96
de gemeente in eigendom en onderhoud worden overgedragen,
ten einde tot openbare straat te worden bestemd, tegen be
taling door de gemeente van ƒ235.als bijdrage in de kosten
van bestrating en rioleering;
8°. dat alle werken naar genoegen van ons College worden
uitgevoerd
9°. dat daags vóór den aanvang der werken daarvan kennis
worde gegeven op het bureau van gemeentewerken; en
10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den
1en September 1902 geen gebruik is gemaakt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen: Abraham Adrianus Reinier Ver
hoog, metselaar en aannemer, wonende te Leiden, zoo voor
zich als namens den mede-eigenaar in na te melden sloot, den
heer Paulus Leendert van Erkel Junior, metselaar, wonende
te Kaapstad;
dat zij als gezamenlijke eigenaren van de sloot, gelegen
voor de perceelen aan den Lagen Rijndijk nummers 39, 41,
43 en 45 en voor de Bloemstraat binnen de gemeente Leiden,
die sloot wenschen te dempen en te rioleeren;
dat zij UEA. beleefd verzoeken hun Uwe toestemming te
verleenen tot aansluiting van het te maken riool aan het be
staande, terwijl zij beleefd de vrijheid nemen aan Uwe gemeente
den verkregen grond met rioleeringswerken ter overname aan
te bieden tegen eene billijke vergoeding, daar zij anders den
door demping verkregen grond voor tuin moeten inrichten en
die door een ijzeren hek moeten afsluiten van den openbaren
weg, wat naar hun bescheiden meening niet anders dan het
dagelijksch verkeer daar ter plaatse kan bemoeilijken.
't Welk doende enz.
Leiden, 28 April 1902. A. A. R. Verhoog.
N°. 177. Leiden, 2 Juli 1902.
Bij ons voorstel van den 8en Februari 1.1., opgenomen onder
n°. 39 der ingekomen Stukkentot beschikbaarstelling der
benoodigde gelden voor de verbouwing der school 2e klasse
voor Jongens en Meisjes en de uitbreiding der Kweekschool,
werd door ons eene nadere aanvrage ter voorziening in de
kosten van inrichting en meubileering dier scholen in uitzicht
gesteld.
Uit het hieromtrent ingesteld onderzoek is thans ge
bleken, dat deze een uitgave zullen vereischen van ƒ955.
Onder deze som zijn dan begrepenbehalve de kosten der
meubileering van de eigenlijke schoolvertrekkendie voor het
meubilair van de Directeurs- en Leerarenkamer, voor de in
richting van de leerzaal voor natuurkunde en van het physisch
kabinet en die van de uitbreiding der gasleiding.
Evenals de kosten voor de verbouwing zullen ook deze kosten
uit den post voor Onvoorziene Uitgaven kunnen worden be
streden. Men mag echter verwachten, dat het Rijk bereid zal
worden gevonden, evenals in die der verbouwing, ook weder
in deze kosten voor de helft bij te dragen.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging door
vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en over
schrijving, voor meubilair en inrichting der bovengenoemde
scholen een bedrag van 955.ter onzer beschikking te stellen.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog ƒ1855.45
beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 178. Leiden, 2 Juli 1902.
In uwe laatste vergadering werd de door de heeren Sijtsma
en Witmans voorgestelde motie om Burg. en Weth. uit te
noodigen een onderzoek in te stellen omtrent de uitvoerbaar
heid eener gemeentelijke brandverzekering voor deze gemeente,
na eenige beraadslaging door de voorstellers weder terugge
nomen en vervangen door eene van den volgenden inhoud
»Ondergeteekenden stellen voor, dat de Raad zich wende
tot de Rijksregeering met het verzoek te bevorderendat door
wijziging der wet invoering eener verplichte brandverzekering
vanwege de gemeente mogelijk worde gemaakt."
Met den inhoud dezer laatste motie, wederom ten fine van
praeadvies in onze handen gesteldkunnen wij ons ten volle
vereenigen. Immers, zoowel uit ons praeadvies op de eerstvoor-
gestelde motie als uit het verhandelde in de zitting van26 Junil 1.
is duidelijk gebleken, dat wij allerminst in principe tegen de
invoering eener gemeentelijke brandverzekering gekant zijn.
Slechts opperden wij daartegen twee o. i. afdoende bezwaren
het te groote risico voor een niet zeer groote gemeente als de
onze en, en dit vooral, het gemis van een wettelijke regeling
waardoor de ingezetenen tot het toetreden tot de gemeentelijke
verzekering zouden kunnen worden gedwongen.
Nu spreekt het evenwel van zelve, dat een voorstel, dat
juist het wegnemen van deze hoofdbezwaren beoogtdoor ons
niet anders dan met instemming kan worden ontvangen. In
dien toch eenmaal de ingezetenen tot verzekering hunner
eigendommen bij de gemeente kunnen worden gedwongen,
achten ook wij het geenszins onmogelijkdat ook bij verlaging
der thans gangbare premies toch nog financieel voordeel door
de gemeente zal kunnen worden behaald, al zal dan ook dit
voordeel bij verre na niet zoo groot zijn als thans door de
particuliere maatschappijen wordt behaald. En ook aan het
bezwaar van een te groot risico zal dan door een onderlinge her
verzekering der gemeenten kunnen worden tegemoet gekomen.
Intusschen, het behoeft geen betoog dat een adres, als door
de voorstellers der motie gewenscht wordt, meer indruk zal
maken en grooter uitwerking zal hebben, naarmate het op
steviger basis steunt en krachtiger motieven daarvoor kunnen
worden aangevoerd. En nu is het ons en waarschijnlijk ook
U bekend, dat juist dezer dagen door den gemeenteraad van
's Gravenhage aan eene Commissie uit zijn midden een onder
zoek »van het vraagstuk der gemeentelijke brandverzekering"
werd opgedragen. En tevens vernamen wij uit betrouwbare
bron, dat ook van deskundige zijde de bestudeering van dit
onderwerp werd ter hand genomenen dat deze studie ver
moedelijk binnen niet al te langen tijd het licht zal zien. Het
zou daarom, naar het ons voorkomt, aanbeveling verdienen,
ook indien thans de motie, waartegen onzerzijds overigens
geenerlei bezwaar bestaat, wordt aangenomen, met de uit
voering van het besluit te wachten, totdat wij althans van
laatstbedoelde studie kennis hebben kunnen nemen.
Immers periculum in mora is hier niet. En wanneer
dan door deze gemeente een beweging wordt op touw gezet,
om een zeer ingrijpende wetswijziging uit te lokkeneen be
weging, waarbij zich, naar wij mogen vertrouwen, tal van
andere gemeenten zullen aansluitenkan het zeker niet anders
dan aan het welslagen der zaak ten goede komen, wanneer
deze alleen met volslagen kennis van zaken en na gezette over
weging wordt ter hand genomen. En daarvoor is kennisneming
eener speciale studie van het onderwerp van deskundige hand
zeker van het grootste belang.
Het is op deze gronden, dat wij U in overweging geven óf
wel de behandeling der motie alsnog eenigen tijd te verdagen,
of wel, indien Uwe Vergadering thans tot hare behandeling
en aanneming mocht besluitenons te machtigen met de uit
voering van het genomen besluit te wachten, totdat bij de
samenstelling van het adres over de daarvoor gewenschte ge
gevens zal kunnen worden beschikt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 179. Leiden, 3 Juli 1902.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com
missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs betreffende
eene splitsing van klassen aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens, geven wij Uwe Vergadering in overweging de tijde
lijke aanstelling van den heer H. H. Breuning als leeraar in
het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool ook weder voor
den cursus 1902/1903 op de gewone voorwaarden te continueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 Juli 1902.
Daar het niet twijfelachtig is of het getal leerlingen zal
noodzaken wederom alle klassen der Hoogere Burgerschool
voor Jongens te splitsen en het ons niet gewenscht voorkomt
den nieuw te benoemen leeraar in het Hoogduitsch meer dan
26 lesuren in de week op te dragen, geven wij U in over
weging, evenals in de vorige jaren, den heer 11. II. Breuning
wederom op de gewone voorwaarden aan te stellen tot tijdelijk
leeraar in het Hoogduitsch aan die School.
De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
H. A. Lorentz, Voorz.
II. M. A. Coebergh, Secr.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 180. Leiden, 3 Juli 1902.
Ter uitvoering van uw besluit van den 30en Januari 1.1.
hebben wij de eer U hiernevens de plannen over te leggen