138 DONDERDAG 2 OCTOBER 1902., als n°. 2 daarop voorkomt een vast aangestelde onderwijzeres met vier dienstjaren; en spreekt den wensch uit, dat het Uw College behagen moge een benoeming te doen, met inachtneming van de diensten, door de voorgedragenen aan de gemeente bewezen. Met verschuldigden eerbied, Namens het Bestuur voornoemd J. M. Vos Rz.Voorzitter. W. Rank, Secretaris. Zal worden behandeld bij punt 1 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede dat op 22 September j.l. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den Gemeente-ontvanger, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, dat ter inzage van de leden in de leeskamer is nedergelegd en in afschrift gezonden aan de Gedeputeerde Staten. Aan de orde is: I. Benoeming van onderwijzend personeel met verplichte hoofdacte aan de navolgende scholen a. Jongensschool 2e klasse. b. Meisjesschool 2e klasse. c. School 2e klasse voor jongens en meisjes. (Zie Ing. St. n°. 246). De heer Pera. M. d V. Naar aanleiding van het ingekomen adres wensch ik iets in het midden te brengen. In dat adres wordt er de aandacht op gevestigd, dat als n°. 1 op de voor dracht is geplaatst de persoon, die men daartoe niet gerechtigd acht. Ik wil wel erkennen, dat ik daarmede niet bekend ben en richt daarom tot u de vraag, of u zoo vriendelijk wilt zijn eenige inlichtingen te verstrekken omtrent het aldus opmaken van de nominatie. De heer van Hamel. De neeren, die kennis hebben genomen van de ingekomen stukken, het bericht van het hoofd der meisjesschool 2e klasse en het advies van den schoolopziener, zullen het met mij eens zijn, dat de voordracht, zooals die door Burg. en Weth. is ingediend, volkomen gemotiveerd is. Ik weet niet of de heer Pera hiervan heeft kennis genomen. Het Bestuur der afdeeling Leiden van den Bond van Neder- landsche onderwijzers schijnt niet bekend te zijn met de bij zondere omstandighedenvandaar dat men heeft gerequestreerd, m. i. op onjuiste gronden. Aan de eerst voorgedragene wordt de voorkeur gegeven, omdat het hoofd van de Meisjesschool 2e klasse schrijft: «Toch meen ik dat Mej. van Nouhuys voor mijne school de voorkeur verdient, omdat zij in staat is onderwijs in de nuttige handwerken te geven, terwijl zij ook in staat is zang onderwijs te geven, dat thans, bij gemis aan eene goede leer kracht, in de vierde klasse niet gegeven wordt." Ik merk hierbij op, dat aan de school 4e klasse, waar de tweede voorgedragene werkzaam is, het onderwijs in de hand werken wordt gegeven door een vakonderwijzeres, in de avond uren, zoodat daar het gemis van de acte handwerken niet wordt gevoeld. Aan de school van Mej. Winkler echter wordt het onderwijs in de handwerken gegeven door de klasse-on derwijzeres. Wat betreft de anciënniteit dwaalt de Afdeeling van den Bond van Nederlandsche onderwijzers ook; de dames van Nouhuys en ten Holten hebben beiden in hetzelfde jaar de hoofd acte gehaald, n.l. in 1899. Overigens hebben zij, except in hand werken, volkomen dezelfde bevoegdheden en heeft Mej. ten Holten vóór dat zij acte Engelsch heeft, waaraan echter in de school van Mej. Winkler thans geen behoefte is, terwijl Mej van Nouhuys acte handwerken bezit en onderricht kan geven in zang. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb dezer dagen een bezoek gehad van Mej. van Nouhuys en, meenende, dat ook nu weder het beginsel van anciënniteit gevolgd zou worden, heb ik haar wel is waar mijne stem niet beloofd, maar toch tegenover haar eenige verplichting op mij genomen, en vandaar dat, hoewel ik thans een enkel woord wensch te zeggen, ik haar toch zal stemmen. Naar aanleiding van hetgeen mij ter oore kwam, heb ik zelf een onderzoek ingesteld en daaruit bleek mij, dat Mej. ten Holten reeds 4 jaar als vaste onderwijzeres is aangesteld en als zoodanig ook werkzaam, terwijl Mej. van Nouhuys nog geen vaste aanstelling heeft en slechts als tijdelijke onderwij zeres is werkzaam geweest. Ik stem toe, dat Mej. ten Holten op dit oogenblik nog niet de acte voor handwerken bezit, maar zij heeft daarvoor toch reeds examen gedaan, hoewel met on- gunstigen alloop, en hoopt het dit jaar weder te beproeven, men kan wel eens eenmaal ongelukkig zijn. Bovendien: hand werken is maar een klein onderdeel van het onderwijs evenals zang, en er tegenover staat, dat Mej. ten Holten de acte heeft voor de Engelsche taal en het einddiploma van de Hoogere Burgerschool, wat Mej. van Nouhuys niet heeft. De heer van Hamel. Mej. van Nouhuys heeft zeer zeker het eind-diploma van de Hoogere Burgerschool. De heer Sijtsma. Dan wil ik gaarne bekennen, dat ik hierin dwaal; men heeft mij dus hierin verkeerd voorgelicht. In elk geval heeft men toch over het algemeen bij benoe mingen tot dusverre de anciënniteit steeds in acht genomen, en dan verdient Mej. ten Holten benoemd te worden, omdat die reeds 4 jaar als onderwijzeres werkzaam is, terwijl Mej. van Nouhuys nog geene vaste aanstelling heeft. Ten slotte wil ik nog een punt releveeren, dat voor sommige leden wellicht nog aanleiding kan zijn om Mej ten Holten vóór te trekken, n.l. dat zij hare moeder moet ondersteunen. Ik vestig hierop nu even nog de aandacht, omdat bij eene vorige gelegenheid, toen de salarisregeling van de leeraressen aan de Hoogere Burgerschool aan de orde was, een en ander maal over de ondersteuning van ouders of bloedverwanten door leeraressen is gesproken. De heer van Hamel. Daar straks heb ik den heer Sijtsma reeds te kennen gegevendat wat het bezit einddiploma Hoogere Burgerschool betreft, Mej. van Nouhuys ook te dien aanzien volkomen gelijk staat met Mej. ten Holten. Maar hoe komt het.nu dat Mej. van Nouhuys nu nog tijdelijk on derwijzeres is en Mej. ten Holten reeds eene vaste aanstelling heeft Mej. van Nouhuys is geruimen tijd als kweekelinge werk zaam geweest, o. a. in de school van Mej. Winkler, terwijl, toen in 1898, in verband met de opening van de nieuwe school, vacatures ontstonden, Mej. ten Holten het eerst in de termen viel om benoemd te worden aan eene soortgelijke school, als waaraan zij destijds tijdelijk werkzaam was, n.l. de school van den heer Brouwer. Was er aan de school van Mej. Winkler eerder eene vacature geweest, dan zou Mej. van Nouhuys stellig daar ook voor vast zijn aangesteld; wanneer iemand toch ergens kweekeling of volontair is en er moet daar een tijdelijk onderwijzer benoemd worden, dan vestigt het hoofd allicht de aandacht op dien volontair; komt er dan aan diezelfde school eene definitieve vacature, dan komt hij allicht het eerst voor eene vaste benoeming in aanmerking. Het feit dat Mej. van Nouhuys nog tijdelijk werkzaam is, is derhalve zeer ver klaarbaar. Zij heeft in ongunstiger omstandigheden verkeerd dan Mej. ten Holten. En nu zou het toch wel ongelukkig zijn, dat die toestand, waaraan zij zelve niet de minste schuld heeft, haar nu altijd moest benadeelen. De Voorzitter. Ik wensch er nog slechts dit bij te voegen naar aanleiding van het gesprokene door den heer Sijtsma, dat anciënniteit toch niet alleen en uitsluitend den doorslag mag geven. Daarbij moet in dit geval zeker ook gelden de omstandigheiddat Mej. van Nouhuys de acte voor handwerken heeft, want ik kan niet toegeven, dat dit voor eene school voor meisjes van ondergeschikt belang zou zijnnaar mijn meening is het tegenovergestelde zeer zeker het geval. Wanneer niemand meer het woord verlangt, zullen wij tot stemming overgaan. De Voorzitter. Mag ik den heeren van Tol, van Hameien Hasselbach verzoeken met mij het stembureau uit temaken? De uitslag der stemmingen is, dat achtereenvolgens worden benoemd a. aan de Jongensschool 2e klasse, de heer J. M. Mazurel met algemeene (22) stemmen. b. aan de Meisjesschool 2e klasse, Mej. L. A. E. van Nouhuys met 18 stemmen. Mej. ten Holten verkreeg 3 stemmen en Mej. Nagel 1 stem. c. aan de School 2e klasse voor jongens en meisjes, Mej. C. W. S. Nagel met algemeene (22) stemmen. II. Benoeming van eene onderwijzeres, belast met het huis houd-, kook en waschonderricht aan de herhalingsschool voor meisjes. (Zie Ing. St. n°. 245). De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van de destijds over deze aangelegenheid gevoerde discussie zou ik willen vragen, of deze benoeming geschiedt voor onbepaalden tijd of voor tijdelijk. Er is toen sprake van geweest de benoeming voor 5 jaar te doen geschieden. Ik meen, dat het voorzichtig is geen benoeming voor onbepaalden tijd te doen, omdat het aan twijfel onderhevig is of deze schooi succes zal hebben. Bij tijdelijke benoeming voor 5 jaar staan wij na dien tijd tegen over de benoemde vrij, maar als wij voor onbepaalden tijd benoemen, houden wij de benoemde voortdurend tot onzen last, voor 't geval de school geen reden van bestaan blijkt te hebben; dit punt moeten wij dus eerst uitmaken. De Voorzitter. Burg. en Weth. kunnen wel met u instem men en geven dus naar aanleiding van hetgeen u in het mid den hebt gebracht den Raad in overweging de benoeming te doen geschieden voor den tijd van 5 jaar. De heer Witmans. Nu de benoeming een tijdelijk karakter zal dragen, deelt dan de benoemde ook in het pensioenfonds, en is zij verplicht binnen de gemeente Leiden te wonen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2