DONDERDAG 10 JULI 1902. 109 Ik wenscli hieraan toe te voegen, dat door de schoolcom missie een denkbeeld in den geest van den heer Pera aan Burg. eri Weth. is aan de hand gedaan, opdat niet, wanneer ver meerdering van het getal lesuren noodig mocht blijken, terstond aanspraak zou kunnen worden gemaakt op hoogere helooning. De Voorzitter Ik wensch er nogmaals aan te herinneren, dat wij alleen de vraag, of in de hiei bedoelde vakken onder licht zal worden gegeven, in beginsel bespreken. Indien mocht blijken, dat bij den Raad zeer ernstige bezwaren bestaan tegen het houden van den cursus overdag, zouden Burg. en Weth. zich tot de Regeering kunnen wenden met het verzoek de avonduren daarvoor te mogen bezigen, maar deze quaestie is thans niet aan de orde. De heer Drucker. Indien ik mij niet vergis, bestaat er om trent het geven van lessen in de avonduren eenig misver stand. Het is niet verboden, herhalingsonderwijs aan meisjes in de avonduren te geven, maar er moet ook een cursus zijn overdag. Nu is het een quaestie, die bij de inrichting van den rooster kan worden overwogen, of men daarop naast een cursus overdag, die wellicht minder gezocht wordt, zal plaat sen een cursus des avonds, waaraan misschien vele leerlingen deelnemen. Maar, zooals ik zeide, de wet eischt, dat men, behalve een eventueelen avondcursus, ook overdag herhalings onderwijs voor meisjes geeft, behoudens de in de wet ge noemde vrijstelling. Verder moet ik in mijn qualiteit als voorzitter van het bestuur van het Volkshuis protesteeren tegen eene uitdruk king, door den heer Witmans gebezigd, waar hij sprak van een subsidie, volgens deze voordracht aan het Volkshuis te geven. Het is geenszins de bedoeling van het bestuur van het Volkshuis, te dezer zake een cent van de gemeente te profiteeren. Mocht het blijken, dat een bedrag van 500.— eene te hooge uitkeering is, dat het iets meer is dan de kosten voor het Volkshuis zelf beloopen, dan zal het bestuur uit eigen beweging bij de gemeente komen om te zeggen: wij krijgen te veel. Doch die 500— berusten op eene ra ming der kosten, die het bestuur meende dat gemaakt zouden moeten worden. M. d. V. Ik was er niet op voorbereid, dat thans het nut van het herhalingsonderwijs in het algemeen zou worden in twijfel getrokken zooals de heeren van Kempen en van Hoeken hebben gedaan. Wanneer ik mij daarop had voorbereid, dan zou ik nogmaals hebben nagegaan en hier hebben medege bracht de Handelingen" der Kamer over dit onderwerp, speciaal wat betreft art. 34 der Leerplichtwet en ik zou mij veroorloofd hebben hier eens voor te lezen wat in merkwaar dige redevoeringen van den heer Kuyper en van anderen toen is gezegd over het nut van het herhalingsonderwijs, met het oog op de practijk des levens ingericht. De heer van Kempen De heer de Goeje heeft terecht doen opmerken, dat het herhalingsonderwijs in de avonduren niet wordt toegelaten dan alleen bij wijze van dispensatie. Maar indien dit huishoudonderwijs niet 's avonds wordt gegeven, dan komt er geen mensch en heeft het geheele onderwijs niets te beduiden. Overdag kan eene dienstbode geen 2 uur of langer gemist worden om dit onderwijs te volgen. Wat de kosten van dit herhalingsonderwijs betreft, wil ik den heer Drucker antwoorden, dat men elke zaak op zich- zelve moet beschouwen. Wij hebben hier reeds tamelijk hooge belastingen te betalen en om nu aan de gemeente een last op te leggen die niet bepaald noodzakelijk is, daartoe meen ik voor mij geen vrijheid te vinden. Ik ben door mijn eed gebonden om naar mijn beste weten de belangen der ge meente te behartigen, en ik zie niet in dat het gemeente belang medebrengt eene uitgaaf van f 1600.voor 3^2 uur onderwijs, op een tijd bovendien dat de meisjes, voor wie dan dit onderwijs bestemd is, er toch niet van kunnen profiteeren. Mijns inziens is er geen enkele reden om jaarlijks zulk een belangrijk bedrag voor dit doel beschikbaar te stellen. Verder wensch ik mijnerzijds nog wel te verklaren, dat ik het hoogst indelicaat zou vinden, wanneer wij in het toestaan van de 500.aan het Volkshuis gingen zien eene poging van het bestuur dier inrichting om uit deze zaak eenig voor deel te putten. Waar aan het hoofd van dat bestuur staat een man als Mr. Drucker, die voor philanthropische doeleinden zoo veel over heeft, daar is het dwaasheid zulk eene nevenbe doeling aan te nemen. De heer Witmans heeft dit, daarvan ben ik overtuigd, ook niet zoo bedoeld, daarvoor zal hij, even als ik, ook wel te veel waardeeren wat de heer Drucker in velerlei opzicht voor onze gemeente doet. De heer Witmans. M. d. V. Waar ik het woord subsidie heb gebezigd, was dit zeker eene verkeerde uitdrukking, doch ik heb die uitdrukking «subsidie" synoniem verklaard met het woord «vergoeding." En nu lees ik sub 2° van het voorstel van Burg. en Weth.«Ons te machtigen een definitieve regeling te treffen met het bestuur van het Volkshuis, waarbij dit tegen eene jaarlijksche vergoeding van f 1600.—" enz. Het was echter volstrekt niet mijne bedoeling om het te doen voorkomen alsof het bestuur van het Volkshuis hieruit een slaatje zou willen slaan. De beraadslaging wordt gesloten. Punt 1 van het voorstel van Burg. en Weth.: «reeds thans in beginsel te besluiten tot de opneming van de huishoud kunde, de kookkunst en de behandeling der wasch onder de vakken van het herhalingsonderwijs voor meisjes" wordt in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de heeren: L. Driessen, de Vries, van Dissel, Zaaijer, Bosch, Kerstens, Hasselbach, de Goep, Kaiser, van Tol, Sijtsma, Witmans, Pera, van Lidth de Jeude, Fockema Andrese, Drucker, Korevaar en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren: P. J. van Hoeken, A. Mulder, van Kempen, Bots, Timp en P. J. Mulder. De Voorzitter. Op punt 2 van ons voorstel, dat tengevolge van het overnemen van het amendement van den heer Fockema Andrese alsnu zal luiden: «ons te machtigen eene definitieve regeling te treffen met het bestuur van het Volkshuis en ons een crediet hiervoor te verleenen van 1600.— 'sjaars." is een amendement voorgesteld door den heer Sijtsma, strek kende om dat te vervangen door: «2°. Burg. en Weth. te machtigen eene localiteit en hulp middelen voor het onderwijs in deze vakken trachten te ver krijgen hetzij in het Leidsche Volkshuis, of ergens elders, en eene onderwijzeres in deze vakken op te. roepen tegen een aanvangssalaris van 600.—" 3°. «te besluiten tot het benoemen van eene commissie van drie dames, die op dit onderwijs met Burg. en Weth. toezicht zullen uitoefenen." Het amendement van den heer Sijtsma wordt in stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heerenL. Driessen, van Dissel, Zaaijer, A. Mulder, Hasselbach, de Goeje, Kaiser, P. J. Mulder, Pera, van Lidth de Jeude, Fockema Andrese, Drucker, Korevaar en de Voorzitter. Voor stemmen de heeren: De Vries, P. J. van Hoeken, Bosch, Kerstens, van Kempen, Bots, Timp, van Tol, Sijtsma en Witmans. Het gewijzigde punt 2 van het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop aangenomen met 15 tegen 9 stemmen. Voor stemmen de heeren: L. Driessen, de Vries, van Dissel, Zaaijer, Bosch, Hasselbach, de Goeje, Kaiser, van Tol, Pera, van Lidth de Jeude, Fockema Andrese, Drucker, Korevaar en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren: P. J. van Hoeken, A. Mulder, Ker stens,van Kempen, Rots, Timp,Sijtsma,Witmans en P.J.Mulder. XVI. Motie van de raadsleden Sijtsma en Witmans, strek kende tot het indienen van een verzoek aan de Rijksregeering om te bevorderendat door wijziging der wet invoering eener verplichte brandverzekering van wege de gemeente mogelijk worde gemaakt. (Zie Ing. St. n<>. 178). De heer Bosch. M. d. V. In de vorige Raadzitting meende de heer Sijtsma te mogen constateeren dat er geen principi- eele strijd was gevoerd tegen de door hem en den heer Witmans ingediende motie. Deze opmerking was zeker handig maar m. i. wel wat voor barig immers was het debat pas begonnen, toen er al terstond sprake was van eene wijziging der motie, van zooveel beteekenis, dat, toen die gewijzigde motie door de voorstellers der oorspronkelijke werd overgenomen, de behandeling moest worden verdaagd.. En daar tegen deze gewijzigde motie bij mij geen mindere bezwaren zijn dan tegen de eerste, wensch ik nu te doen wat de vorige maal reeds mijn plan was, n.l. haar principieel te bestrijden. En dan wensch ik voorop te zetten, M. d. V., dat ik een voorstander ben van Rijks- of Gemeente-exploitatie, voor in het algemeen genomen al die takken van dienst, waar wel sprake is van concessie, maar niet van concurrentie. Zonder te willen beweren dat dit de eenige en de volkomen juiste grensbepaling is, meen ik toch dat ik mij met deze uitdruk king voor de leden van dezen Raad heb verstaanbaar gemaakt. Nu acht ik dat de assurantie buiten deze grenslijn valt, en zelfs zeer ver. De maatschappijen tot verzekering op alle gebied hebben geen van alle concessie, en concurreeren sterk. Zie ik een of anderen tak van dienst, die bij concessie in ééne hand gegeven wordt, liefst in handen van het rijk of van de gemeente, omdat ik dan waarborg heb tegen misbruik maken van macht in het maken van buitensporige winst, in de ver zekeringen in het algemeen, en in de brandverzekering in het bijzonder is dit niet noodig, omdat er concurrentie in over vloed is, en dus vanzelf een zeker geldende marktprijs betaald wordt, zonder meer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 7