88 DONDERDAG 5 JUNI 1902. Weth. kan aanvallen over de overschrijdingen, is mij een raad sel; hij weet, dat de feitelijke toestand anders is. "VVat het amendement van den heer de Lange aangaat, zooals het daar ligt is het voor ons niet aannemelijk. Het heeft ten doel de beslissing van den Raad voor te behouden over uitgaven, die later zullen geschieden. De Raad zal ech ter moeten inzien, dat als dit amendement wordt aangenomen, wij het werk moeten stoppen, want wij zouden niet verant woord zijn door te gaan met het werk, met de mogelijkheid voor oogen, dat de Raad later die uitgaven niet zou goed keuren. Dat is het groote bezwaar tegen dit amendement. De uitdrukking van den heer de Lange, dat Burg. en Weth. den Raad voor het feit stellen om met een franschen slag een be slissing te moeten nemen, zal ik buiten bespreking laten; ik heb reeds aangetoond, dat zijne beschuldiging aan een ver keerd adres is gericht. Juist uit het feit, dat Burg. en Weth. den Raad eerst wenschen te laten beslissen over het voort gaan met de werken aan het sanatorium en niet later, blijkt genoegzaam dat wij dit niet met den franschen slag willen doen. De heer Zaaijer. Ik behoef wel niet te zeggen, M. d. V., dat ik als lid en tijdelijk Voorzitter der Commissie voor Endegeest het minstens even onaangenaam gevonden heb dat wij met het onderhavige voorstel tot Burg. en Weth. moesten komen, als de leden van den Raad het vinden om dit voor stel te ontvangen. Omtrent sommige posten o. a. dien van 16400.— voor bouwkosten van het hoofdgebouw en de dokterswoning kan ikals niet deskundigegeen oordeel uit spreken. Iets anders is het evenwel met den post van 5000. voor het meubilair in het hoofdgebouw bestemd. Dit gebouw nadert zijn voltooiing en er zijn reeds stappen gedaan om in de meubileering te voorzien. Zooals uit de medegedeelde stukken blijkt, heeft de Com missie reeds in Maart aan Burg. en Weth. medegedeeld dat er van haar een voorstel tot verhooging der gelden, voorden bouw en de inrichting van Rijngeest kon worden te gemoet gezien. Allerlei omstandigheden hebben hierin tot vertraging ge leid o. a. de moeilijkheid om het juiste bedrag der nog benoo- digde gelden op te geven. Ik zou dus den heer de Lange zeer ernstig in overweging willen geven om, indien hij zijn amendement wenscht te hand haven, daarin ook op te nemen de bedoelde som van 5000 voor meubilair in het Hoofdgebouw. Op het oogenblik dat Rijngeest in exploitatie wordt gebracht behoort er toch vol doende meubilair aanwezig te zijn en wordt de genoemde som niet toegestaan, dan zouden wij, er is reeds door U op gewe zen M. d. Y. toch bezwaarlijk met den aankoop verder kunnen gaan. De heer DE Lange. Het doet mij leed, mijnheer de Voorzitter, te hebben moeten hooren, ten minste ik meen dat geobserveerd te hebben, dat uwe bestrijding eenigszins hartstochtelijk was. Ik heb de grootst mogelijke omzichtigheid en kalmte gebruikt bij het stellen en toelichten van mijn amendement; en als vergelijkingen maken noodig was, dan heeft de heer Fockema Andreae scherper woorden gebruikt dan ik. En nu keert de Voorzitter zich geheel tegen mij. Ik gevoel het wel niet erg, maar wilde dit toch even uitspreken. En één zaak vooral is er, die mij zeer leed doet, mijnheer de Voorzitter. Ik heb geen zondebok willen zoeken U wel en omdat U dat hebt willen doen wil ik hier constateeren ter handhaving van de eer van een afwezige, dat onze vorige Directeur van gemeentewerken zich nooit bemoeid heeft met het sanatorium «Rijngeest". Mijnheer de Voorzitter, het gaat hier bij mij om eene zaak, en niet om een persoon onaange naam te zijnik hoop altijd er naar te streven niets te doen om een persoon onaangenaam te wezen. De heer Fockema Andreae heeft gezegd, dat hij zijne stem over mijn amendement zou laten afhangen van de nadere motiveering van het amendement. Nu wil ik den heer Fockema Andreae dit opmerken en dat is juist het groote bezwaar dat de verhoogingen, die nu worden voorgesteld, niet voldoende zijn gemotiveerd. Als, hetzij in comité, hetzij in het openbaar, voorlezing kan worden gedaan van het onderschrift van den staat van den Directeur der gemeentewerken, dan zal men daarin vinden wat mijn groote bezwaar is. Dat komt hierop neer, dat wij zullen moeten voteeren 18800 voor extra-werk ten koste gelegd aan het hoofdgebouw en de dokterswoning, terwijl op dit oogenblik slechts voor 2236 vastgelegd is in den officieel opgemaakten staat van extra-werk. De Raad mag dus nu geen 18800 voteeren. Daarom heb ik bij mijne eerste toelichting alleen gezegd: laten we wachten totdat het werk voor de eerste maal is opgeleverd; dan kunnen er zijn door den Directeur behoorlijk opgemaakte staten van extra- werk en wat daarbij behoort, en kan de Raad die inzien, daarover oordeelen en beslissen. Het is nu ruimschoots vol doende te weten, dat er waarschijnlijk nog p. m. 30000.— zal moeten worden gevoteerd. Hoe kunnen wij vaststellen een staat van uitgaven, wanneer de gegevens voor dien staat ontbreken. Om te bewijzen de juistheid van wat ik heb gezegd, is er niets anders te doen dan voor te lezen het slot van den staat van den Directeur, waarbij ik den heer Fockema Andreae er opmerkzaam op wil maken De Voorzitter. Mag ik U even interrompeerenEr wordt van meer dan eene zijde in overweging gegeven om de be handeling dezer zaak in geheime zitting voort te zetten. De heer de Lange. Ik zou gaarne eerst willen uitspreken. Ik acht het gewenscht deze zaak zooveel mogelijk in open bare zitting te behandelen. De heer Fockema Andreae heeft er op gewezen, dat de Raad zoo weerloos is. Nu is, zou ik zeggen, het beste mid del om onze weerloosheid volkomen te maken, dat wij de wapenen die wij nog hebben, afgevendat wij gelden voteeren zonder de gegevens te bezitten die wij noodig hebben. Wij moeten onze weerloosheid niet grooter maken dan zij reeds is, doch de koorden van de beurs in handen houden en slechts gelden voteeren, als wij uit behoorlijke stukken kunnen zien of die gelden beslist uitgegeven zijn of moeten worden. Dit is nu niet het geval. De Voorzitter heeft nog gesproken over eene formeele kwestie die door mij niet ter sprake gebracht is, n. 1. dat de bestekken voor dit werk niet behandeld zouden zijn in de Commissie van Fabricage; maar ik kan U mededeelen, dat het niet juist is, dat de bestekken een anderen gang hebben gehad dan anders, ze zijn precies op dezelfde manier, zooals alle andere, door de handen van de Commissie van Fabricage gegaan. Den heer Zaaijer wil ik antwoorden dat ik met veel genoe gen mijn amendement zou willen aanvullen met het bedrag van 5000.— voor de meubileering, maar ik geloof niet dat dit noodig is, daar de Commissie voor Endegeest in haar mededeeling aan Burg. en Weth. zelf verklaart, dat het de bedoeling is van de 17000.— voor de meubileering, dit jaar t 13000.te besteden en het volgende, 4000.Er zou dus hoogstens kwestie zijn van 1000. In mijn eerste toelichting heb ik gezegd, dat van het aan nemen van mijn voorstel stagnatie niet het gevolg behoeft te zijn. Ik wil dat nader toelichten. Aangevraagd wordt nu 49900. Hiervan is eerst na de eerste oplevering van de gebouwen van bestek n°. 7 dienst 1901 noodig: 6 maanden na de eerste oplevering (onderhouds termijn). f 10760. uiterlijk 2 maanden na de oplevering al het extra werk, thans geraamd op18800. laatste termijn van de lift460. verwarming1350. waterleiding1450. meubileering sanatorium17000.— villa Rijngeest10000.— te samen. 59820. Ik kom alzoo op een bedrag van 59820.dat eerst noodig is nadat de oplevering van het gebouw heeft plaats gehad. Aangevraagd wordt ƒ49900.—. Wat voor beletsel is er nu voor den Raad en voor Burg. en Weth. om met mijn voorstel mee te gaan en te wachten met het voteeren van die gelden, tot wij de officieele bescheiden hebben, waaruit blijkt wat noodig is. Ik wil nog even op het zonderlinge feit de aandacht vestigen, dat wij eerst gehad hebben een post van onvoorzien op de oorspronkelijke raming van ƒ3700.en nu het werk ongeveer klaar is en alle onvoorziene dingen zoo ongeveer bekend en voorzien zijn, nu vragen Burg. en Weth. nog een post on voorzien van ƒ6250.—, terwijl de Directeur in zijn staat nog opneemt 4 posten «onvoorzien" te samen ad 1858..makende met elkaar alzoo ƒ8108.—. En dat nunu het werk bijna klaar is. Ik kan daarom niet anders doen, dan herhalen wat ik heb gezegdlaat de Raad met de behandeling van een regu- larisatie-voorstel wachten tot na de eerste oplevering van het werk. De heer P. J. van Hoeken. Ik deel voor een groot deel het gevoelen van den heer de Lange. Ik vind de toelichting, die Burg. en Weth. geven in de stukken omtrent de noodige verhoogingen en ik wil hierbij voegen, dat die waarschijnlijk wel noodig zullen zijn zeer vaag; ik ben van meening dat het beter is te wachten totdat blijkt, dat die verschillende sommen noodig zijn. Ik denk daarbij aan de geschiedenis, ons allen nog bekend, met de Gehoorzaal. Daarbij werd eene bijrekening ingediend van ƒ24000.—, en die door het bij ons allen geachte lid, wijlen den heer Siegenbeek van Heukelom, den heer Fockema An dreae en mij is onderzocht en teruggebracht ik meen tot op f 16000.of 18000.Waarom zou dat hier ook niet kunnen plaats hebben. Nu staan wij voor zulk eene groote som, die zeer vaag is gemotiveerd. Blijkt nader uit de bij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6