en daartoe een nieuwe overeen komst aan te gaan, het lokaal met bergplaats, staande tegen de Hooglandsche Kerk aan de Nieuwstraat, Wijk 7 n". 26, voor wachthuis van de ambtenaren van den actie ven dienst. Binnen eenige dagen hoop ik U de nieuwe overeenkomst ter teekening te doen toekomen en verzoek ik beleefd daarbij te mogen terugontvangen een gezegeld, gewaarmerkt afschrift van het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland waarbij de bedoelde verhuur wordt goedgekeurd. De Inspecteur, Dubois. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 87. Leiden, 3 Februari 1903. In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der School, hebben wij de eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de be noeming van een onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 5, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het met ingang van 1 Januari verleend eervol ontslag aan den onderwijzer J. de Jong: 1°. H. J. SLEGTENHORST, tijdelijk onderwijzer aan de open bare lagere school te Zoeterwoude; 20. J. G. CHRISTIAANSE, idem; 3°. H. C. VAN LEEUWEN, onderwijzer aan de openbare lagere school te Hazerswoude. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 38. Leiden, 3 Februari 1903. Ter vervulling van de vacature van onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 2, ontstaan door het verleend eervol ontslag aan den onderwijzer J. Noest, hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolop ziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der School, de volgende voordracht aan te bieden 1°. J. EEFTENS, tijdelijk onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 2; 2°. J. G. CHRISTIAANSE, tijdelijk onderwijzer aan de open bare lagere school te Zoeterwoude; 3°. H. C. VAN LEEUWEN, onderwijzer aan de openbare lagere school te Hazerswoude. Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 39. Leiden, 5 Februari 1903. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mejuffrouw M. van der Hoeven geb. Fraai en van het daaromtrent uitge bracht advies van den Stads-vroedmeester, geven wij IJ in over weging Mejufïr. M. van der Hoeven geb. Fraai wederom voor den tijd van drie jaren in de betrekking van Stads-vroedvrouw te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 4 Februari 1903. Bij dezen heeft de ondergeteekende, Stadsvroedmeester van Leiden. Prof. Dr. J. F. O. S. Veit, de eer Uw WelEdelAchtbare mede te deelen, dat bij hem tegen de herbenoeming van Mej. M. v. d. Hoeven—Fraai als Stadsvroedvrouw geen bezwaar bestaat. Het stuk volgt hierbij. J. Veit. Aan WelEd. Achtbaren Heer Burgemeester van Leiden. WelEd.Aehtb. Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. De ondergeteekende verzoekt UE. vriendelijk wederom voor den tijd van drie jaren als stadsvroedvrouw te mogen worden aangenomen. Met achting teeken ik mij Uwe Dw. Dienaresse Leiden, 28 Januari 1903. M. v. d. Hoeven geb. Fraai. N°. 40. Leiden, 5 Februari 1903. Ter vervulling van de vacature van onderwijzeres aan de Openbare School der 3e klasse n°. 2 alhier, welke den len Maart a.s. zal ontstaan tengevolge van het met ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan Mej. G. C. van der Heijden, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voor dracht aan te bieden: 1°. Mej. C. M. VAN DER HEIJDEN, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare School der 3e klasse n°. 2; 2°. Mej. M. C. VAN CAMPEN, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare School 3e klasse n°. 5; 3°. Mej. H. KL1NKERT, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare School der 3e klasse n°. 3. Onder mededeeling, dat de voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewon nen bericht van het Hoofd der School, en dat de desbetreffende stukken ter inzage in de Leeskamer liggen, geven wij U in overwreging alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 4