182 DINSDAG 23 DECEMBER 1902. huis, de Stads Bank van Leening, het Ziekenhuis der Rijks- Universiteit, de Stedel. Werkinrichting, het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis en het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis. De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot behandeling van de onderwerpen, die op de agenda voorkomen, verander ik de openbare zitting in eene zitting met gesloten deuren. De openbare vergadering wordt hervat. Aan de orde is: I. Benoeming van vier leden van de Plaatselijke School commissie. (Zie Ing. St n». 310). De Voorzitter. Mag ik de heeren Aalberse, Korevaar en Pera uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken'? Achtereenvolgens worden benoemd: a. de heer W. Pera met 24 stemmen, terwijl 1 stem is uit gebracht op Dr. A. C. Hartevelt H.Cz. en één biljet van on waarde is. De Voorzitter. Is de heer Pera bereid deze benoeming te aanvaarden De heer Pera. Zeer gaarne, mijnheer de Voorzitter. b. de heer Mr. G. J. Bisschop, met 25 stemmen, terwijl 1 biljet van onwaarde is. De Voorzitter. Den heer Bisschop zal van zijne benoeming kennis worden gegeven. c. de heer F. H. A. Driessen, met 24 stemmen; 1 stem is uitgebracht op den heer Dr. D. A. H van Eek, terwijl '1 biljet van onwaarde is. De Voorzitter. Ook den heer Driessen zal van zijne benoe ming kennis worden gegeven. d. de heer Dr. A. W. Kroon Jr., met 25 stemmen; 1 biljet is van onwaarde. De Voorzitter. Is de heer Kroon bereid deze benoeming te aanvaarden? De heer Kroon. Met genoegen, mijnheer de Voorzitter. II. Benoeming van een lid van de Commissie voor de bewaar scholen. (Zie Ing. St. n°. 315). Benoemd wordt de heer J. Wuyster met 25 stemmen, terwijl 1 biljet van onwaarde is. III. Benoeming van een onderwijzer aan de Jongensschool 2e klasse. (Zie Ing. St. n°. 316). Benoemd wordt de heer P. Lem, met 25 stemmen1 stem is uitgebracht op den heer A. Meerburg. IV. Benoeming van een conrector aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. n». 307). Benoemd wordt de heer Dr. D. A. H. van Eek met 17 stem men; 9 stemmen zijn uitgebracht op den heer Dr. B. J. II. Ovink Jr. V. Benoeming van een leeraar in de oude talen aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. n°. 307). Benoemd wordt de heer Dr. B. J. II. Ovink met 23 stemmen; 3 stemmen zijn uitgebracht op den heer Dr. D. A. H van Eek. De Voorzitter. Ik dank de heeren zeer voor hunne mede werking. VI. Verzoek van H. Koning om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 308). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming toegestaan. VII. Voorstel tot het verleenen van eene tegemoetkoming aan de aannemers van het gebouw C van het Openbaar Slacht huis in de kosten van den wederopbouw van dat gebouw op een andere plaats en vaststelling van den desbetrelïenden sup- pletoiren begrootingsstaat. (Zie Ing. St. n<>. 309). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen en de desbetreffende suppletoire begrootingsstaat goedgekeurd. VIII. Verzoek van M. II. van Waveren om vergunning tot demping van de sloot gelegen langs den Rijnsburger weg vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie L n°. 617, Gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n°. 311). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Dissel. M. d. VHet komt mij voor, dat de voorwaarden, onder nrs. 2, 3, 4 en 5 aan de vergunning ver bonden, in dit geval niet rechtvaardig zijn en aan den adres sant een te zware belasting opleggen. Wat toch is het geval. Hem wordt gezegd een riool te makenuitmondende op de Poelwetering. Dat is heel goed. Maar aan den anderen kant zal dat riool stuiten tegen een dam, die niet mag opgeruimd worden, omdat deze de waterkeering is van den Marendijksclien polder. Men legt dus aan adressant op een riool te maken, dat voor hem en voor ieder ander totaal nutteloos is Nu begrijp ik wel, wat de reden is geweest, dat deze bepa lingen toch opgenomen zijn. Men heeft het mogelijk willen maken om wanneer later op het terrein tusschen den spoor weg en Posthof gebouwd wordt, de sloot, die nu langs dien weg loopt in den polder, ook te rioleeren en te doen uitmonden in de Poelwetering. Maar dit is toch iets, waarvan de adres sant absoluut geen voordeel heeft en dat alleen mogelijk wordt als de toestand geheel verandert en het weiland tot bouwter rein is gemaakt. Nu dunkt mij dat het niet aangaat aan den een op te leggen het maken van een betrekkelijk kostbaar werk, alleen opdat een ander er later misschien voordeel van hebben kan. Ik zou dus willen voorstellen deze bepalingen te laten vervallen en daarvoor in de plaats te lezen iets van dezen aard Dat de Gemeente het recht behoudt, in het gedempte gedeelte der sloot dus ook in de helft aan den adressant toebehoo- rende ten allen tijde een riool te leggen of te doen leggen, zooals dit door Burg. en Weth. zal worden voorgeschreven zonder eenige schadeloosstelling. Mij dunkt, dat men hiermede verkrijgt, wat men in billijk heid kan eischen en geen onnoodige kosten aan adressant oplegt. De Voorzitter. Wordt dit amendement ondersteund? Het amendement van den heer van Dissel wordt voldoende ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Korevaar. Dat een dergelijk voorstel is uitgegaan van Burg. en Weth., zooals het hier ligt, is volgens de gel dende gewoonte. Het is eenmaal gewoonte, wanneer iemand vraagt om eene sloot te mogen dempen, dat de gemeente dan van dat verzoek gebruik maakt om op kosten van den aanvrager daar alles te laten maken wat dientengevolge even tueel later voor rekening van de gemeente zou kunnen komen; en die gewoonte is hier gevolgd. Nu is het moeilijk uit te maken, of de een misschien voorloopig van dat riool geen dienst zal hebbenanderen daarvan wellicht later eenigs- zins gemak zullen hebben, terwijl er weer anderen zullen wezen, die daarvan het volle gebruik zullen hebben; dat is altijd moeilijk uit te maken. Totnogtoe heeft de Raad altijd als beginsel aangenomen, dat, onverschillig of de verzoeker daarvan het genot had of niet, hij de kosten van het riool betaalde. Dat beginsel hebben wij tot heden niet prijs gege ven, omdat zulks van ver strekkende financiëele gevolgen zou zijn; gaan wij daarvan afwijken, dan zal de gemeente in veel kosten komen. Dit riool is noodzakelijk, omdat het vrijwel zeker en in elk geval mogelijk en waarschijnlijk is, dat binnen niet langen tijd tusschen het Posthof en den spoorweg huizen zullen worden gebouwd en dan zouden de kosten van dit rioolhad de Raad van de geldende gewoonte afgeweken, komen ten laste van de Gemeente. Wil de Raad echter een ander principe laten gelden, dan is het eene andere zaak; maar Burgemeester en Wethouders hebben alsnog geen vrijheid gevonden een andere gedragslijn te volgen. De heer Fockema Andrew. Wanneer mijn geheugen mij niet bedriegt, dan waren de gevallen, waarin is uitgegaan van het beginsel, door den heer Korevaar genoemd, toch eenigs- zins anders dan het geval, dat we hier voor ons hebben; het gold dan nl. het dempen van een stuk sloot, dat in verbin ding was met het verdere gedeelte vau een sloot, waarvan dan geen demping werd verlangd. De Raad besloot dan met het oog op het overblijvende gedeelte de vergunning tot dem ping te geven, mits in het te dempen gedeelte een riool kwam; vroeger werd overwulving verlangd, later isrioleering voorgeschreven. Wat is echter hier het geval? Er kon tot nog toe geen verbinding zijn tusschen deze sloot en de andere, die zich naar de stadszijde uitstrekt, omdat daartusschen een dijk loopt; aan den kant van de stad is polder- en verder is het buiten water. Er is aan den heer van Waveren reeds vergunning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2