186 DINSDAG 23 DECEMBER 4902. welke wet is er ia staat in alle gevallen toepassing te vinden Dat is eenmaal niet anders. Het is de belangrijke vraag, of men, door hoeveelheden vleesch tot een gewicht van 5 kilo gram vrij te stellen van de toepassing der verordening, eigenlijk niet in strijd komt met de bedoeling van de geheele oprichting van het slachthuis. Bij de oprichting daarvan is men uitgegaan van de gedachte, dat het noodig was de deugdelijkheid van het vleesch te onderzoeken vóór het ge bruik en nu wij zoover zijn gekomen, dat alles op de meest nauwgezette wijze zal kunnen behandeld wordennu zegt men: maar vleesch, dat ingevoerd wordt, is tot 5 kilogram vrij van dat onderzoek. Dat noem ik een hoogst ernstige zaak. Men tracht zich wel te dekken door de opmerking, dat er voor den invoer allerlei beperkende bepalingen gelden, maar het is niet te voorzien, nu ingevoerd mag worden, de ge legenheden die men zal weten te vinden om vleesch ongekeurd bij hoopen in te voeren en onder de menschen te brengen. Wanneer op dit oogenblik het beginsel, door den heer van Hoeken bedoeld, wordt vastgesteld, dan worden in elk geval bepalingen gemaakt in overeenstemming met den geest, die aanleiding heeft gegeven tot de oprichting van het slachthuis, terwijl de vrijstelling, die nu wordt voorgesteld, totaal met dien geest vloekt. Ik meen dat het volstrekt niet op onzen weg ligt den invoer van kleine hoeveelheden toe te latenin tegendeel, wij moeten dien te keer gaan. En al moge men nu zeggen, dat niet alles wat ingevoerd zal worden, na te gaan is, het feit, dat het verboden is, is van groote beteekenis. Tusschen twee haakjes moet ik even opmerken, dat dit verbod met het bekende huisrecht niets bijzonders uitstaande heeft. Men heeft niet de vrijheid postpakketten te controleeren. Dat weet ik. Maar toen destijds werd betwist of de gemeenten wel het recht hadden om een slachthuis op te richten, was de Regeering er heel gauw bij om door wetswijziging de macht van de gemeenten uit te breiden. Ik weet niet of ten opzichte van de controle van postpakketten de macht der gemeente zou kunnen worden uitgebreid; ik geef slechts een wenk, langs welken weg de verordening in haar geheelen omvang gehandhaafd zoude kunnen worden om het hier aan gevoerde bezwaar weg te nemen. De heer Fockema Andreae. M. de V. Ik wil den Raad ontraden de motie van den heer van Hoeken aan te nemen Deze verordening is ontworpen ik heb dat de vorige maal ook reeds gezegd niet door Burg. en Weth met advies van de Commissie voor de strafverordeningenmaar overeen komstig de Gemeentewet door de Commissie voor de straf verordeningen. Deze heeft de kwestie, welke nu den Raad bezig houdt, behandeld en overwogen bij de eerste vaststel ling van het ontwerp en nog eens weer overwogen naar aanleiding van de adressen, die ingediend zijn. Zij heeft zich in de eerste plaats de vraag gesteld of er een middel zou zijn uit te denken om overtreding te constateeren. En zij heeft daarop een ontkennend antwoord moeten geven. Zij heeft geïnformeerd of er mogelijkheid bestond, dat vanwege de post in deze medewerking werd verleend, doch van deze vernomen, dat hare ambtenaren ten eerste niet kunnen weten wat er in de pakketten zit, en zich bovendien niet het recht mogen aanmatigen om pakketten, aan inwoners alhier geadresseerd, te bezorgen aan het slachthuis. Dit zoo zijnde, weet de Commissie geen middel om te controleeren of er in postpakketten vleesch zit en de keuring af te dwingen van vleesch, dat per postpakket is toegezonden. Dat de Com missie dus niet aan het bezwaar van den heer van Hoeken te gemoet kan komen, is het gevolg van een »non possumus". Het is niet mogelijk een dergelijk verbod toe te passen en daarom wenschen wij dat verbod niet op te nemen. Men komt hierdoor niet in strijd met de bedoeling van de oprichting van het slachthuis; deze had ten doel te verhinderen, dat de vleeschverkoopers vleesch willen verkoopen, dat niet vooraf is onderzocht. En met dat hoofddoel komt men niet in strijd, wanneer men door den nood gedrongen er is geen andere weg op opneemt art 56. Wij kunnen dat niet verhinderen en, gelijk ik zeg, wij kunnen er ons dan wel bij neerleggen, dat een particulier vleesch van elders wil laten komen. Wil hij zich aan ziekte blootstellen dat moet hijzelf maar weten. En als nu den heer van Hoeken dit zeg ik met den heer Aalberse meent dit te moeten verhinderen, dan moet hij daartoe den weg wijzen. Ik verklaar, dat de Com missie die met dit ontwerp belast is geweestdaarvoor geen weg heeft kunnen vinden. De Voorzitter. Ik geloof te mogen aannemen, dat de motie thans voldoende is toegelicht en besproken om tot stemming daarover te kunnen overgaan. De heer Pera. De heer Fockema Andreae zegt, dat de posterijen niets aan de pakketten kunnen doen; vandaar ook dat ik vraag, of er dan niet een weg gevonden kan worden Is daarvoor grondwetsherziening noodig welnu, laat die komen! De heer Fockema Andreae constateert, dat de vrijheid tot dezen invoer niet in strijd is met de bedoeling van de oprichting van het slachthuis, en verklaart, dat die bedoeling is geweest, dat geen slecht vleesch zal worden verkocht. Maar wie waarborgt ons nu, dat het in pakketten toegezonden vleesch alles zuiver vleesch is?.... Dat weet men niet, en niemand kan zekerheid geven dat er geen slecht vleesch wordt ingevoerd. Gelijk ik reeds gezegd heb is het groote bezwaar dat men tegen de nu voorgestelde bepaling heeft, dat zij voor een deel door gemis van controle, niet in allen deele toegepast kan worden. Maar wanneer is ooit een wet gemaakt, die elke overtreding heeft kunnen verhinderen of, zoo overtreding plaats had, deze heeft kunnen straffen? Zulk een wet bestaat niet. Integendeel, van alle wetten zijn de overtredingen legio. En waar nu de controle moeilijk zal zijn, dikwijls misschien onmogelijk dat neemt niet weg, dat niet aan het binnen komen van vleesch in de stad Leiden een pré mag worden gegeven, die strijdig is met dat, wat met de oprichting van het slachthuis bedoeld is. (De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. vraagt het woord). De Voorzitter. Is u nog in staat nieuwe gezichtspunten te geven? De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik weet het niet, mijn heer de Voorzitter; voor mij is het misschien een nieuw gezichtspunt. Maar ik wenschte nog een enkel woord te zeggen over de bewering van den hoer Fockema Andreae, dat de uit zondering, welke men nu wil toestaan, niet in strijd is met de bedoeling van de oprichting van het slachthuis. Toen de behandeling van het openbaar slachthuis aan de orde was, is er wel degelijk op gewezen voor welken toestand men zou komen te staan, indien niet van alle kanten de invoer van ongekeurd vleesch verboden werd. De directeur heeft op pag. 21 in zijn rappert toen dit gezegd: »De vee- »en vleeschkeuring, zooals zij thans Is ingericht, heeft een «einde gemaakt aan den allertreurigsten toestand, die op dit «gebied vóór den 4en October 4893 bestond en mag met het «oog daarop op goede resultaten bogen, alleen een abattoir kan fthaar volmaakt doen worden Wanneer dus een abattoir de vee- en vleeschkeuring vol maakt kan maken, welnu, laten Burg. en Weth' dan nu doorzetten, maar niet halverwege blijven staan. Laten zij dan ook nu zorgen, dat door de ingezetenen geen vleesch gegeten wordt, dat niet door den directeur of zijne keurmeesters is gekeurd. De heer Fockema Andreae. M. de V. Om aan te toonen, dat de zaak dooi' ons werkelijk ernstig onderzocht iswensch ik nog het volgende op te merken. Wanneer er iemand is, (lie het vleesch zou wenschen te keuren in alle gevallen waarin dit maar benaderd kan worden, dan is het wel de directeur van het slachthuis. Deze wil zooveel mogelijk keuren en is tegen elke wijziging, die ongekeurd vleesch toelaat. Welnu, wij hebben vergaderd met den directeur van het openbaar slachthuis en hem gevraagd of hij kans zag maat regelen te bedenken om per postpakket gezonden vleesch aan het slachthuis te krijgen. Hij heeft geantwoord, dat hij dat vleesch gaarne zou keuren, maar dat hij geen kans ziet die keuring af te dwingen. De heer Bosch. M. d. V. Het spijt mij, dat deze zaak in de verordening genoemd is. Dat had niet moeten geschieden. Nu in de verordening over den invoer per postpakket is gesproken, zal dit voor de ingezetenen een vingerwijzing zijn om vleesch van buiten te laten komen. Het is een fout, dat het vervoer per postpakket uitdrukkelijk wordt vrijgesteld. Was dit niet genoemd, dan zou het publiek waarschijnlijk in de meening verkeerd hebben dat het niet geoorloofd was. Ik zou er daarom wel voor zijn alles, wat op den invoer per postpakket betrekking heeft, te schrappen. De heer Witmans. M. d. V. Ik ben wel geneigd met de motie mee te gaan, maar mijn bezwaar is ook de controle. Ik meen, dat dit alleen zou zijn te ondervangen, wanneer een keurmeester twee of driemaal daags de postpakketten op het postkantoor naziet, om te onderzoeken of daar ook vleesch in is. (Stemmen: dat mag niet). Ja, dan zal ik tegen de motie stemmen, want dan is geen controle mogelijk en ik ben het met den heer Aalberse eens, dat wij geen verorde ning moeten maken die in de praktijk niet is toe te passen. De heer Sijtsma. M. d. V Er is tot nog toe in deze discussie het meeste gesproken over den invoer van vleesch per post pakket, maar er is mij verzekerd, door wie het kunnen weten, dat er veel meer vleesch op andere wijze, per scheepsgelegenheid enz., wordt ingevoerd. Vleesch leent zich niet bijzonder voor verzending per postpakket. Zou het dus geen overweging verdienenom dat postpakket wat op den achtergrond te stellen en in het algemeen als regel aan te nemen, dat de invoer van vleesch, ook van hoeveelheden beneden 5 kilogram

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6