DONDERDAG 5 JUNI 1902.
87
vorderen zal eene uitgaaf van ƒ236000.te meer daar het
vorige jaar »opdat" zooals toen de Voorzitter zei »het
hinkende paard niet achteraan zou komen", de oorspronkelijke
raming toen al verhoogd is met ƒ41000.
Nu echter dat hinkende paard toch achteraan komt, moet
de Raad zich echter m. i. niet met den Franschen slag van
deze zaak afmakenen nu maar weer 50.000 voteeren op de
gronden, die ons nu bekend zijn.
Ik meen dat we de onaangename zaken met denzelfden ernst
en dezelfde nauwgezetheid moeten behandelen als de meer aan
gename.
De toelichting, die Burg. en Weth. bij hun voorstel geven,
is uiterst sober en niet al te duidelijk.
Wij lezen daarin, m. i. sterk euphemistisch, o. a.»Een be
drag van 16400.—bleek benoodigd te zijn om de fundeeringen
van het gebouw met het oog op den aangetroffen veenach-
tigen bodem, te verzwaren, aan het gebouw zelf door ver
zwaring der muren grootere soliditeit te geven, alsmede om
de uitvoering van verschillende wijzigingen van het plan, welke
vooraf niet waren te voorzien, mogelijk te maken."
Ten slotte verwijzen Burg. en Weth. den Raad naar de nadere
detailleering van de verschillende posten door den Directeur
van Gemeentewerken, die ons dan het noodige licht moet
schenken.
Ik geloof niet, dat het gewenscht is nu over dien staat te
sprekenalleen moet ik constateeren daarin evenmin het noo
dige licht te hebben gevonden. Ik vind in dien staat integen
deel tal van vraagteekens, en zonder nu over die vraagteekens
te sprekengeloof ik toch dat het niet aangaat om een Raads
besluit op zulke vage gegevens te doen rusten.
Die vraagteekens behoeven echter gelukkig, noch voor den
Directeur van Gemeentewerkennoch voor den Raad vraag
teekens te blij venen daarom geloof ik dat het op onzen weg
ligt ons besluit daaromtrent uit te stellen, totdat de Directeur
kan zeggen: »zoo staat de zaak"; dan kunnen Burg. en Weth.
ook duidelijker, onder overlegging der noodige bescheiden,
aan den Raad mededeelen wat hunne opinie is, en de Raad
kan dan ten slotte beslissen met de noodzakelijkethans nog
ontbrekende gegevens voor zich.
Stagnatie in den goeden gang van zaken behoeft bij aan
neming van mijn amendement niet gevreesd te wordenwant
zelfs al voteerde de Raad heden niets, dan nog zijn de reeds
toegestane middelen voldoende om op tijd te betalen, wat te
betalen is, en als daar nog bijkomen de door mij voorgestelde
14750.is er dus in overvloed geld beschikbaar voor de te
doene betalingen tot na de oplevering van sanatorium en
dokterswoning.
Dit aanvankelijk, mijnheer de Voorzitter, tot toelichting van
mijn voorstel; nadere toelichting, indien die noodig mocht
blijken, zal ik gaarne verstrekken. Ik heb overvloed van ge
gevens, maar zal daarvan niet meer gebruik maken dan noodig
is, omdat het eene moeilijke zaak betreft, die het mij echter
zeer gemakkelijk zal vallen geheel toe te lichten. Indien er
evenwel bij Burg. en Weth. geen bezwaar tegen zou bestaan
om mijn amendement over te nemendan zou verdere discussie
vanzelf overbodig zijn.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik kan niet ontkennen,
dat op mijevenals op den heer de Lange en zeker op alle
leden van den Raad, deze zaak een allertreurigsten indruk
heeft gemaakt. Wij hebben na het ontvangen van uitvoerige
gegevens besloten tot het bouwen en inrichten van een sana
torium voor 145000.Er is ons toen uiteengezet en aan
nemelijk gemaakt, dat wanneer het sanatorium zou kosten
145000.—, het zich vermoedelijk op den duur ongeveer zou
dekken.
Later is gebleken, dat de raming of het plan voor dat sana
torium niet behoorlijk doordacht was. Daarover hebben wij
den vorigen keer gesproken.
Toen is de zaakzoo meenden wij en zoo moesten wij meenen,
behoorlijk onderzocht; op dat onderzoek is een nieuwe begroo
ting gebaseerden bon gré mal gré hebben wij de toen voor
gestelde aanzienlijke verhooging moeten toestaan. En nu men
met den bouw bijna geheel gereed is blijkt, dat wat wij wenschen
onmogelijk kan gemaakt worden voor de som, welke wij heb
ben gevoteerd.
Deze geschiedenis moet bij ieder den indruk vestigen van
volkomen weerloosheid van den Raad, zoodat wij als wij een
maal een besluit hebben genomen, gedwongen zijn later alle
voorstellen goed te keuren, die noodig zijn om vroeger ge
maakte fouten van berekening en planvorming te herstellen.
Ik moet ook erkennen met verbazing te hebben gelezen en
herlezen sommige punten, die in het rapport staan, b.v. dat
een bedrag van 16400.bleek noodig te zijn om de fun
deeringen van het gebouw met het oog op den aangetroffen
veenachtigen bodem te verzwaren enz. Nu vraag ik, wat wij
zouden zeggenindien een van ons een gebouw had aanbesteed
en de architect zeide, dat het zooveel meer moet kosten dan
hij gedacht hadomdat de bodem ongunstig is. Wij zouden
verontwaardigd vragen: maar hebt gij dat dan niet behoorlijk
onderzocht
De op- en inrichting zou volgens het vorige genomen besluit
definitief kosten zooveel. Maar wat blijkt nu? Wij hebben
toen en dit is een verwijt dat ik aan ons allen maak
besloten tot een grooter gebouw met meer bedden, maar er
niet aan gedacht dat er dan ook meer bedden moesten worden
betaald. Dit eischt eene hoogere uitgave van 5000..Dat den
Raad op deze noodzakelijk met dat besluit in verband staande
uitgaaf door Burg. en Weth. niet is gewezen, acht ik op zijn
minst genomen zeer vreemd.
Hoe men nu eerst tot de verrassende conclusie komt, dat
het verbouwen van Rijngeest, zal dit aan billijke eischen be
antwoorden voor eerste klas-patienten, f 7750.meer moet
kosten, is mij een raadsel. Die bestemming heeft van den
beginne vastgestaan. Daaraan is niets veranderd.
En zoo is eigenlijk dit geheele stuk. Ik kan niet anders zeg
gen en aan die gevoelens heb ik uitdrukking willen geven
dan dat het op mij een allertreurigsten indruk maakt, dat
wanneer wij eenmaal een besluit hebben genomen, wij zoo
maar vastzitten aan alle verhoogingen, die men later blijkt
noodig te hebben, omdat het besluit het woord moet er uit
niet behoorlijk voorbereid was.
Of ik zal stemmen voor het amendement van den heer de
Lange, weet ik nietdat zal o. a. afhangen van de houding,
die het Dagelijksch Bestuur aanneemt. Wij moeten nu een
maal medewerken tot eene behoorlijke uitvoering van het werk,
waartoe is beslotenen ik schort mijn oordeel, of bij aanne
ming van dat amendement eene behoorlijke uitvoering mogelijk
is, op, totdat ik zal hebben gehoord de argumenten van het
Dagelijksch Bestuur en de argumenten, welke de heer de Lange
daartegenover zal geven.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Door de heeren de Lange en
Fockema Andreae is reeds met een enkel woord gesproken
over de 16400.die noodig zouden geweest zijn om de
fundeering te verzwaren ter oorzake van den veenachtigen
bodem. Mag ik naar aanleiding daarvan aan Burg. en Weth.
vragen, of zij de toelichting van dezen post voor hunne reke
ning nemen? Is het de waarheid, die hier staat? Ik voor mij
kom tot eene geheel andere conclusie, omdat de zwaardere
fundeering vanwege den veenachtigen bodem nog geen ƒ2000.
zal hebben gekost. Ik verwijs daarvoor naar de inlichtingen
door den Directeur der gemeentewerken verstrekt onder sub a.
De Voorzitter. Mag ik eerst eene kleine rectificatie geven
op hetgeen de vorige sprekers hebben beweerd Als de heeren
de stukken goed hebben gelezen, dan hebben zij daaruit
kunnen ziendat de fundeering wegens den veengrond
2336.— meer heeft gekost; en die ƒ2336.— vormen een
onderdeel van de ƒ16400.— daarin zijn ook allerlei andere
wijzigingen begrepen, die n.l. sub c.
Wat nu overigens aangaat de teleurstelling, die deze mede-
deeling en het voorstel van Burg. en Weth. heeft gewekt
daarin kunnen wij volkomen deelen; wij zijn niet minder
teleurgesteld dan de Raad. De heer Fockema Andreae heeft
gesproken van de weerloosheid van den Raadik zou daar
willen bijvoegen de weerloosheid van Burg. en Weth. Men
moet in aanmerking nemen dat het verbazend moeilijk is om
op een gegeven oogenblik, als een werk in uitvoering is, in
te grijpen; en voorts niet vergeten dat er is geweest een
overgang van chefs. Dit werk is begonnen onder den vorigen
Directeur van gemeentewerken, en onder zijn opvolger, die
wellicht omtrent onderdeelen andere inzichten had, verder
voortgezet. Het kan zijn dat de Commissie voor het gesticht
»Endegeest", die het toezicht heeft op den bouw van het
Sanatorium, zich misschien eerder op de hoogte had moeten
stellen; maar een verwijt kan hier Burg. en Weth. niet
treffen, waar zij juist bij de laatste aanbesteding van de ver
bouwing van het paviljoen gezegd hebben: wij gunnen dit
werk niet, want wij hebben vernomen, dat er overschrijding
is van de toegestane credietenwij gunnen nu dat werk niet
voordat wij en de Raad geheel en volkomen op de hoogte
zijn van den finantieelen toestand, en daarna kan de Raad
verder beslissen.
In deze aangelegenheid kan men wel zeggen, dat men met
niemand anders te maken heeft dan met Burg. en Weth.
dat is theoretisch geheel juist maar men moet den feitelijken
toestand ook in het oog houden. Wij weten, dat het toezicht
bij den aanbouw van het sanatorium op dezelfde wijze zou
geschieden als bij den bouw van Endegeest, dus onder het
toezicht van de Commissie van Endegeest en alzoo is ook ge
schied; de heer de Lange weet dat als lid van de Commissie
van fabricage nog beter dan andere raadsleden. Als de bouw
van het sanatorium en de verschillende aanbestedingen daarbij
geschied waren zooals te doen gebruikelijk is bij andere aan
bestedingen van de gemeente, dan zou natuurlijk het toezicht
op die werken, en elke inschrijving in handen van de Com
missie van fabricage geweest zijn. Hoe nu de heer de Lange,
die heel goed weet hoe de vork in den steel zit, Burg. en