121 Transport Volgn. 159. Bij voorschot te verstrekken reis kosten aan militieplichtigen Een bedrag van 14.75 werd wegens reiskosten aan militieplichtigen voorgeschoten. Een gelijk bedrag komt onder de ontvangsten terug (zie volgn. 36). Volgn. 160. Kosten van justeerloon in zake den ijk en herijk der maten en gewichten Op dit artikel hadden geen uitgaven plaats. Volgn. 101. Kosten voor openbare vermakelijk heden en feesten en voor het uitsteken, onder houd alsmede vernieuwing van vlaggen De uitgaven bedroegen 5694 81de raming was 5704 Volgn. 162. Kosten van brandverzekering der gebouwen De kosten beliepen de som van U47.645. Volgn. 164. Kosten van rechtskundig onderzoek betrekkelijk het instellen van gedingen Dit artikel vorderde een uitgaaf van 77.775 Volgn. 165. Kosten van gemeenschappelijke zakenbelangen en inrichtingen of werken bedoeld bij art. 122 der Wet van den 29 Juni 1851 (Stbl. n«. 85) Het nadeelig slot van de rekening der Haarl.- trekvaart, over 1901 bedroeg 1857.365 of ƒ2.635 minder dan de raming. Volgn. 167. Uitkeering aan het Rijk van het aandeel in de kwade posten wegens de directe belastingen. Wetten van den 29en Juli '1848 (Stbl. n° 32), van den 18 September 1852 (Stbl. n°. 177) en van den 20en December 1865 (Stbl. n°. 139) De uitkeering bedroeg ƒ2920.025. Geraamd was 2921.-. Volgn. 169. Aankoop van inschrijvingen op het grootboek der Nat. Werk. Schuld Ook dit jaar heeft geen aankoop plaats gehad, aangezien de som, volgens de begrooting voor be legging aangewezen, heeft gestrekt tot gedeeltelijke dekking van uitgaven, welke uit geldleening hadden moeten worden gevonden. Volgn. 173. Uitgaven voortvloeiende uit het beheer der voormalige administratie der vereenigde Gast- en Leprooshuizen De uitgaven bedroegen 1505.49s of 209.505 minder dan de raming welke 1715.— bedroeg. 637985.88 s 35.25 10.- 9.19 52.35 s 322.22 s 2.63! ,97 s 32207.- 209.50 s Totaal f 670835.02 Blijkens het vorenstaande wijst de rekening een lagere uitgaaf aan dan de begrooting van 670835.02 en een lagere ontvangst van715448 22s Het verschil of 44613.20s moet dus uitmaken het verschil tusschen de ontvangsten en de uitgaven der rekening. Dit is dan ook het geval; de ontvangsten bedragen 1150137.94s en de uitgaven1194751.15 Verschil 44613.20s Wij mogen hieruit afleiden dat de rekening goed is opgemaakt. Het nadeelig slot der rekening van de afzonderlijke admi nistratie der Haarlemmertrekvaart, ten bedrage van ƒ1857.365, is opgenomen onder Volgn. 165 der gemeenterekening. De rekening zelve wordt hierbij in haar geheel overgelegd; zij bedraagt in uitgaaf3576.69s in ontvangst1719.33 met een nadeelig slot van f 1857.36s Wij stellen U voor deze rekening goed te keuren en ver volgens de geheele gemeente-rekening voorloopig vast te stellen, waartoe het navolgende concept-besluit hierbij wordt aange boden de Raad der gemeente Leiden; Gezien de rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven der gemeente over het dienstjaar 1901, door Burge meester en Wethouders, met de hun door den Gemeente-ont vanger aangeboden rekening en bescheiden, ingevolge art. 219 der Gemeentewet op den 31sten Juli 1902 overgelegd; Overwegende, dat de rekening van dien tijd af ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing heeft gelegen en alge meen verkrijgbaar is gesteld, overeenkomstig het bepaalde bij art. 219 der bovengenoemde wet; Gelet op het rapport der Commissie voor het nazien der rekening; op de artt. 220 en 221 der Gemeentewet en op het besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie, d.d. 7 Oc tober 1901 n°. 31 (Prov. blad n°. 95). Heeft besloten: 1°. De rekening goed te keuren en voorloopig vast te stellen, de ontvangsten op één millioen één honderd vijftig duizend honderd zeven en dertig gulden vier en negentig en een hal ven cents de uitgaven op één millioen één honderd vier en negentig duizend zeven honderd een en vijftig gulden en vijftien cents 1194751.15 1150137.94s f sluitende al zoo met een nadeelig slot, van 2°. Het bedrag dat als oninbaar is afge schreven en voorkomt op: Hoofdstuk II, Afd. Ill, art. 1, Volgn. 6, ad zes duizend twee honderd zeventien gulden een en vijftig cents Hoofdstuk II, Afd. III, art. 2, Volgn. 7, ad één honderd een en zestig gulden zes en zeventig cents Hoofdstuk IV, art. 8, Volgn. 40 ad één honderd twintig gulden zes en twintig cents Vast te stellen op zes duizend vierhonderd negen en negentig gulden drie en vijftig cents 3°. Het bedrag van hetgeen nog blijft te verhalen en in de eerstvolgende rekening behoort te worden verantwoorden is opge nomen onder: Hoofdstuk II, Afd. Ill, art. 1, Volgn. 6 jad drie honderd zeven en dertig gulden vijftien cents Hoofdstuk II, Afd. III, art. 2, Volgn. 7, ad drie gulden acht en dertig cents Vast 44613.20s 6217.51 161.76 120.26 f 6499.53 337.15 3.38 te stellen op drie honderd veertig gulden drie en vijftig cents f 340.53 Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van den Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. NO. 212. Leiden, 15 Augustus 1902. Onder overlegging van bijgaand verzoek van Mej. J. E. Pillard en het daaromtrent uitgebracht advies van het Hoofd der School, geven wij Uwe Vergadering in overweging, aan Mej. J. E. Pillardmet ingang van 1 September a. s.op haar verzoek eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking van onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 3, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 14 Augustus 1902. Ter voldoening aan Uwe apostille van 1 Augustus j. 1. N°. 10/260, heb ik de eer U mede te deelen, dat Mej. J. E. Pillard gaarne haar eervol ontslag als onderwijzeres aan de O. S. der 3e klasse N°. 3 tegen '1 September e. k. ontving, dat bij mij tegen het vertrek van Mej. Pillard op dien datum geen be zwaar bestaat en ik mitsdien U voorstel aan Mej. Pillard eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de Openbare School der 3e klasse N°. 3 tegen 1 September e. k. Het Hoofd van de O. S. der 3e klasse A7°. 3 J. WuysTER. Den Heer Burgemeester van Leiden. Leiden, den 31sten Juli 1902. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Jacoba Elizabeth Pillard, onderwijzeres aan de O. S. derde klasse N°. 3, dat zij wegens haar aanstaand vertrek naar Ned.-Indië, zoo spoedig mogelijk beleefd eervol ontslag uit genoemde betrekking verzoekt. 't Welk doende enz. J. E. Pillard. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon. Minder uitgeg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 5