130 Op grond van een en ander geven wij U daarom in over weging a. aan C. L. van Dam en M. van der Laaken behoudens rechten van derden vergunning te verleenen tot demping en rioleering van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, gelegen vóór de perceelcn sectie M Nis. 1848 en 1819, ge meente Leiden, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat het te dempen gedeelte sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot nader door ons aan te geven hoogte; 2°. dat over de volle lengte van het gedempte gedeelte sloot een cementen riool worde gelegd, inwendig wijd 40 X 60 cM. op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte ter beoordeeling van ons college 3°. dat dit riool westelijk worde aangesloten op het reeds bestaande riool vóór het aangrenzende perceel en oostelijk worde afgesloten door een houten schoeiing, voorzien van een ijzeren hek van voldoende sterkte, ter beoordeeling van ons college 4°. dat tot afvoer van het hemelwater een gegoten ijzeren straatkolk worde geplaatst, van het model, bij de gemeente in gebruik, en deze door middel van verglaasd Engelsch-aarden buizen, wijd inwendig 20 cM., met het riool worde verbonden, een en ander volgens nadere aanwijzing van ons college; 5°. dat het materiaal eigendom worde van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging van het riool ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen, als noodig zullen blijken 6°. dat de grond van adressanten van den gemeentegrond worde afgescheiden ter halver breedte van de gedempte sloot door een ijzeren hek op steenen voet, volgens door ons college vooraf goed te keuren teekening en constructietenzij adres santen het gedeelte der gedempte sloot, dat hun toebehoort, kosteloos aan de gemeente in eigendom afstaan; 7°. dat alle werken ten genoegen van ons college worden uitgevoerd en onderhouden; 8°. dat daags vóór den aanvang van het werk daarvan kennis worde gegeven op het bureau van gemeentewerkenen 9°. dat deze vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór 1 December 1902 geen gebruik is gemaakt. b. te besluiten, dat, indien door adressanten van de hun verleende vergunning wordt gebruik gemaakt, de door demping verkregen grond, welke gemeente-eigendom wordt, door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Zoeterwoude, 3 Aug. 1902. Aan den WelEdAchtbare Heeren Rurgemeester en Wet houders der gemeente Leiden. WelEd. Heeren. De ondergeteekende C. L. v. Dam en M. v. d. Laaken, gelet hebbende op de onhoudbare toestand der sloot gelegen langs de in aanbouw! zijnde perceelen kadastraal bekend Sectie M. 18481849, gelegen Hoogen Rijndijk tusschen de perceelen van den Heer J. Botermans en den Heer J. H. Schenk te Rotterdam, verzoeken beleefd om vergunning tot het dempen en rioleeren van die sloot en hun in de kosten van het dempen en rioleeren te gemoet te komen daar toch de helft der sloot eigendom is der gemeente Leiden en de geheele toestand er door verbeterd wordt. Beleefd verzoeken wij spoedig gunstig antwoord. Hoogachtend, C. L. v. Dam. M. v. d. Laaken. Hoogen Rijndijk No. 181, Zoeterwoude. N°. 233. Leiden, 17 September 1902. Van de Commissie van beheer van het gesticht »Endegeest" ontvingen wij nevensgaande concept-verordening, «houdende Reglement op het beheer en bestuur van het krankzinnigen gesticht Endegeest en van het sanatorium voor zenuwlijders Rhijngeest", welke bestemd is in de plaats te treden van de verordening van den 9en Januari 1896 (Gem. BI. n°. 2) «houdende Reglement op het beheer en bestuur van het krankzinnigengesticht «Endegeest". Zooals toch door Uwe Vergadering bij de oprichting van het sanatorium «Rhijngeest" werd besloten, zullen dat sanato rium en het gesticht «Endegeest" oeconomisch één geheel uitmaken. De commissie van beheer van «Endegeest" zal ook «Rhijngeest" besturen, de Geneesheer-Directeur van «Ende geest" zal ook met de administratieve en huishoudelijke leiding van «Rhijngeest" zijn belast, de spijzen voor de bewoners van «Rhijngeest" zullen in de keuken van «Endegeest" worden bereid, de wasch aldaar worden behandeld, in één woord, é:n gemeenschappelijke huishouding zal beide inrichtingen besturen. (Vgl. onze voordracht van den 26en September 1900, op genomen onder n°. 229 der Ingek. Stukken). Vandaar dat. het noch noodig noch wenschelijk werd geacht voor het sanato rium «Rhijngeest" afzonderlijke verordeningen te ontwerpen. De thans aan Uwe Vergadering ter vaststelling aangeboden verordening is dan ook in hoofdzaak gelijk aan die van den 9en Januari 1896. Alleen zijn daarin die wijzigingen aange bracht, welke ten behoeve van de exploitatie van «Rhijngeest" noodig bleken, terwijl mede eenige wijzigingen zijn aange bracht, wier wenschelijkheid in den loop der exploitatie van het gesticht «Endegeest" is aan den dag getreden. Ten einde u de vergelijking van beide verordeningen ge makkelijker te maken, zijn in het hierbij overgelegd concept de wijzigingen in cursieven letter afgedrukt. Voor zoover enkele dier wijzigingen, die overigens naar het ons voorkomt volkomen duidelijk zijn, nog nadere toelichting mochten be hoeven, meenen wij u te mogen verwijzen naar het in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven van de commissie van beheer. Slechts zij hierbij opgemerkt, dat de nadere aanvulling opgenomen in de 3e alinea van art. 2, beoogt den zoo noodigen band tusschen de commissie en het college van Burg. en Weth, te onderhouden, ook dan wanneer de Voorzitter dei- commissie gedurende langeren tijd verhinderd mocht zijn het voorzitterschap waar te nemen. Onder mededeeling, dat een gewijzigd huishoudelijk regle ment, alsmede de voorwaarden van opneming en verpleging en de instructie van den geneesheer u nader ter vaststelling zullen worden aangeboden, verzoeken wij u thans tot de vast stelling dezer verordening over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. Reglement op het beheer en bestuur van het krankzinnigen gesticht i>Endegeest" en het sanatorium voor zenuwlijders Rhijngeest Art. 1. Het gesticht Endegeest is bestemd voor de verpleging van ten hoogste 377 krankzinnigen van de derde klasse en zal behooren te voldoen aan de voorwaarden, gesteld door de Provinciale Staten der provincie Zuid-Holland, in hunne ver gadering van 12 Juli 1895. liet sanatorium Rhijngeest is bestemd voor de verpleging van lijders aan organische en functioneele zenuwziekten. De Gemeenteraad bepaaltvoor zooveel het gesticht Endegeest betreft met inachtneming van het bovenvermelde besluit dei- Provinciale Staten, het bedrag der verplegingskosten en de verdere voorwaarden tot opneming en verpleging. Art. 2. Het bestuur van de beide inrichtingen wordt opgedragen aan eene Commissie van Beheer, bestaande uit vijf leden. Het voorzitterschap dier commissie wordt waargenomen door een lid van het College van Dagelijksch Bestuur, door dit college aan te wijzen. Bij ontstentenis of verhindering van den Voorzitter wordt hij vervangen door het lid der commissie dat het oudste in diensttijd is; wanneer de ontstentenis of de verhindering lang er dan dertig dagen duurtdoor een lid van het College van Dagelijksch Bestuur, door dit college aan te wijzen. De vier overige leden der commissie worden door den Raad uit zijn midden benoemd, na een door Burgemeester en Wet houders, na raadpleging der commissie, ingediende aanbe veling van twee personen voor iedere vacature. Art. 3. De vier laatstgenoemde leden hebben zitting gedurende vier jaar. Ieder jaar treedt een hunner volgens een bij loting op te maken rooster, af. Het aftredend lid is dadelijk weder verkiesbaar. Art. 4. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, door Burgemeester en Wethouders uit de ambtenaren ter secretarie aan te wijzen. Art. 5. Onder het bestuur van de commissie zullen werkzaam zijn: a. een Geneesheer-Directeur van het krankzinnigengesticht Endegeest, die tevens belast wordt met de directie en het ad ministratieve beheer van het sanatorium Rhijngeest. b. een of meer andere geneesheeren. c. zoodanige verdere beambten en werklieden, als bij Huis houdelijk Reglement nader zullen worden aangewezen. a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2