184
DINSDAG 23 DECEMBER 1902.
Vóór stemmen de heeren: van Lidth de Jeude, Fockema
Andrese, Kaiser, de Vries, de Goeje, L. Driessen, Kroon, van
Dissel, P. J. van Hoeken en Hasselbach.
Het voorstel van Burg. en Weth. om de vergunning onder
de door hen voorgestelde voorwaarden te verleerien, wordt
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IX. Voorstel tot onderhandsche verpachting van het weiland
nabij Rhijngeest aan G. C. van der Hoef, te Üegstgeest.
(Zie Ing. St. n°. 317).
De Voorzitter, üp dit punt is te elfder uur een request
ingekomen van Verstraaten, Haarlemmerstraat'153, dat ik den
Secretaris verzoek te willen voorlezen.
Het request luidt aldus:
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennendat onderge-
teekende wel wat laat, maar niet kan nalaten te verzoeken
aan Uw College, in aanmerking te worden genomen als mede
dinger van het huren van het weiland van Rhijngeest;
en niet ongenegen is zoolang de Raad het afstond, te huren
voor de somma van een honderd vijf en zeventig gulden per
jaar, alleen voor 't gebruik van wei- en hooiland.
'tWelk doende,
achtend
P. Verstraaten.
Leiden, 23/12 1902. Haarl.straat 153
De Voorzitter. Het schrijven komt dus hierop neer, dat
Verstraten 25.— meer biedt. Hij gebruikt het land echter
niet zelf, maar zal het aan een ander verpachten, terwijl
van der Hoef het zelf zal gebruiken en ook alle waarborgen
geeft, tot onze voldoening. Intusschen expireert met Kerst
mis de tegenwoordige huur, en het request is even voor
de zitting ingekomen, dus meenden Burg. en Weth. op het
voorstel van Verstraten niet te moeten ingaan. Kan de Raad
zich daarmede vereenigen en besluiten tot onderhandsche ver
pachting aan G. C. van der Hoef?
Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming wordt het voorstel van Burg. en Weth. aangenomen.
X. Voorstel tot het doen rooien van de boomen op het Kort
Rapenburg en hunne vervanging door andere.
(Zie Ing. St. n°. 312).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XI. Verzoek van de Leidsche duinwatermaatschappij om
goedkeuring voor de uitvoering van eenige werken ter uitbrei
ding van de prise d'eau te Katwijk a/d Rijn.
(Zie Ing. St. n°. 313).
Wordt aangehouden.
XII. Vaststelling van de verordening op den invoer, het ver
voer, den doorvoer, de keuring van vee en vleesch en den
handel in vleeseh in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 285 en 318).
De Voorzitter. Hierbij is ingekomen eene motie van den
heer A. J. van Hoeken, luidende:
»De Raad der Gemeente Leiden
Overwegende, dat de oprichting van het openb. slachthuis
ten doel heeft, de vee- en vleeschkeuring tot volmaaktheid
te brengen;
Overwegende: dat door den vrijen invoer van vleesch per
postpakket en bij hoeveelheden van ten hoogste 5 K.G. toe
te laten geen zekerheid bestaat, dat dit vleesch van gezond
vee afkomstig is
is van oordeel, dat als eerste eisch voor een goede vleesch
keuring moet geldendat alle ingevoerd vleesch bij elke
hoeveelheid zonder uitzondering, aan keuring wordt onder
worpen.
noodigt B. en W. uit, de daarvoor noodige bepalingen
in de verordening „op den invoer, het vervoer, den doorvoer,
de keuring van vee en vleesch enz. enz." te ontwerpen;"
terwijl mede nog ingekomen is een nieuw request van
een varkensslagers-vereeniging.
De motie-van Hoeken wordt voldoende ondersteund en kan
alzoo een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter. Verlangt de heer van Hoeken nog het
woord tot nadere toelichting van zijne motie.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Jawel, mijn
heer de Voorzitter. Alhoewel de motie m. i. voldoende weer
geeft wat zij bedoelt, wil ik toch nog wel een enkel woord
tot toelichting spreken.
Nu in 't algemeen op enkele uitzonderingen na het
praeadvies der commissie voor de strafverordeningen op de
verschillende adressen tot wijziging van de Concept-verorde
ning op den invoer, het vervoer, den doorvoer van vee en
vleesch enz. afwijzend is en, naar ik vermoed, ook Burg. en
Weth. zich met dat praeadvies vereenigen, werd ik genoopt
deze motie voor te stellen om daardoor te bereiken, dat de
vee- en vleeschkeuring, welke door de oprichting van het
Openbaar Slachthuis volmaakt moest worden, niet illusoir
wordt gemaakt.
Door den invoer van vleesch per postpakket en bij hoeveel
heden van hoogstens- 5 K.G. zonder keuring toe te laten, wordt
eene uitzondering in 't leven geroepen, die onze vleeschkeuring
in gevaar brengt en de deur open laat voor invoer van buiten,
zonder zekerheid te hebben, dat het in te voeren vleesch deug
delijk en van gezond vee afkomstig is.
Volgens de toelichting van Burg. en Weth. op art. 8, moet
deze concept-verordening meer waarborgen geven dan de oude
verordening, dat van de aan particulieren verleende vrijstelling
om vleesch in te voeren door vleeschverkoopers geen misbruik
wordt gemaakt.
Toen ik dit las, M. d. V., heb ik er over verbaasd gestaan,
dat Burg. en Weth. aan den particulier de vrijheid willen geven
zijn vleesch van buiten te laten komen en vraag ik mij af:
Is het dan alléén gevaarlijk vleesch per postpakket te doen
invoeren door slagers, vleeschverkoopers, koks, of tafelhouders
enz. en niet door den particulier?
Heeft die particulier er dan ook geen belang bijgoed en
deugdelijk vleesch te eten?
Maakt hij dan ook geen onderdeel uit van de bevolking,
waarvoor de overheid met het oog op de algemeene gezond
heidstoestand, te zorgen heeft?
Ik vraag u af, M. d. V., is dat nu het resultaat, door de op
richting van het Openbaar Slachthuis te Leiden verkregen
dat de invoer .van vleesch per postpakket niet verboden kan
worden
Zien Burg. en Weth. daartoe geen kans? Ik wel! Begin
aan alle ingezetenen, die vleesch willen invoeren, de verplich
ting op te leggen, het ingevoerde vleesch ter keuring aan te
bieden. Of zoo gij dat niet wilt, laat dan geen anderen invoer
toe dan bij geheele of halve dieren, zooals bij art. 9 letter a
is omschreven, dan eerst bestaat zekerheid, dat het vleesch,
hetwelk ingevoerd wordt, deugdelijk onderzocht en voor gebruik
geschikt is.
De voorgestelde vrijstelling is een groot gevaar voor de alge
meene volksgezondheid
De heer Aalberse. M. d. V. Naar aanleiding van de motie
van den heer van Hoeken zou ik wel enkele opmerkingen
willen maken. Vooreerst iets over den vorm.
Toen ik de motie zag, ik moet het eerlijk bekennen, kreeg
ik een soort van spijtig gevoel, dat de Raad nu dezen weg
op wil gaan, om feitelijk een deel van zijn recht van amendement
weer aan Burg. en Weth. over te dragen. Men zal zeggen,
dat het vreemd is, dat ik dit zeg, maar men moet niet ver
geten, dat men als Wethouder toch in de eerste plaats raadslid
is. En waar nu in verschillende landen van Europa een krachtige
actie wordt gevoerd, om den gemeenteraden meer bevoegd
heid te geven, terwijl wij in ons land reeds een halve eeuw
leven onder de in dit opzicht uitstekende wet van Thorbecke,
vind ik het werkelijk jammer als ik thans hier iets zie ge
schieden in omgekeerde richting, en den raad een deel van
zijn recht zonder noodzaak weer aan anderen zie overdragen,
al zijn die anderen dan ook Burg. en Weth.
Een van de groote rechten van den Raad is juist het recht
van amendement. Laten wij daaraan vast houden, ook al is
het misschien gemakkelijker dit niet te doen. Ik herinner mij
de woorden van mijn leermeester, professor Fruin: »het is
beter te pogen zonder te slagen, dan stil te zitten uit vrees
voor nuttelooze moeite". Ik had dan ook gehoopt, dat de heer
van Hoeken ten minste één amendement had geredigeerd;
dit had dan wel als passe-partout kunnen dienen voor de andere
artikelen. Ik betreur het dus, dat de heer van Hoeken den
vorm van eene motie heeft gekozen, waarin hij aan Burg. en
Weth. endosseert wat het recht, en daarom ook de taak is
van den Raad.
Om op de zaak zelf terug te komen, geloof ik, dat de derde
alinea van de motie wel wat al te sterk is geformuleerd en
dat daar meer in staat dan de voorsteller waarschijnlijk bedoelt.
Er staat uitdrukkelijk: alle invoer van vleesch, elke hoeveel
heid, zonder uitzondering. De motie gaat dus veel verder dan
de verordening. Er vallen ook onder kippen, vogels, hazen-
pastei, enz., terwijl deze niet onder de verordening vallen.
Ik hoop van den heer van Hoeken te vernemen, of hij, van
zijn standpunt gezien, het niet beter oordeelt, achter het woord
vleesch in te voegen: »in den zin van de verordening", öf
dat het zijn bedoeling is het begrip «vleesch" werkelijk zóó
uit te breiden.
Ik kom tot een derde en m. i. groote moeilijkheid. De heer