zoek behooren te worden gerooid, geven wij U in overweging tot het doen rooien en den openbaren verkoop van die boomen te besluiten. '1 Acacia, Plantsoen, Volière, (dood); 1 Eik, id. Musis, id.; 1 Iep, Hooge Rijndijk, n°. 45, (hol); 1 Zijlsingel, 4e boom van lantaarn W 18, (slecht); 1 id. Petroleumtanks, (dood); 1 id. n°. 35, (hol); 1 Heerensingel n°. 24, (hol); 1 id. n°. 5, (slecht); 1 Maresingel n°. 36, (slecht); 1 id. over de Kraan Gasfabriek, (slecht); 1 id. n<>. 18, (dood); 4 id. n°. 10, (hol); 1 id. n°. 1, (slecht); 1 Linde, Riinsburgersingel b/d Maredijk, (slecht); 1 - id. n°. 36, id. 1 id. n°. 15, id. 1 Iep, Haagweg, brug Spoorkanaal, (slecht) 1 Kastanje, Witte Singel 57a, (slecht); 1 id. n°. 50, (slecht); 1 id. n°. 48, id. 1 Iep, Heerenstraat n°. 4, (hol); 1 Levendaal n°. 440, (slecht); 4 Langebrug over de School, (ziek); 4 Vischmarkt b/d Koornbeurs, (slecht); 2 Linden, Keurlokaal, (hol); 4 Iep, Nieuwe Rijn n°. 57, (hol); 4 id. n°. 64, (slecht); 4 id. n°. 66, (hol); 1 id. n°. 100, id. 4 id. n°. 103, (slecht); 1 Linde, Heerengracht n°. 18, (slecht); 1 id. n°. 58, id. 4 id. n°. 82, (hol). 1 Hooigracht, n°. 114, (slecht). 1 Iep, id. n°. 46, (slecht). 1 id. n°. 55, id. 1 Burg, (arena), (slecht); 1 Linde, Oude Rijn n°. 45, (slecht); 4 Kastanje, Oude Rijn n°. 46, (slecht); 1 Iep, Oude Vest n°. 197, (slecht); 1 Linde, Oude Singel n°. 236, (slecht); 1 Iep, id. n°. 246, (hol); 1 Langegracht n°. 192, (slecht); 1 Mare n°. 36, (slecht); 1 Linde, Oude Vest n°. 21a, (slecht); 4 Iep, id. n°. 11, id. 3 Linden, Groenhazegracht b/h Rapenburg, (hol); 4 lep, Douzastraat n°. 1, (slecht); 4 Plantsoen, Staan in den weg voor den toegang 4 Eik, id. J naar de nieuwe brug over de Zoeterw. 4 Plataan, id. Singel. 4 Catalpa, Plantsoen, Musis Sacrum, (slecht). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 264. Leiden, 47 October 1902. Bij een u bekend adres, afgedrukt in het verslag der Raads zitting van den 2en October j.l. op pag. 137, wordt door de gezamenlijke waagwerkers bij Uwe Vergadering aangedrongen om niet tot de oprichting van een varkenswaag aan het open baar slachthuis over te gaan. Bovendien werd door hen een dergelijk verzoek bij ons college ingediend, dat wij de eer hebben hierbij aan Üwe Vergadering over te leggen. Het zy ons vergund, alvorens nog een oogenblik bij de zaak zelve stil te staan, de juistheid der door adressanten tegen de voorgenomen oprichting van een varkenswaag aan het open baar slachthuis aangevoerde argumenten een voor een na te gaan. Hun hoofdargument bestaat hierin, dat zij door die oprichting zoo zeer in wekelijksche verdiensten zouden achteruitgaan,dat de toestand van hen en hun gezin dientengevolge onhoudbaar worden zou. Dit argument weegt bij hen zelfs zoo zwaar, dat zij hunne bewering aan het slot van het bij ons college ingediend adres, dat bestendiging van den tegenwoordigen toestand ten voor- deele van de gemeente en ten gerieve van den handel wenschelijk is, niet anders weten te motiveeren, dan door de verklaring, dat zijbij aanneming van ons voorstel, te zamen wekelijks 28.in loon zouden achteruitgaan. Iutusschen, welke waarde aan dit argument mag worden gehecht, zal u bij een nader onderzoek aanstonds blijken; en dan zal u tevens blijken, in de eerste plaats, dat de waagwerkers zich bij het vorderen van loon voor de door hen bewezen diensten niet al te strikt houden aan het door Uwe Ver gadering bij Raadsbesluit van 20 Juni 1863 (Gem.BI. n°. 12) vastgesteld tarief, en in de tweede plaats, dat de geheele zaak schromelijk overdreven door hen wordt voorgesteld. Volgens dat tarief dan mogen de waagwerkers vorderen, voor het aanbrengen van een varken naar de waag, ƒ0.15 en voor het wegbrengen van een varken uit de waag, f 0.10, daaren tegen voor het wegen zelf, waarvoor aan de gemeente een bedrag van f 0.45 verschuldigd is, geen afzonderlijke belooning verlangen. Voorts bepaalt art. 7 van het Reglement voor de waagwerkers, dat zij wel minder, maar nimmer meerder, werk loon zullen mogen eischen, dan in het tarief is aangewezen, en art. 6 dat niemand verplicht is hunne diensten in te roepen of er van gebruik te maken. Wanneer nu evenwel van die diensten wel gebruik gemaakt wordt, kan ingevolge het tarief aan de waagwerkers nimmer meer dan 0.25 per varken wor den betaaldterwijl ons bleekdat veelal voor een varken ƒ0.35 wordt betaald, nl. 0.10 voor het aanbrengen naar de waag, 0.15 voor het wegen en weder ƒ0.10 voor het weg brengen uit de waag. Die 0.15 voor het wegen worden dus door de waagwerkers onrechtmatig geheven. Volgt dus uit het bovenstaande, dat de verdienste der waag werkers grooter is, dan zij zijn mag, in een ander opzicht is de door hen gegeven voorstelling onjuist. Het is waar, dat zij voor de transportkosten van een varken naar het keurlokaal en van daar naar de slachtplaats telkens ƒ0.10 ontvangen en het is evenzeer waar, dat aan de Waag gemiddeld 80 varkens per week worden gewogen, maar het is niet waar, dat al die varkens naar het keurlokaal worden vervoerd. Vele dier varkens gaan naar Amsterdam, Haarlem, den Haag, enz. Zoo bleek ons bij onderzoekdat nog in de vorige week niet minder dan 30 varkens naar Amsterdam verzonden zijn. Voor al deze varkens worden dus de ƒ0.20 aan transportkosten gemist. Ongetwijfeld echter, dit valt niet tegen te spreken, zullen de waagwerkers door de oprichting van een varkenswaag aan het slachthuis in verdienste achteruitgaan. Hoe overdreven echter de voorstelling is, dat hun toestand door dien achter uitgang (welke blijkens het bovenmedegedeelde zeker geen 28.per week, zooals adressanten beweren, zal bedragen) onhoudbaar zal worden, moge uit het volgende blijken. Bij een nadere beschouwing toch dezer zaak rijst aanstonds de vraag, hoe de waagwerkers het dan wel vóór 1893 zouden hebben moeten maken, indien thans door dezen achteruitgang hun toestand onhoudbaar worden zou. Immers, eerst in dat jaar werd de vee- en vleeschkeuring ingevoerd, en eerst van dat jaar dagteekent dan ook hun extra- verdienste voor het vervoeren van de varkens naar en van het keurlokaal. Maar vooral zijn hunne verdiensten zeer gestegen in 4896. Toen toch heeft de gemeente ook op de veemarkt een gelegenheid geopend om varkens te wegen. En in de jaren 1899, 1900 en 4901 heeft deze gelegenheid hun een gemiddelde ver dienste bezorgd van 566.per jaar. En nu zal wel de ope ning dier gelegenheid aan de markt het aantal van de aan de Waag ter weging aangeboden varkens eenige vermindering hebben doen ondergaan, maar dit nadeel weegt toch in de verste verte niet tegen het aan den anderen kant verkregen voordeel op. En dit voordeel zal ook bij de vestiging van een varkens waag aan het slachthuis blijven bestaan. Al kan dus niet worden ontkend, dat de oprichting van die waag de tegenwoordige verdiensten der waagwerkers eenigszins zou doen verminderen, (en het is duidelijk, dat de waagwerkers zich uitsluitend op dat standpunt stellen) zoo mag toch aan den anderen kant niet uit het oog worden verloren, dat hunne verdiensten in de laatste jaren zeer belangrijk zijn toegenomen, en dat enkele dier verdiensten uit den aard der zaak een tij delijk karakter moesten dragen omdat vooruit vaststond, dat bij de opening van het slachthuis de dienst der vee- en vleesch keuring daarheen zou worden overgebracht, en dus in ieder geval het transport van het keurlokaal naar de slachtplaats zou komen te vervallen. Bedenkt men dan nog, dat de waagwerkers uit verschil lende hoofden zeer ruime verdiensten hebben, dan blijkt in ieder geval wel dit, dat hunne voorstelling, als zouden zij door den voorgenomen maatregel ernstig in hun bestaan wor den aangetast, schromelijk overdreven is. Voorts wijzen adressanten op de nieuwe uitgaven, die voor de gemeente aan de inrichting van een varkenswaag op het slachthuis zouden verbonden zijnzooals de belooning van weeg- of waagmeester en dienstpersoneel. Hiertegenover mer ken wij op, dat opening der gelegenheid om aan het slacht huis te wegen niet de aanstelling van nieuw personeel zal tengevolge hebben. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van het personeel, dat steeds op het slachthuisterrein voor de bediening van de overige weegtoestellen en voor allerlei andere doeleinden aanwezig moet zijn. Nog merken adressanten op dat, door de oprichting van een varkenswaag aan het slachthuis wel hunne verdiensten zullen verminderen, maar hunne uitgaven voor paard, wagens,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 8