181
Ook thans is het keurlokaal gedurende eenige uren van
den dag gesloten, hetgeen nimmer tot bezwaren aanleiding
heeft gegeven.
Art. 8. Met betrekking tot het verzoek van de Leidsche
varkensslachtersvereeniging om »de bepalingen omtrent invoer
van vleesch voor buiten de gemeente wonende slagers en
particulieren minstens gelijk te willen stellen met de bepa
lingen gesteld voor de in de gemeente wonende slagers,
vleeschverkoopers enz." hebben wij de eer U te doen op
merken, dat aan dat verzoek zooveel mogelijk voldaan wordt
door de bepaling van art. 8 litt. o, waardoor voorkomen
wordt dat buiten de gemeente gevestigde slagers alhier handel
in ongekeurd vleesch drijven en naar deze gemeente ver
zenden zullen anders dan per postpakket.
Het geheel verbieden van invoer van vleesch als bedoeld in
art. 8 litt. a is onnoodig en zal bovendien geen uitwerking
hebben daar van per postpakket ingevoerd vleesch geen
controle mogelijk is.
Voorts bevat art. 27 bepalingen tegen den invoer van aan
ziekte of door eenig toeval gestorven of in nood geslacht vee
of deelen daarvan.
Art. 9. Naar ons uit de door den Inspecteur verstrekte
inlichtingen gebleken is, is de door de runder- en varkens-
slagersvereenigsng gewenschte aanvulling van art. 9 litt. b
ongewenscht, omdat de in haar verzoek genoemde deelen
niet deugdelijk te keuren zijn; maar bovendien is die aan
vulling onnoodig.
Rundvet toch is reeds in de in art 9 b genoemde borst
en buikingewanden begrepen of is, indien het gesmolten is,
ingevolge art. 1 der concept-verordening, «toebereid vleesch",
op hetwelk art. 9 niet van toepassing is. üssehazen, lams-
coteletten en lamsbouten worden, naar gebleken is, alhier weinig
ingevoerd; terwijl wat betreft spieren, van welk vleesch
wèl invoer plaats heeft, het voorlaatste lid van art. 9 de
gelegenheid opent om daarvoor tot wederopzegging vergun
ning te bekomen.
Art. iO. Door den heer Bots wordt, in verband met zijn
amendement op art. 5, voorgesteld om in het eerste en in
het tweede lid van art. 10 achter de woorden »per spoor",
in te voegen: »of te water volgens art. 5c".
Wij zouden er de voorkeur aan geven aan artikel 10 achter
het eerste lid toe te voegen
«Van het in artikel 9 onder a en b bepaalde kan verder aan
beurtschippers, wier beurtvaart rechtstreeks door Leiden voert,
door Burgemeester en Wethouders tot wederopzeggens ont
heffing worden verleend onder verplichting tot opvolging van
de door hen te stellen voorwaarden."
Het derde (oorspronkelijk tweede) lid moet dan luiden:
»Van het bij art. 9 onder a bepaalde" enz.
en achter de woorden per spoor in dit lid, moet gevoegd
worden »o/' op de wijze, 'omschreven in artikel 5 litt. c."
Arlt. 18 en 26. Het verzoek van de runder- en varkens-
slagersvereeniging om de voorgestelde 48 uren te veranderen
in 2 urenis niet voor inwilliging vatbaar.
In den regel wordt de beslissing terstond of niet later
dan binnen het uur gegeven. Echter moet de mogelijkheid
bestaan om de beslissing later te geven, daar in sommige
gevallen alleen bij een voortgezet onderzoek is uit te maken
of het ter keuring aangebodene al of niet deugdelijk is.
Wij meenen u derhalve ernstig te moeten ontraden tot de
verlangde wijziging te besluiten.
Art. 27. Aangezien, naar ons is medegedeeld, aan de be
zwaren, welke de runder- en varkensslagersvereeniging en
het bestuur van het veefonds met betrekking tot art. 27 opperen,
zal worden tegemoet gekomen in de U ter vaststelling aan
te bieden Concept-verordening op het gebruik van het open
baar slachthuis, behoeft in dit artikel niet de wijziging, welke
door adressanten verlangd wordt, te worden aangebracht.
Artt. 38 en 39. De door de runder- en varkensslagersver
eeniging gewenschte afgifte van een schriftelijk bewijs ge
schiedt reeds, hoewel dit door de bestaande verordening niet
geëischt wordt.
Wij achten het wenschelijk dat in de verordening melding
gemaakt worde van de afgifte eener verklaring omtrent de
redenen van afkeuring en stellen U derhalve voor tusschen
de ar tikelen 39 en 40 een nieuw artikel in te voegen, luidende
»Bij afkeuring van vee of van vleesch geeft de Directeur
aan belanghebbenden op hun verzoek eene verklaring af om
trent de redenen van afkeuring."
Zoowel door de hiergenoemde adressante als door het be
stuur van het «Veefonds Leiden" wordt voorts bezwaar ge
maakt tegen de artikelen 38 en 39, daar zij teruggave van
het in die artikelen bedoelde vleesch aan belanghebbenden
wenschen inplaats van verkoop aan het slachthuis.
Wij kunnen U echter niet adviseeren aan dezen wensch
te gemoet te komen. Indien toch gesteriliseerd vleesch, het
geen in art. 38 bedoeld is, teruggegeven wordt, zal het bij
groote hoeveelheden tegelijk naar de verschillende verkoop
plaatsen vervoerd worden en aldaar vervolgens nog gedurende
eenigen tijd ten verkoop gesteld zijn. En aangezien dat vleesch
voor een dergelijk vervoer niet geschikt is of bewaard kan
blijven zonder in waarde te verminderen, moet verkoop door
middel van tusschenpersonen voorkomen en gezorgd worden
dat de consument het onmiddellijk van het slachthuis in ont
vangst kan nemen.
Art. 39 heeft betrekking op goedgekeurd vleeschafkomstig
van dieren, van welke eerst na de slachting bleek dat zij aan
eene ziekte leden. Dergelijk vleesch gaat zeer spoedig tot
bederf over en een voortdurend toezicht is noodig om het
bruikbare van het onbruikbare te kunnen afscheiden. Dit
toezicht kan evenwel uit den aard der zaak alleen in het
slachthuis, doch niet in slagerswinkels uitgeoefend worden.
Wij geven U dus in overweging de artt. 38 en 39 onveran
derd vast te stellen.
Wij kunnen ons zeer goed vereenigen met het voorstel
van Burg. en Weth. om, in verband met de overgangsbe
paling van het tweede lid van art. 4 der Verordening van
18 September 1902 betreffende het oprichten hebben of gebrui
ken van slachterijenenz. in art. 41 der Concept-verordening
een tweede lid in te voegen, luidende:
«Echter blijft, in afwijking van het bepaalde bij art 10
aanhef, j° litt a, in bestaande slachterijen het slachten alsnog
gedurende ééne maand na dat tijdstip geoorloofd."
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.