80
DONDERDAG 15 MEI 1902.
Opgemerkt mag worden dat 12 gulden per week 624 gulden
per jaar bedraagt.
Nu wordt bij de politie-agenten in rekening gebracht, dat
zij hebben eene toelage voor kleeding, die wordt berekend
op 92.— Voor ons echter is eenigszins de vraag welke
waarde die kleeding vertegenwoordigt voor den politie-agent,
En dan is de werkelijke waarde voor den politie-agent in
de verte niet het bedrag wat als zoodanig daarvoor wordt
uitgegeven. In aanmerking dient te worden genomen, dat de
politie-agent naast zijne politie-kleeding nog burgerkleeding
noodig heeft, want zoodra hij buiten dienst is mag hij hoe
genaamd niet in zijn tenue op straat verschijnen zonder toe
stemming van den commissaris. Hij is dus verplicht er een
kleeding op na te houden, waarin hjj zich op straat kan
vertoonen. En in de tweede plaats dient hij er nog een
kleeding op na te houden voor de menigvuldige keeren, dat
hij in burgerkleeding dienst moet doen. Die Jburgerkleeding
moet hij uit zijn privé betalen. Wat dus %aan werkelijke
waarde overblijft van de toelage voor kleeding meen ik dat
een zeer klein bedrag zal wezen. Wordt daarvoor berekend
f 24.— dan komt hij nog maar gelijk te staan met een werk
man, die f 12.— per week verdient Evenwel, wanneer het
voorstel van de heeren Bosch en van Tol wordt aangenomen,
dan vallen daarin tevens de politie-agenten en is daarmede
voldaan aan eene behoefte aan den eenen kant en aan een
recht aan den anderen kant voor eene belangrijke catagorie
van werklieden.
De Voorzitter. Om regelmatig te kunnen doorgaan wensch
ik nu terug te keeren tot het amendement van de heeren
Bosch en van Tol.
Daaromtrent wil ik dan alleen meedeelen, dat ik eene kleine
finantieële berekening heb laten maken van wat de aanneming
van het amendement aan de gemeente zal kosten; n.l. alleen voor
de mannelijke ambtenaren, dus zonder de vrouwen, zoowat
2000.— 'sjaars. Nu is dat op zichzelf niet erg, maar waar
de gemeente voor de pensioenregeling reeds 17.500.— per
jaar uitgeeft, mogen wij er nog wel eens tweemaal over
denken, of we nog 2000.— daarop zullen leggen; dat wordt
dan natuurlijk 19.500.—Door voorstellen van Raadsleden
zijn reeds meermalen de jaarlijksche uitgaven verhoogd, en
nu mag het wellicht niet goed zijn te dikwijls te waarschuwen
tegen de finantieele gevolgen van die voorstellen, omdat, als
men zoo dikwijls »wolf! wolf!" roept, dat geen invloed meer
heeft, maar toch wil ik wel waarschuwen, dat de Raadsleden
raar zullen opkijken, als zij de begrooting voor het volgende
jaar zien en wat het percentage van de inkomstenbelasting
dan zal moeten worden.
M. i. eischt de voorzichtigheid eerst af te wachten hoe de
finantieele toestand in de volgende jaren zal zijn, alvorens
nu alweder tot traktementsverhooging over te gaan.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Met genoegen M. d. V.
verneem ik de waarschuwende stem van Burg. en Weth.
dat wij zuinig moeten wordeneigenaardig is het echter dat
die stem meestal komt als een onzer een kleine verhooging
van dezen of genen post wenscht voor te stellen.
Dat de begrooting voor 1903 er heel anders zal uitzien en
er veel meer belasting zal moeten geheven worden dan in
1902, bevreemdt mij niets. Reeds bij de behandeling in 1901
van het voorstel tot verhooging der jaarwedden van de leeraren
aan de Hoogere Burgerschool, heb ik Burg. en Weth. gewaar
schuwd en te kennen gegeven tegen die verhooging te zullen
stemmen met het oog op de toekomst omdat na die verhoo
ging ons nog anderen te wachten stonden.
Welnu, de gevolgen zijn niet uitgebleven, de eene vóór,
de andere na, allen op voorstel van Burg. en Weth.
De heer van Kempen. Wanneer wij gelden beschikbaar
stellen voor afbeeldingen van dooden op te knappen, dan
gevoel ik er nog meer voor dit te doen om menschen, die
kunnen werken en willen werkeneen menschwaardig bestaan
te verzekeren.
De Voorzitter, Dat klinkt heel mooi. Maar U vergeet dat
de kosten, benoodigd om die voorwerpen van kunst voor het
nageslacht te bewaren, slechts drie jaren duren en dan zijn
wij er af; maar traktementsverhoogingen, eenmaal gevoteerd,
kómen elk toekomend jaar opnieuw op de begrooting.
De heer van Kempen. Die schilderijen geven ons alleen een
aesthetisch genot, terwijl het hier geldt menschen, die goede
diensten praesteeren.
De heer Bosch. Ik zou gaarne nog antwoorden op hetgeen
door den heer de Lange is gezegd. De heer de Lange zegt,
dat hij niet kan steunen het voorstel door mij en den heer
van Tol gedaan, omdat hij de werklieden bij groepen wil
beschouwen en niet bij grenzen van salarieeringomdat
wanneer dat gebeurt, veel willekeurigheid ontstaat. Ik neem
de vrijheid daartegenover op te merkendat diezelfde wille
keurigheid altijd blijft bestaan. Ook in dezelfde groep heeft
het eene gezin 't veel hooger noodig dan het anderein het
eene zijn meer kinderen, of heeft men met ziekte te kampen
of andere omstandigheden, die buiten onze berekening liggen,
of wel er is een minder zuinige huisvrouw. Al deze dingen
geven den doorslag en maken het voor den een moeilijk en
voor den ander gemakkelijk om toe te komen. Maar één ding
is door den heer de Lange voorbijgezien, n.l. dat ons voor
stel omvat een groep, die het minstens even noodig heeft
als de groep van de werklieden. Wanneer wij van de werk
lieden af opklimmen, dan is er bijna geen enkele werkman,
die boven de 12.verdient. Daarboven zijn het meest de
kleine ambtenaren, die het in hunne positie even moeilijk
hebben om hun stand op te houden als de werklieden. Beide
groepen verkeeren in de positie van te behooren tot de klasse
der minimum-lijders. Hen nu voorbij te gaan tegenover de
tegemoetkomende houding, die Burg. en Weth. aannemen
tegenover de werklieden, acht ik niet geschikt, om den lust
in hun arbeid te verhoogen. En ik acht het ook niet recht
vaardig.
Dat dit geld zal kosten, wisten wij van te voren. Maar
waar de gemeente niet heeft opgezien tegen eene verhooging
van salaris voor hen, die betrekkingen hebben, waarin zij
zich reeds veilig mochten rekenen tot de meest bevoorrechten
te behooren, en waar b. v. voor het onderwijzend personeel
eene groote som is toegestaan, daar meen ik, dat wij voor
deze categorie van ambtenaren wel degelijk eene kleinigheid
in vergelijking met die andere sommen mogen toestaan.
De heer Pera. Ik wenschte nog wel eene enkele opmerking
te maken, mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van uwe
woorden, waarmede U ons een zekeren schrik inboezemde bij
de gedachte aan de aanbieding van de volgende begrooling.
In dat opzicht wil ik opmerken, wanneer het percentage der
inkomstenbelasting hooger zal en moet worden, daarbij toch
niet van zoo groote beteekenis is de verhooging, die hier wordt
voorgesteld. Vooreerst is reeds vastgesteld eene zekere toelage;
daartoe heeft de Raad vrij eenstemmig medegewerkt. Daar
mede is erkend, dat eene zekere bijdrage te schenken voor dit
uitnemende doel wel als plicht mag worden beschouwd. Dus
loopt het ten slotte over de paar duizend gulden als gevolg
van wat hier in het midden wordt gebracht. Nu kan het best
wezen, dat de volgende begrooting er niet gunstig zal uitzien,
maar dan komt dat toch hoegenaamd niet hoofdzakelijk door
wat de gemeente zal moeten uitgeven voor deze verzekering;
daarvoor zijn dan nog geheel andere oorzaken en van veel
grooter beteekenis. Ik zeg dit, opdat men niet straks zal zeg
genkijk, daar heelt men nu de gevolgen van den meerderen
steun aan de werklieden verleendomdat er voor een verhoogd
percentage andere oorzaken zullen zijn van veel grooteren
invloed.
De heer de Lange.'Er is principieel tusschen den heer Bosch
en mij weinig verschil. De heer Bosch oordeelt, dat in het
algemeen de ambtenaren met eene bezoldiging tot 750.
eene zekere verhooging noodig hebbenik wil alleen, alvo
rens te besluiten, onder het oog hebben, welke ambtenaren
dat zijn. Daarom heb ik gezegd, hen liever groepsgewijze te
willen behandelen, om niet zoo in den blinde in dezen te
beslissen. Ik zou er daarom prijs op stellen, dat wij eerst
konden weten welke ambtenaren het betreft; en omdat ik
dat nu niet weet, kan ik aan dat amendement mijne stem
niet geven.
Wat betreft de politie-agenten, geloof ik, dat dezen thans
wat haastig zijn omdat zij, volgens mijne opvatting, verleden
jaar de eersten zijn geweest wier loon verhoogd is.
De Voorzitter. Indien niemand meer het woord verlangt,
zal ik het amendement in stemming brengen. Ik herinner er
nog wel aan, dat de meerdere kosten zullen bedragen onge
veer ƒ2000.
Het amendement van de heeren Bosch en van Tol, in
stemming gebracht, wordt vervolgens aangenomen met 18
tegen 11 stemmen
Vóór stemmen de heeren: Sijtsma, Witmans, Bosch, P. J.
Mulder, Pera, Zaaijer, Fockema Andreas, A. Mulder, Drucker,
van Kempen, de Goeje, Kaiser, Hasselbach, van Dissel, Kerstens,
Timp, van Tol en Bots.
Tegen stemmen de heerende Lange, A. J. van Hoeken J.Jz.,
van Hamel, Aalberse, Kroon, de Vries, Korevaar, Dekhuyzen,
J. P. Driessen, P. J. van Hoeken en Juta.
De Voorzitter. Wenscht de heer de Lange nu nog een
amendement in te dienen om 30 ct. te veranderen in 40 ct.?
De heer de Lange Ja, mijnheer de voorzitter, want nu is
wel geholpen de groote categorie van de kleine ambtenaren,
maar zij, die het 't hardst noodig hebben, zijn het minst ge
holpen. De bezwaren voor hen, die ƒ8.per week verdienen,
zijn niet verminderd door aanneming van het amendement;
en die bezwaren wegen bij mij het allerzwaarst. Ik heb dus