DONDERDAG 11 DECEMBER 1902. 171 Zitting van Donderdag 11 December 1902. Geopend des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer H. C. JUTA, loco Burgemeester. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een leeraar in het schrijven aan de Kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen. (292/ 2°. Benoeming van een hoofdonderwijzeres aan de openbare bewaarschool in de Groenesteeg. (302) 3°. Benoeming van den geneesheer, meer in het bijzonder belast met de behandeling der verpleegden in het Sana torium »Rhijngeest". (291) 4°. Benoeming van twee leden van de Commissie voor het Openbaar Slachthuis. 5°. Verzoek van J. de Jong om eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse no. 5. (293) 6°. Verzoek van J. Noest om eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse no. 2. (294) 7°. Verzoek van J. J. Lecker om eervol ontslag als onder wijzer aan de Jongensschool der 2e klasse. (296) 8°. Verzoek van J. K. Emeis om terugbetaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. (304) 9°. Verzoek van R. Boele om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Gymnasium. (303) 10n. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1901, van het college van Vrouwen-Kraammoeders. (298) 11°. Rekening, dienst 1901, van het college van Vrouwen- Kraammoeders. (299) 12°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1902, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrou wenhuis. (300). 13°. Begrooting, dienst 1903, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (300) 140. Begrooting, dienst 1903, van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. (301) 15°. Begrooting, dienst 1903, van het Roomsch-Katholiek Armbestuur. (301) 16°. Verzoek van het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen om goedkeuring van de wijziging der statuten van de Vereeniging. (305) 17°. Vaststelling van de Instructie voor den geneesheer meer in het bijzonder belast met de geneeskundige behande ling van de verpleegden in het Sanatorium „Rhiin- geest". (297) 18°. Vaststelling van de verordening op den invoer, het ver voer, den doorvoer, de keuring van vee en vleesch en den handel in vleesch in de gemeente Leiden. (285) 19°. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening op de markten. (285) 20°. Vaststelling van de verordening regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slacht huis te Leiden. (295) 21°. Vaststelling van de verordening regelende de invordering van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden. (295). Tegenwoordig zijn 23 leden, als de heeren: van Lidth de Jeude, Kroon, Sijtsma, Bosch, van Tol, Kerstens, Bots, J. P. Driessen, Timp, Hasselbach, de Goeje, Kaiser, van Hamel, Korevaar, Witmans, P. J. Mulder, van Dissel, de Vries, P. J. van Hoeken, Pera, A. J. van Hoeken J.Jz., Fockema Andrese, en Juta, Voorzitter. Afwezig zijn de heeren: P. L. C. Driessen en Dekhuyzen wegens uitstedigheid, Aalberse, Zaaijer en Drucker wegens ongesteld heid, A. Mulder, wegens verhindering, en de Lange. Er is eene vacature. De Voorzitter. Mijne Heeren! Sedert de laatste Raadsver gadering hebt gij namens den Burgemeester de mededeeling ontvangen, dat hij, wegens langdurige ziekte, zich genoopt had gezien aan H. M. de Koningin ontslag als Burgemeester dezer gemeeite te verzoeken. Hoewel een zoodanig besluit kon verwacht worden, zal u het bericht daarvan toch pijnlijk hebben getroffen. Een verlies gaat men eerst recht gevoelenals de slag ge vallen is. Het zij mij veroorloofd in 'tkort te herinneren wat Was voor onze gemeente is geweest. Nadat hij in 1883 tot lid van den Gemeenteraad was be noemd, wist hij door zijn ijver en bekwaamheid al spoedig het vertrouwen zijner medeleden te winnen; door zijn zeer gewaardeerde adviezen als lid van Raadscommissiën oefende hij grooten invloed uit. Ruim 10 jaren is Was een der uitnemendste leden van den Raad geweest; en daarna heeft hij, met opoffering van zijn uitgebreide rechtspraktijk, het Burgemeesterschap aanvaard, omdat Leiden en haar Burgerij hem lief waren geworden, en hij zich geheel wilde geven om de belangen dezer gemeente te bevorderen. Daardoor kon hij met opgewektheid en geheele toewijding zijn nieuwe betrekking aanvaarden; en al heeft hij daarbij geen beloften voor de toekomst afgelegd, Leidens burgerij wist wel wat zij aan Burgemeester Was zou hebben, en dat zij van zijn groote bekwaamheden, zijn werkkracht en zijn rechtvaardigheid de grootste verwachtingen mocht koesteren. Onverdeeld was dan ook de voldoening van de burgerij toen de benoeming van Was tot Burgemeester van Leiden bekend werd, en uitte zich de vreugde daarover in zoovele blijken van sympathie. Burgemeester Was heeft de hooggespannen verwachting niet teleurgesteld; voortvarend, en een voorbeeld van plicht besef en van werkkracht, daarbij een groote vijand van sleur, eischte hij van de ambtenaren groote toewijding en stiptheid. De uitkomsten zijner bemoeiingen werden spoedig merkbaar. De onderhandelingen over de grensuitbreiding vorderden niet, en soms werd betwijfeld of er ooit iets van zou komen maar door het krachtig en tactvol ingrijpen van burgemeester Was werd overeenstemming spoedig verkregen en in 1896 kwam de grensuitbreiding tot stand. De vele wijzigingen, welke daarvan het gevolg waren, volg den geleidelijk. Onder de vele werken, welke onder zijn burgemeesterschap zijn uitgevoerd, mag in de eerste plaats worden genoemd het krankzinnigengesticht Endegeest. Tot den aankoop van het landgoed Endegeest nam hij het initiatief, en mocht de gemeente, gesteund door de Provincie, dat schoone landgoed weldra haar eigendom noemen; de oprichting van het krank zinnigengesticht volgde spoedig. Die prachtige bezitting en hare schoone omgeving zullen een blijvende herinnering zijn aan burgemeester Was. Tot aankoop van de buitenplaats Rhijngeest en tot de oprichting aldaar van een Sanatorium voor zenuwlijders, werd onder zijn bestuur besloten; evenals tot de oprichting van een gemeentelijk slachthuis, van scholen, enz. Maar niet alleen aan de belangen der gemeente wijdde hij zijn zorg. Het lot zijner minder gegoede stadgenooten trok hij zich zeer aanen dat Leiden op sociaal-economisch gebied met eere genoemd wordt, is niet het minst aan Burgemeester Was te danken. Wij denken daarbij aan den steun, verleend om woningtoestanden te verbeteren; aan de wijkverpleging, enz., om niet te vergeten dat door zijn persoonlijke be moeiingen een aanzienlijk fonds werd bijeengebracht, waaruit bij eventueele groote rampen, hulp aan werklieden kan worden verleend. Op veelzijdig gebied is Was een zegen voor de Gemeente geweest gedurende den helaas te korten tijd van zijn burge meesterschap. Hij, die zulk een hooge opvatting had van zijn bestuursambtdie zoo geheel opging in de hem opgedragen schoone taak, die hij met zooveel talent vervulde, wat had hij nog veel goeds voor Leiden kunnen doen! Helaas, zijn voortdurende ziekte heeft zulks onmogelijk ge maakt, en hoe ontzettend veel het hem ook moge gekost hebben te besluiten het burgemeestersambt neder te leggen, toch moest hij ten slotte daartoe komen. Is het aftreden van burgemeester Was voor Leiden een groot verlies, voor ons en voor zijn vrienden stemt de reden waarom hij wenschte af te treden, bovendien tot groot leed wezen. Laat ons hopen, dat wanneer de Burgemeester heeft leeren berusten in het besluit, dat voor hem zoo zwaar te nemen viel, dat die berusting hem een gevoel van kalmte zal geven, dat niet anders dan gunstig op zijn herstel kan werkenvan harte willen wij hem toewenschen, dat de verbetering in zijn gezondheidstoestand moge aanhouden, en dat hij, na zijn zoo nuttig en werkzaam bestuur, nog menig jaar een rustig en onbezorgd leven moge hebben. De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering van 20 November worden gelezen. De Voorzitter. Verlangt iemand het woord over de notulen? De heer de Goeje. M. de V. Ik zou, hoewel dit niet recht streeks verband houdt met de Notulen, willen vragen of het plein vóór de Kweekschool voor Zeevaart nog Noordeindsplein heet of wel Noordeinde. De bewoners toch zijn in de vaste meening geweest, dat de tram zou blijven aan den anderen kant van de brug. Anders zouden zij zonder eenigen twijfel wel gereclameerd hebben. Ik meen ook, dat het Noordeinds plein aan den anderen kant van de brug is. De Voorzitter. Ik geloof van niet. Bovendien is uit den inhoud van de voorstellen van Burg. en Weth. duidelijk gebleken, dat het wel degelijk de bedoeling was de stoomtram

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 1