138
N°. 244. Leiden, 2ö September 1902.
Door den districts-schoolopziener werd ons onderstaande
voordracht voor de benoeming van hoofd der nieuwe school
3e klasse toegezonden, volgens rangorde opgemaakt uit de
ranglijst, samengesteld bij het jongst gehouden vergelijkend
onderzoek
1°. A. UITTENBROEK, le onderwijzer te 's-Gravenhage;
2°. F. W. ZEELENBERG, idem;
3°. S. POST MA, idem.
Onder verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage
liggend schrijven van den districts-schoolopziener, verzoeken
wij U tot eene benoeming over te gaan en voorts te bepalen
dat de benoeming zal ingaan op 1 April 1903, aangezien de
school op den 15en dier maand in gebruik zal kunnen worden
genomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N<>. 245. Leiden, 27 September 1902.
Hoewel de regeling der jaarwedden van de onderwijzers,
belast met het geven van herhalingsonderwijs, tot dusverre
niet de bij art. 26bis der wet op het Lager Onderwijs ver-
eischte goedkeuring van Gedeputeerde Staten mocht verwer
ven, meenen wij U toch in overweging te moeten geven reeds
thans tot de benoeming van de onderwijzeres, belast met het
huishoud-, kook- en waschonderricht, over te gaan, aangezien
de nieuwe cursus van het herhalingsonderwijs den len Octo
ber a. s. aanvangt.
Gelet op art. 4 der verordening van 2 September j.l. «rege
lend het getal der scholen, waarin te Leiden openbaar her
halingsonderwijs wordt gegeven, enz." hebben wij daarom
de eer u in overleg met den arrondissements-schoolopziener,
na ingewonnen bericht van het hoofd der betrokken school,
de volgende voordracht aan te bieden:
1°. Mej. W. S. TILANUS te 's Gravenhage.
20. Mej. E. NASSAU NOORDEWIER te Delft.
Onder mededeeling eindelijk dat de, met het oog op de te
verwachten rijkssubsidie, bij art. 45 bis 20 der wet op het
Lager Onderwijs vereischte machtiging van den arrondisse
ments-schoolopziener tot benoeming van een dezer onder
wijzeressen, door dezen is verleend en onder verwijzing naar
de overige in de Leeskamer ter inzage liggende stukken,
stellen wij u voor alsnu tot de benoeming over te gaan, met
ingang van 1 October a. s. en onder voorbehoud, voor zoo
veel het bedrag der jaarwedde betreft, van de nadere goed
keuring van Gedeputeerde Staten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 246. Leiden, 27 September 1902.
Ingevolge art. 5 der verordening van 5 Juni 1902 (Gem.BI.
n°. 10) zal ook aan de scholen 2e klasse het aantal onder
wijzers met verplichte hoofdacte met één moeten worden ver
meerderd. Aan de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes
zouden zelfs ingevolge de verordening nog twee onderwijzers
met verplichte hoofdacte moeten worden aangesteldmaar
aangezien die school, in verband met de onlangs plaats gehad
hebbende reorganisatie, eerst met 1 Juli 1903 op hare volle
klassensterkte zal komen, meenen wij ook daar voorloopig
met de benoeming van één onderwijzer met verplichte hoofd
acte te kunnen volstaan. In het geheel zullen dus thans nog
drie onderwijzers met verplichte hoofdacte moeten worden
benoemd.
In overleg met den arrondissements-schoolopziener en na inge
wonnen bericht van de hoofden der betrokken scholen, bieden
wij U daarvoor de volgende voordrachten aan:
Meisjesschool 2e klasse:
.1°. Mej. L. A. E. VAN NOUHUYS, tijdelijk onderwijzeres aan
de Openbare School 3e klasse n°. 5.
2°. Mej. J. H. TEN HOLTEN, onderwijzeres aan de school
4e klasse n°. 1.
3°. Mej. C. VV. S. NAGEL, onderwijzeres aan de school 2e
klasse voor jongens en meisjes.
Jongensschool 2e klasse:
10. J. M. MAZUREL.
20. J. Th. RINKEMA.
30. J. J. LEUKER,
allen onderwijzers aan die school.
School 2e klasse voor jongens en meisjes:
lo. Mej. C. W. S. NAGEL.
2". Mej. J. H. TEN HOLTEN.
3°. Mej. A. M. HOEK, onderwijzeres aan de
school in de Heerenstraat.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij u alsnu tot eene
benoeming over te gaan, wederom met ingang van 1 October a s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.