GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
129
ISCiGKOlIEIi STEKKEN.
N°. 226. Leiden, 15 September 1902.
In overleg met den arrondissements-schoolopziener en na
ingewonnen bericht van het hoofd der school, hebben wij de
eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de benoe
ming van eene 2e onderwijzeres in de handwerken aan de
openbare lagere school der 3e klasse N°. 1, ter voorziening
in de vacature ontstaan door de benoeming van Mej. J. Keere-
weer—Nieuwenburg tot te onderwijzeres:
1°. Mej. C. F. VAN WIJK, 3e onderwijzeres aan de school
3e klasse N°. 1
2°. Mej. J. SCHOPHUIJZEN, 3e onderwijzeres aan de school
3e klasse N°. 2;
3°. Mej. A. L. DE VRIES, 3e onderwijzeres aan de school
4e klasse N°. 2.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U alsnu tot eene
benoeming over te gaan,
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 227. Leiden, 15 September 1902.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen dat zij, wanneer door U wordt besloten tot
beschikbaarstelling van de gelden ter voorziening in de hoogere
kosten der reeds gevoteerde, en voor de uitvoering van ver
schillende nieuwe werken voor het openbaar slachthuis, geen
bezwaar heeft tegen de voorgestelde wijze van dekking der
uitgaaf en U in dat geval in overweging geeft tot de vast
stelling van den overgelegden begrootingsstaat te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 228. Leiden, 13 September 1902.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen
dat zij tegen de in hare handen gestelde rekeningen van het
R.-C. Weeshuis en van het R.-C. Armbestuur, beide den
dienst 1901 betreffende, geene bedenkingen heeft.
Zij stelt u voor deze rekeningen goed te keuren, die van het
Weeshuis:
in ontvangst adf 20252.24
in uitgaaf 19872.18s
sluitende met een batig saldo van f 380.05s
en die van het Armbestuur:
in ontvangst adf 9512.05
in uitgaaf 9454.46
sluitende met een batig saldo van f 57.59
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 229. Leiden, 13 September 1902.
Bij de Commissie van Financiën bestaan geene bedenkingen
tegen de in hare handen gestelde rekening van de Stedelijke
Werkinrichting over het jaar 1901.
Zij adviseert U mitsdien die rekening goed te keuren:
in ontvangst adf 13816.705
in uitgaaf 13780.95s
sluitende met een batig saldo van 35.75
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 230. Leiden, 17 September 1902.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mevrouw
de Weduwe M. W. de Vriesvan der Meer, geven wij Uwe
Vergadering in overweging aan adressante terugbetaling van
schoolgeld te verleenen over de maand Juli tot een bedrag
van 2.aangezien hare kinderen, wegens vestiging in de
gemeente, eerst sedert 19 Augustus de lessen aan de school
2e klasse voor Jongens en Meisjes hebben gevolgd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wreth. van Leiden.
Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Geeft met gepasten eerbied te kennen Wed. M. W. de Vries,
geboren van der Meer, wonende binnen deze gemeente:
dat zij, blijkens hierbij overgelegde quitantie van den Heer
Gemeenteontvanger, heeft betaald een som van f 6.— ter vol
doening van het schoolgeld voor hare kinderen Annie Wilhelmine
en Willem Tosaricus;
dat echter genoemde kinderen van af 19 Augustus de school
eerst bezocht hebben; weshalve zij de vrijheid neemt zich tot
Uw Edelachtbaren te wenden met het verzoek, dat aan haar
van het aldus betaalde bedrag ad f 6.restitutie verleend
moge worden
Hetwelk doende,
M. W. de Vriesv. d. Meer.
Leiden, 6 September 1902.
Noordeinde 17.
N°. 231. Leiden, 17 September 1902.
Ten gevolge van de benoeming van den heer N. Brouwer,
vroeger hoofd der school 3e klasse n°. 2, tot Directeur der
Kweekschool, met ingang van 1 Mei 1.1., en de in functietreding
van diens opvolger met 1 Augustus d.a.v.is het bestuur dier
school gedurende drie maanden van dit jaar waargenomen
door den eersten onderwijzer, den heer C. van der Jagt.
Deze heeft zich van die moeilijke taak, welke niet alleen
zijn gewonen arbeid belangrijk heeft verzwaard, maar boven
dien de op hem rustende verantwoordelijkheid aanmerkelijk
heeft verhoogd, tot aller tevredenheid gekweten.
Het komt daarom der Plaatselijke Schoolcommissie (blijkens
haar in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven) voor, dat
er alleszins reden bestaat om ook thans weder, evenals dit
vroeger enkele malen is geschied, aan het waarnemend hoofd,
voor den tijd dat hij als zoodanig is opgetreden, de bezoldiging
van het hoofd der school toe te kennen. En aangezien nu het
salaris van het hoofd der school 2180.en die van den
eersten onderwijzer ƒ1350.bedraagt, zou aan den heer van
der Jagt, naar zij voorstelt, eene gratificatie van van ƒ800.—
d. i. *200.behooren te worden verleend.
Wij kunnen ons met dit voorstel der Schoolcommissie zeer
wel vereenigen. Ook ons komt het voor, dat de meerdere en
zwaardere arbeid door den heer van der Jagt gepraesteerd
een afzonderlijke belooning alleszins waard is. En ook het door
de commissie voorgesteld bedrag dier belooning ontmoet bij
ons geen bedenking.
Mitsdien geven wij U in overweging aan den heer C. van
der Jagt, plaatsvervangend hoofd aan dë school 3e klasse
n°. 2, ter belooning van de door hem als zoodanig bewezen
diensten, een gratificatie voor eens toe te kennen ten bedrage
van 200.—.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 232. Leiden, 17 September 1902.
Door C. L. van Dam en M. van der Laaken wordt bij
nevensgaand adres vergunning verzocht tot demping en rio
leering van een gedeelte sloot, gelegen langs den Hoogen
Rijndijk vóór de beide hun in eigendom toebehoorende perceelen,
kadastraal bekend onder sectie M Nis. 1848 en 1849, gemeente
Leiden, met verzoek tevens om hun in de kosten dier demping
en rioleering van gemeentewege eenigszins te willen tegemoet
komen.
Wat het eerste gedeelte van dit verzoek betreft, zoo komt
het ons met de commissie van fabricage voor, dat tegen de
demping en rioleering, mits aan de vergunning de gewone
voorwaarden worden verbonden, geenerlei bezwaar bestaat.
En ook voor inwilliging van het tweede gedeelte gelooven
wij met de commissie van fabricage, dat in dit geval wel
termen aanwezig zijn. Wel werd bij demping van gedeelten
sloot langs den Hoogen Rijndijk (in tegenstelling van die aan
den Lagen Rijndijk, welke geheel particulier eigendom waren
en na de demping aan de openbare straat werden toegevoegd)
tot dusver nimmer om een geldelijke tegemoetkoming van
de gemeente verzocht, en deze dan ook niet verleend, maar
het valt daarom niet te ontkennendat ook door de demping
van dezevoor de helft aan de gemeente toebehoorende sloot
het gemeentebelang wordt gebaat. Indien Uwe Vergadering
dan ook kon besluiten de kosten van de verharding van het
gedeelte sloot, dat na demping eigendom der gemeente zal
worden, voor rekening der gemeente te nemen, zoo zou dit,
naar wij met de commissie van fabricage meenenalleszins
billijk zijn.