84
DONDERDAG 5 JUNI 1902.
2°. het bedrag der voor den bouw van het Sanatorium be
schikbaar gestelde gelden thans te verhoogen meta. de gelden,
noodig door het verschil tusschen de raming en de laagste
inschrijving voor den bouw van het Sanatorium c a. ad 7000.—
en b. de gelden méér benoodigd dan vroeger geraamd is voor
de verbouwing en inrichting der villa Rijngeest ad 7750.—,
te zamen alzoo ƒ14750.en over te gaan tot de vaststelling
van een suppletoiren begrootingsstaat tot een bedrag van
ƒ14750.—;
3°. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen voor de
regularisatie der overige voor het Sanatorium nog benoodigde
gelden een voorstel te willen indienen, nadat de aannemer
van bestek n°. 7, dienst 1901, de gebouwen voor de eerste maal
beeft opgeleverd.
Zal worden behandeld bij punt 22 der agenda.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
1°. dat van de bij de Rijnlandsche Bank in prolongatie be
legde gelden ad ƒ80,000.op 2 Juni j.l. ƒ20,000.— is opge
zegd, zoodat nog in prolongatie belegd blijft een bedrag van
ƒ60,000.—.
2°. dat aan den met 1 Mei 1902 eervol ontslagen stadswerk
man C. van Eyk een pensioen is toegekend van ƒ208.—, be
rekend naar een diensttijd van 27 jaren en 26 dagen en een
pensioensgrondslag van 457.30
3°. dat aan den met 1 Mei 1902 eervol ontslagen Comman
dant der brandweer een pensioen is toegekend van 133.—,
berekend naar een diensttijd van 12 jaren en 3 maanden en
een pensioensgrondslag van ƒ650.—.
Aan de orde is
I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers in
het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot leden
of plaatsvervangende leden in de stembureaux vóór de ver
kiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
de Provinciale Staten en den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. n°. 128).
De Voorzitter. Mag ik den heeren Korevaar, Witmans en
Timp verzoeken voor deze en de volgende benoemingen met
mij het stembureau uit te maken?
Benoemd worden achtereenvolgens met algemeene stemmen
Voor Kiesdistrict I, de heeren:
W. A. Affourtit.
D. J. v. Amerom.
H. van Andel.
J. S. Arnold.
A. van Asperen.
Dr. A. G. de Baas.
C. A. Bader.
Dr. E. F. v. d. Sande Bakhuyzen.
Dr. A. Beets.
D. Beuth.
M. R. Beuth.
G. J. Bik.
T. Bik.
A. Boekwijt.
Dr. P. A. A. Boeser.
J. A. Bos.
H. H. Breuning.
C. Christiaanse Jr.
Mr. H. M. A. Coebergh.
A. Corts.
J. P. Creyghton.
S. C. van Doesburgh.
G. van Driel.
A. H. Dros.
H. C. A. van Duuren.
M. J. L. Ente.
C. G. H. H. W. Geesink.
Dr. H. D. van Gelder.
F. G. H. Gerlings.
A. Goekoop.
C. Goekoop.
Mr. J. H. Goudsmit.
D. Hartevelt H.Cz.
Dr. D. C. Hesseling.
A. J. den Hollander.
J. M. van Houten.
Dr. D. A. de Jong.
Dr. A. Kluyver.
C. H. Kouw.
S. Kutsch Lojenga.
A. J. de Lange.
WL A. van Lith.
J. Mersie Bruijn.
W. C. Mulder.
H. L. van Nifterik.
P. van Outeren.
A. Parmentier.
H. Paul.
A. L. Reimeringer.
N. F. Reijst.
W. de Rooy.
A. P. W. Sanders.
H. M. Sasse.
K. L. v. Schouwenburg.
C. F. Schudel.
F. A. W. Schudel.
Mr. W. Sipkes.
F. de Stoppelaar.
W. J. Suringar.
J. P. Trap.
J. A. van der Valk Bouman.
W. F. Verhey van Wijk.
Dr. G. van Vloten.
Mr. H. Vos.
A. D. Vijgh.
M. v. d. Wal.
H. P. T. van Wensen.
J. F. Wolterbeek.
J. C. Zaalberg.
Voor Kiesdistrict II, de heeren:
A. J. van Achterberg.
P. Alma Lz.
J. Arnoldy.
Dr. P. J. Blok.
J. M. Baron van Boecop.
J. C. Borger.
E. Bouma Nieuwenhuis.
N. Brouwer.
P. J. Burgersdijk.
Mr. H. H. Cornelissen.
M. C. F. J. Cosijn.
A. Couvée P.Jz.
P. E. Cunaeus.
Dr. D. A. H van Eck.
M. J. Eigeman.
E. Fransema.
Dr. J. W. C. Goedhart.
E. Groen.
A. v. d. Harst.
J. Hartevelt Az.
J. J. van Hoeken.
H. J. Jesse.
J. de Josselin de Jong.
C. J. Leendertz.
Dr. J. W. Lem.
Mr. J. C. v. d. Lip.
H. B. van Maaren.
W. Massink.
H. Meinesz.
C. Peltenburg.
S. J. le Poole.
Dr. L. Punt.
Dr. F. Pijper.
G. F. Reijst.
T. H. Ritman.
J. Roem.
Dr. J. J. Salverda de Grave.
Dr. L. H. Siertsema.
C. van Spall.
N. J. Stallinga.
F. H. Verster.
G. de Vink.
Dr. S. G. de Vries.
C. Wassenaar.
P. Werkman.
J. Wuyster.
F. C. Zuurdeeg.
Voor Kiesdistrict III, de heeren:
Mr. P. M. von Baumhauer.
A. J. Binnendijk.
B. Blankenberg.
H. J. Blommendaal.
E. J. Bomb Jr.
J. Broekman.
H. L. A. van Campen.
L. J. Cohen.
L. G. v. Dorp.
C. T. Driessen
P. Fontein Jr.
J. P. Fonteyn.
J. J. P. de Graaf.
J. M. P. de Graaf.
G. Groen.
W. J. van Harteveld.
C. A. Ileykoop.
A. J. van Hoeken.
J. W. Hoogenstraaten.
G. F. Japikse.
A G. Kloots Jr.
B. J. P. de Koning.
M. J. H. v. d. Koog.
J. H. J. Kuypers.
H. J. Labree Jr.
Dr. P. L. Muller.
H. J. van Nouhuys.
C. M. Pleyte Wz.
Ph. Rank Dz.
F. van Romburgh.
H. H. van Romburgh.
F. G. Rosier.
Veilbrief.
W. F. K. Versteeg.
II. Benoeming van een Commissaris der gemeente bij de
Leidsche Duinwatermaatschappij.
De heer L. Driessen. M. d. V. Mag ik omtrent bet punt
dat nu aan de orde is eene enkele vraag tot U richten? Ik
wilde weten of het ook de bedoeling van Burg. en Weth. is
den te benoemen gemeente-commissaris eenig tractement of
emolument toe te kennen. Ik geloof, dat het niet algemeen
bekend is, dat de afgetreden functionaris geen enkele tege
moetkoming voor zijn moeite heeft genoten, zelfs meen ik dat
de heer Verhey van Wijk in de laatste jaren niet eens de
kosten van zijn bezoek aan de werken te Katwijk in rekening
heeft gebracht. Dit acht ik minder goed en het komt mij
daarom voor, dat aan den te benoemen gemeente-commissaris,
in aanmerking nemende de niet geringe verantwoordelijkheid,
die aan de betrekking verbonden is, wel eenige tegemoet
koming behoort te worden verleend.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben hieromtrent geen
bepaalde meening, maar ik wil wel zeggen, dat als de ge
meentecommissaris een belooning of toelage krijgt uit de
gemeentekas, men dan geen raadslid tot commissaris kan
benoemen, daar deze dan zou moeten ophouden lid van den
Raad te zijn. En Burg. en Weth. meenen, dat het toch wel
gewenscht is, dat de commissaris van de gemeente bij de
duinwatermaatschappij is een lid van den Raad.
Wat betreft het niet gebruik maken van de belooning, die
door de duinwatermaatschappij voor den commissaris wordt
beschikbaar gesteld, waar de heer Driessen dit zegt, nemen
wij dat natuurlijk aan. Ik wensch in herinnering te brengen,
dat bij het vaststellen van de statuten van de duinwater
maatschappij dit punt ter sprake is gekomen en dat toen
een van de leden heeft voorgesteld bij het artikel, dat luidde
dat 5% van de overwinst verdeeld zou worden tusschen de
directie en de commissarissente voegen«uitgezonderd de
commissaris van de gemeente," en dat dit amendement met
één stem meerderheid verworpen is, zoodat de commissaris
daaruit de gevolgtrekking kan maken, dat hij althans bevoegd
is gebruik te maken van een gedeelte van die 5%. Wij
hooren intusschen nu van den heer Driessen, dat daarvan
geen gebruik gemaakt isen nemen dat natuurlijk aan.
Maar wat de vi aag aanbelangt kan ik niet anders antwoorden
dan dat Burg. en Weth. meenen, dat het wenschelijk is dat
deze Commissaris is een lid van den Raad. Heeft de Raad
daaromtrent eene andere meening en wenscht hij liever eene
benoeming buiten den Raad, en den Commissaris te bezol
digen, dan staat het natuurlijk den Raad vrij van zijn ge
voelen te doen blijken.