106 DONDERDAG 10 JULI 1902. De heer Pera. M. d. V. Ik dank U voor uwe inlichting. De heer P. J. van Hoeken. Ik wensch niets te zeggen ten nadeele van de firma Groeneveld, van der Poll Co., maar na de mededeeling van den heer Driessen wil ik mijnerzijds verklaren, dat de firma Maarssen bij mij de geheele inrichting heeft gemaakt, waarover ik uiterst tevreden ben. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat deze firma ook bij eene hoogere inschrijving het werk van de gemeente had moeten krijgen, maar ik deel dit slechts mede om verkeerde gevolgtrekkingen ten aanzien van de firma Maarssen af te snijden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Voorstel om de huishoudkunde en de kookkunst op te nemen onder de vakken van het herhalingsonderwijs voor meisjes. (Zie Ing. St. n°. 174). De heer Fockema Andreas. M. d. V. Tegen dit voorstel in het algemeen heb ik geen bezwaar; het komt mij ook gewenscht voor het koken enz. onder het herhalingsonderwijs voor meisjes op te nemen, al behoeft men daaraan nu geen al te wijde beteekenis te hechten. Ik heb alleen eenig bezwaar tegen n°. 2 van het voorstel, waar Burg. en Weth. verzoeken gemachtigd te worden eene definitieve regeling te treffen met het bestuur van het Volks huis, waarbij dit tegen eene jaarlijksche vergoeding van f 1600.— eene leerares en de vereisehte locahteit en hulpmiddelen voor het onderwijs in deze vakken ter beschikking zal stellen van de gemeente. Dit komt mij niet en règle voor. Wanneer wij dergelijk onderwijs van gemeentewege willen verstrekken, dan moeten wij niet eene particuliere vereeniging voor eene leerares laten zorgen, maar moet de gemeenteraad de benoeming van zulk eene leerares aan zich houden. Natuurlijk kan men zich door eene particuliere vereeniging of door iemand van wege die vereeniging laten inlichten; het is zelfs zeer gewenscht dat men zich overal licht verschaft, waar men dit vinden kan. Maar voor den vorm moet de Raad de benoeming van de leerares aan zich houden. Ik zou dus meenen, dat het beter was punt 2 aldus te lezen: »ons te machtigen eene definitieve regeling te treffen met het bestuur van het Volkshuis en ons een crediet hiervoor te verleenen van f'1600.— per jaar." Dan bereiken Burg. en Weth. hetzelfde, want dan kunnen zij de onderhandelingen voeren die zij wenschen, een contract siuiten zelfs, maar blijft het recht van benoeming daar, waar het behoort te wezen. De Voorzitter. Het is niet gemakkelijk eene leerares in deze vakken te vinden; die zijn niet zoo talrijk. En nu heeft men hier eene leerares die bij ervaring bewezen heeft uit stekend geschikt te zijn, tenminste volgens de getuigenis van personen die hierover kunnen oordeelen. Het is dus zeer gewenscht dat men zich kan verzekeren van de diensten van die leerares en dat kan men door haar zekerheid te geven dat zij hier benoemd zal worden. In het algemeen behoort de benoeming van onderwijzend personeel, dus ook van dat voor het herhalingsonderwijs, bij den Raad te blijven, maar Burg. en Weth. wenschen alleen in dit speciale geval van dezen regel af te wijken. De benoeming van deze leerares kan naderhand toch door den Raad geschieden, maar vooraf wenschen Burg. en Weth. de betrokken persoon zekerheid te geven dat zij de betrekking zal krijgen. Zijn wij daartoe niet in de gelegenheid, dan zal die leerares, gelijk ons verzekerd is, een benoeming elders aannemen en derhalve voor Leiden verloren gaan, hetgeen met het oog op dat onderwijs zeer te betreuren zou wezen. Zoodra de veror dening op het herhalingsonderwijs zal zijn aangenomen, komt natuurlijk de benoeming van eventueel aan te stellen leeraren en leeraressen in handen van deri Raad. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Tot mijn leedwezen moet ik erkennen uwe bedoeling nog niet geheel te hebben begrepen. indien het moeilijk is een geschikte leerares te krijgen en men heeft eene goede gevondendan zal ik zeker de eerste zijn om den raad te geven op deze de hand te leggen. Ik wil Burg. en Weth. dan ook in dat opzicht alle mogelijke facili teiten geven en gaarne een crediet van f1600.— toestaan, opdat aan de bedoelde persoon een benoeming in het vooruit zicht kan worden gesteld, maar het gaat toch niet aan, dat de gemeente een contract sluit met een particuliere ver eeniging om haar een leerares te verschaffen. Gij beweert wel, M. d. V., dat ook volgens dit voorstel van Burg. en Weth. de Raad de benoeming aan zich houdt,maar wij zouden naar dit voorstel toch een contract met het Volks huis sluiten om éene leerares ter onzer beschikking te stellen. Ik wensch er geenszins op aan te dringen, dat wij ons van het Volkshuis zullen losmaken, maar ik wil, al geeft het in het resultaat geen verschil, den vorm bewaren en de benoeming voor den Raad vindiceeren. De Voorzitter. Het resultaat is natuurlijk hetzelfde, maar de mogelijkheid bestaat, dat de persoon, die wij op het oog hebben, vindt, dat de waarschijnlijkheid eener benoeming alhier steunt op een te lossen grond, om daarvoor een benoe ming elders, welke zij in haar hand heeft, te laten varen. De heer Fockema Andreae zal toestemmen, dat bij aan neming van zijn amendement de zekerheid eener benoeming op een losseren grondslag steunt dan volgens het voorstel van Burg. en Weth. De heer de Goeje. Het komt mij voor, dat het hier slechts een quaestie van vorm geldt en dan zou ik de voorkeur geven aan het amendement van den heer Fockema Andreae boven het voorstel van Burg. en Weth., omdat in de con cept-verordening op het herhalingsonderwijs wel degelijk de benoeming ook van deze leerares aan den Raad is gebleven. Na hetgeen hier is gesproken mag echter de zekerheid eener benoeming voor de betrokken dame tamelijk groot worden genoemd. De heer P. J. van Hoeken. Ik zou willen vragen of de gemeente verplicht is in de hierbedoelde vakken onderwijs te laten geven. Zoo ja, dan ben ik met den heer Fockema Andreae van oordeel, dat de Raad de benoeming van de onderwijzers en onderwijzeressen aan zich moet houden. Is de gemeente daartoe niet verplicht, dan heb ik bezwaar voor dat doel f 1600 uit te geven en zal ik tegen dit voorstel stemmen. De Voorzitter. De huishoudkunde, de kookkunst en de behandeling van de wasch behooren niet tot de verplichte vakken voor het herhalingsonderwijs, en wanneer de Raad dus dit voorstel aanneemt, dan moet bij de leden de over tuiging bestaan, dat het wenschelijk is aan die categorie van meisjes, welke daarvoor in aanmerking komt, het onderwijs in die vakken te doen geven. Burg. en Weth. wenschen het amendement van den heer Fockema Andreae over te nemen. De heer Pera. Ik wensch nog enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van het voorstel van Burg. en Weth. De vraag is nl. bij mij opgekomen of het wel raadzaam is eene leerares te benoemen voor onbepaalden tijd, bij de onzeker heid, die er bestaat, of er wel voldoende gebruik van het onderwijs zal worden gemaakt. Ik zou daarom eene tijdelijke benoeming beter achtenof de benoeming dan zal moeten geschieden bijv. voor 5 jaar of korter, dit laat ik nu in het midden. In elk geval zijn wij dan in de gelegenheid proef ondervindelijk na te gaan of het onderwijs in eene behoefte voorziet, ja dan neen. De Voorzitter. Mag ik even doen opmerken dat nu alleen in overweging wordt gegeven om in beginsel te besluiten tot het opnemen van de meergenoemde vakken in het herhalings onderwijs. Naderhand zal, wanneer de redactie van punt 2 gewijzigd is in den geest van het amendement van deri heer Fockema Andreae, de Raad in de gelegenheid worden gesteld tot de benoeming van eene leerares over te gaan. En dan zal het denkbeeld van den heer Pera aan de orde komen om de benoeming tijdelijk, of voor een bepaald aantal jaren te doen geschieden. Nu moet alleen worden beslist over het beginsel om de genoemde vakken in het herhalingsonderwijs op te nemen, terwijl Burg. en Weth. meenen dat bedoelde leerares eenigermate de zekerheid moet hebben, dat zij de aangewezen persoon zal zijn om dat onderwijs te geven. De heer Pera. M. d. V. Wat ik gezegd heb over de wenschelijk- heid van eene tijdelijke benoeming heb ik juist nu in het midden meenen te moeten brengen, opdat wellicht de bedoelde leerares later bij eene tijdelijke benoeming niet zal kunnen zeggen: had ik geweten dat ik slechts voor een bepaalden tijd zou benoemd worden, dan zou ik mij niet om Leiden hebben bekommerd maar mij naar elders hebben begeven. En daarom meende ik voorzichtigheidshalve reeds nu de tijdelijke benoeming te moeten aanbevelen, opdat mij later niet het verwijt kunne treffen, dat ik met mijne opmerking te laat ben gekomen. Wat het tijdelijke van de benoeming betreft van de wenschelijkheid daarvan blijf ik overtuigd. Wordt gaandeweg van het onderwijs meer en meer gebruik gemaakt, welnu, dan kunnen wij het zelfs uitbreiden. Maar wanneer de deelneming zeer gering blijft, dan is de voorgestelde uit gaaf niet gerechtvaardigd, en zou ik het uit dien hoofde ongeraden achten om thans reeds tot eene definitieve benoe ming te besluiten. De heer Sijtsma. M. d. V. Jk heb met belangstelling dit voorstel van Burg. en Weth. ontvangen, omdat ik bij ervaring weet hoe slecht men in de volksbuurten gewoon is het eten toe te bereiden. Wanneer wij door het onderwijs in koken, huishouden enz. er toe kunnen bijdragen om de bereiding van het arbeidersmaal en de verdere huishouding beter te doen geschieden, dan juich ik dit van harte toe. Maar waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 4