149
Art. 36.
Den huismeester is meer in het bijzonder het toezicht op
den gang der huishouding en de zorg voor de naleving der huis
orde opgedragen.
Hij ziet toe op den arbeid in de mannen-werkplaatsen
en op het gedrag van het dienstpersoneel.
Hij waakt voor de orde en reinheid in de hem aangewezen
lokalen en voor het behoorlijk onderhoud van de gebouwen
en het meubilair en ziet toe op het onderhoud van de 'land
goederen.
Hij is voorts den Geneesheer-Directeur behulpzaam bij het
verifieeren van de rekeningen ten laste van de inrichtingen
en bij het ontwerpen van de jaarlijksche begrooting.
Art. 37.
Door zijne aanvragen tot aanvulling tijdig bij den Geneesheer-
Directeur in te dienen, draagt hij zorg dat in de magazijnen
en werkplaatsen steeds voldoende voorraad voorhanden zij
terwijl hij mede voor een behoorlijken opslag der goederen
waakt.
Hij kan tevens door den Geneesheer-Directeur met den
inkoop en de keuring dier goederen worden belast.
Art. 38.
Een afdeelingsgewijze ingerichte inventaris van de goederen
in gebruik wordt door hem aangelegd en geregeld bijgehouden.
Door den Geneesheer-Directeur wordt op onbepaalde tijden,
ten minste tweemaal per jaar, onderzocht of de op den inven
taris voorkomende goederen ook werkelijk aanwezig zijn.
Art. 39.
Onder oppertoezicht van den Geneesheer-Directeur is de
leiding van de brandweer aan den huismeester opgedragen
en is hij belast met het toezicht op de blusch- en reddings
middelen.
Ook de regeling der begrafenissen behoort tot zijn taak.
Art. 40.
Hij kan door den Geneesheer-Directeur worden belast met
de bewaring der gelden en kostbaarheden van verpleegden en
boekt de ontvangst en wederafgifte daarvan in een register.
Art. 41.
De boekhouder is in de keuze van zijn woonplaats afhan
kelijk van de goedkeuring der Commissie van Beheer.
De huismeester is verplicht de voor hem bestemde woning
op Endegeest te betrekken.
Art. 42.
De Commissie van Beheer regelt de wijze waarop bij ont
stentenis, ziekte of afwezigheid van den boekhouder ol van
den huismeester in hunnen dienst zal worden voorzien.
Art. 43.
Verlof van langeren duur dan drie dagen wordt hun ver
leend door de Commissie of in spoedeischende gevallen door
haren Voorzitter; verlof van korteren duur kan door den
Geneesheer-Directeur worden verleend.
Overigens mag de huismeester zich zonder toestemming
van den Geneesheer-Directeur nimmer buiten de terreinen
der inrichtingen begeven.
N°. 260. Leiden, 16 October 1902.
Ter vervulling der vacature van onderwijzeres aan de school
3e klasse n°. 2, hebben wij de eer u, in overleg rriet den
arrondissements-schoolopzienerna ingewonnen bericht van
het Hoofd der school, de volgende voordracht aan te bieden:
1°. Mej. C. A. ROEPER BOSCH, vroeger tijdelijk werkzaam aan
de meisjesschool 2e klasse;
2°. Mej. M. C. VAN CAMPEN, vroeger tijdelijk werkzaam aan
de school 3e klasse, n°. 1en
3°. Mej. C. M. VAN DER HEIJDEN, tijdelijk onderwijzeres aan
de school 3e klasse, n°. 2.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de Lees
kamer ter inzage liggen, verzoeken wij u alsnu tot eene be
noeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 261. Leiden, 16 October 1902.
Wij hebben de eer U de volgende voordracht aan te bieden
ter vervulling der vacature van 3e onderwijzeres in de hand
werken aan de School 3e klasse n°. 1
1°. Mej. S. E. VAN DER WIEL, 4e onderwijzeres aan de
school 4e klasse, n°. 1
2°. Mej. F. C. PEN, idem aan de school 3e klasse n°. 2en
3°. Mej. S. C. J. DE WEKKER, idem aan de school 3e
klasse, n°. 1.
Onder verwijzing naar het advies van den arrondissements
schoolopziener en het bericht van het hoofd der school, in de
Leeskamer ter inzage nedergelegd, verzoeken wij u tot eene
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 262. Leiden, 16 October 1902.
Onder overlegging van nevensgaande verzoeken van Dr. P. H.
Damsté en van de daaromtrent uitgebrachte adviezen van
curatoren van het gymnasium en van den Inspecteur der
gymnasia, hebben wij de eer u mede te deelen, dat ook bij
ons college tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar
bestaat.
Mitsdien geven wij u in overweging aan Dr. P. H. Damsté
op zijn verzoek, met ingang van 1 December a. s., eervol ontslag
te verleenen uit zijn betrekking van leeraar in de oude talen
aan het gymnasium alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 13 October 1902,
Onder terugzending van de in onze handen gestelde ontslag-
vrage van den Heer Dr. P. H. Damsté, leeraar in de Oude
Talen aan het Gymnasium alhier, hebben wij de eer U mede
te deelen dat wij tegen de inwilliging van dat verzoek geen
bezwaar hebben en dat wij mitsdien in overweging geven het
gevraagde ontslag tegen 1 December a. s. eervol te verleenen.
De Heer Inspecteur wiens advies wij hierbij in afschrift
overleggen, kan zich hiermede vereenigen.
Curatoren van het Gymnasium
Fockema Andrew, Voorzitter.
J. C. van der Lip, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
's Gravenhage10 October 1902.
In antwoord op bovenvermeld schrijven heb ik de eer Uw
College te berichten, dat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen
de inwilliging van het verzoek van Dr. P. H. Damsté om
eervol ontslag uit zij nebetrekking van leeraar aan het gymnasium
in Uwe gemeente met ingang van 1 December a. s.
De Inspecteur der gymnasia
(w. g.) C. J. Eggink.
Aan het College van Curatoren van het gymnasium te Leiden.
Leiden, 25 September 1902.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
heeft ondergeteekende, Dr. Pieter Helbert Damsté Leeraar
in de Oude Talen aan het Gymnasium, de eer met verschul-
digden eerbied te kennen te geven
dat hij benoemd is tot Hoogleeraar in de Latijnsche Taai
en Letterkunde aan de Rijks-Universiteit te Utrecht en
dat hij diens volgens eervol ontslag verzoekt uit zijne be
trekking als Leeraar aan het Gymnasium alhier met ingang
van 1 Januari 1903.
P. H. Damsté
Leiden, 4 October 1902.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geeft ondergeteekende, Dr. Pieter Helbert Damsté, leeraar
aan het Gymnasium, met verschuldigden eerbied te kennen,
dat hij om voor hem gewichtige redenen wenscht terug te
komen op zijn aanvraag om eervol ontslag tegen 1 Januari
1903, in dier voege, dat hij alsnog den Raad eerbiedig ver
zoekt, hem gevraagd eervol ontslag met ingang van 1 Decem
ber 1902 te willen verleenen.
Hetwelk doende enz.
P. H. Damsté.
N°. 263. Leiden, 16 October 1902.
Onder aanbieding van onderstaande lijst van boomen, welke
blijkens een door de commissie van fabricage ingesteld onder-